Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Zweefvliegen boven Nederland verveelt nooit

Op zomercursus: ‘Hoe verder bij de Randstad vandaan, hoe meer vrijheid je hebt’

Op een mooie zomerse dag kun je ze door de lucht zien cirkelen: zweefvliegtuigen. Redacteur Arianne Ramaker duikt ook in de wereld van wind en thermiek en volgt een introductiedag bij de Overijsselse Aeroclub Salland: “Dit verveelt nooit!”

Deel:

De bolle kap van plexiglas valt met een harde klap dicht. Zonder het verfrissende windje is het meteen verzengend heet in de cockpit. Ik kijk voor me: in de verte staat een felrode lier – een trekwerktuig ter grootte van een vrachtwagen –, die ons zo meteen met een kilometer lange kabel de lucht in zal slingeren. “Kabel strak!” roept een jongen die het puntje van de linkervleugel vasthoudt. Terwijl het vliegtuig onder luid gekraak over het grasveld hobbelt, rent hij de eerste paar meter met ons mee en houdt zo het toestel in evenwicht. Plotseling zie ik de grond razendsnel onder me verdwijnen. Ik hoor mezelf een achtbaangil slaken. Vanuit de stoel achter me lacht vlieginstructeur Hans den Besten (62) me toe: “Life is good, we vliegen!”

Brief naar 'Willem Wever'

Dit is niet mijn eerste kennismaking met zweefvliegen. Als 11-jarig meisje zag ik mijn vader – toen nog met een borstelige jaren-90-snor – met een zenuwachtige glimlach in zo’n zelfde wit gevaarte stappen. Voor zijn 40e verjaardag gaf mijn moeder hem een dagje zweefvliegen cadeau. Toen al vond ik het fascinerend dat zo’n kunststof voorwerp ‘zomaar’ in de lucht bleef hangen. Daarom schreef ik een brief naar het kinderprogramma Willem Wever met de vraag ‘Hoe gaat een vliegtuig de lucht in?’ Ik hoefde niet zonodig op tv, maar hoopte vooral dat ik óók een keertje mocht vliegen. Helaas stuurde ‘Willem’ slechts een beleefd kaartje met de mededeling dat mijn vraag op de grote stapel was beland.

Een paar weken geleden vloog ik nog tussen acht ooievaars

Meer vrijheid in Overijssel

Nu, meer dan twintig jaar later, krijg ik bij Aeroclub Salland een nieuwe kans om de wereld van het zweefvliegen te ontdekken. Na een korte briefing voor alle vliegers over de weersverwachting, voeg ik me bij de vier andere introducés in het instructielokaal. “De geschiedenis van het zweefvliegen in een paar zinnen?” begint gepensioneerd KLM-piloot Hans de korte theorieles. “In 1891 sprong de Duitse uitvinder Otto Lilienthal van een heuveltje en maakte hij voor het eerst een zweefvlucht van meer dan 25 meter. Het bleek het begin van de luchtvaart. Nadat Duitsland de Eerste Wereldoorlog had verloren, mocht het land geen gemotoriseerde luchtvaart meer verrichten. Daarom hebben ze zich toegelegd op het zweefvliegen. Sindsdien is Duitsland het leidende land qua zweefvliegen: de meest geavanceerde kisten komen daarvandaan.”

Zweefvliegen cursus
'Als 11-jarig meisje zag ik mijn vader met een zenuwachtige glimlach in zo'n zelfde wit gevaarte stappen.' (Beeld: Jelte Bergwerff). Credits: Jelte Bergwerff.

“Dan over het luchtruim,” vervolgt hij, terwijl hij naar een grote landkaart aan de muur wijst. “Hier zie je hoe allerlei lijnen Nederland opdelen in gebieden. Dit gebied boven Noord-Holland is gereserveerd voor de grote luchtvaart: je mag er wel onderdoor tot zo’n 400 meter hoogte, maar niet erin.” Zijn blik verschuift naar het oosten: “Hoe verder bij de Randstad vandaan, hoe meer vrijheid je hebt. Hier, boven Overijssel, mogen we tot maximaal twee kilometer hoogte gaan. Hoger is natuurlijk leuker, maar voor zo’n dag als vandaag hebben we hier meer dan genoeg aan.”

'Zonder snelheid vlieg je niet'

Na ongeveer een uur theorie staan we tussen de vliegtuigen op een grasveld van een kilometer lang en een paar honderd meter breed. Terwijl een kleine vrachtwagen zes kabels van de lier naar de vliegtuigen brengt, staan wij in een kringetje om een toestel en legt Hans ons de ins en outs van de cockpit uit. Hij beweegt de stuurknuppel heen en weer: “Kijk eens naar de achterkant van de vleugels. Daar zie je een aantal kleppen op en neer gaan.” Dan buigt hij voorover en duwt hij een voetpedaal in: bij de staart beweegt een verticale klep naar links. “Dit lijkt op een roer zoals je dat ook op boten hebt,” licht hij toe.

Start bij zweefvliegen
“Het eerste wat je moet doen als de kabel knapt?” vraagt Hans. “Direct je neus naar beneden sturen om je snelheid zeker te stellen.". Credits: Jelte Bergwerff.

Hij wijst naar de hoogtemeter op het dashboard: “Bij het opstijgen roep ik altijd hardop dat we op honderd meter hoogte zitten. Als de kabel breekt vóórdat we op honderd meter zijn, landen we rechtuit op het startveld. Zitten we hoger, dan maken we nog een landingsrondje.” Ik slik en kijk naar de kunststof kabels, die inmiddels in het gras klaarliggen. Opeens zien ze er dun en fragiel uit. “Het eerste wat je moet doen als de kabel knapt?” gaat Hans onverstoord verder, terwijl hij de groep vragend aankijkt. “Direct je neus naar beneden sturen om je snelheid zeker te stellen. Zonder snelheid vlieg je niet, maar val je uit de lucht.”

Gelukkig kan ik niet lang over knappende kabels nadenken, want de andere introducés – vier mannen – schuiven me naar voren als het eerste ‘slachtoffer’ (“Dames gaan voor, hè?”). Voor ik het weet, scheren we met 90 kilometer per uur door de lucht en geeft de hoogtemeter 400 meter aan. Met een klik koppelt Hans de kabel los. We zweven! De lucht suist langs de vleugels. Ik vergaap me aan het uitzicht op de Hollandse lappendeken, opgesierd met een paar kleine dorpjes en de Overijsselse Vecht, die er speels doorheen kronkelt.

Bloemkoolwolkjes

“We gaan even een rondje vliegen,” verbreekt Hans de stilte vanuit de stoel achter me. “Zie je die meter links voor je op het dashboard? Het wijzertje staat nu op de één. Dat betekent dat we één meter per seconde stijgen. We zitten midden in een opstijgende warme luchtstroom: een thermiekbel.” Ik voel hoe hij met de knuppel en voetpedalen rustig naar rechts stuurt. Als over een soort onzichtbare wenteltrap klimmen we heel geleidelijk naar de 600 meter. “Dit verveelt nooit!” roept Hans boven het gesuis van de wind uit. “Ik heb jaren met Boeings en Airbussen gevlogen, maar dit is een heel pure manier van vliegen.”

Dan laat Hans de knuppel los: “Je wilde zelf ook leren vliegen, toch? Probeer het vliegtuig eens een
Dan laat Hans de knuppel los: “Je wilde zelf ook leren vliegen, toch? Probeer het vliegtuig eens een stukje rechtdoor te laten vliegen.". Credits: Jelte Bergwerff.

Vlak onder ons zie ik een roofvogel met gespreide vleugels dezelfde rondjes draaien. “Leuk dat je dat ziet,” reageert Hans enthousiast. “Ze zijn hier nog veel beter in dan wij. Ik heb weleens meegemaakt dat zo’n buizerd vlak langs de cockpit scheerde. En een paar weken geleden vloog ik hier nog tussen acht ooievaars, want die maken ook gebruik van thermiek.” Hij lacht: “Wij zien dingen, joh… Daar is David Attenborough (brein achter tientallen BBC-natuurdocumentaires, red.) nog jaloers op.”

Schokkerig en slingerend

Dan laat Hans de knuppel en pedalen los: “Je wilde zelf ook leren vliegen, toch? Probeer het vliegtuig maar eens een stukje rechtdoor te laten vliegen. Maak een ‘foto’ van de horizon, en hou dat vast.” Met klamme handen pak ik de stuurknuppel beet. Ik maak een minieme beweging, en ontdek meteen hoe gevoelig het vliegtuig is. De linkervleugel beweegt naar beneden en we maken een draai. “Als je ook maar een klein beetje helt, verander je van koers,” waarschuwt Hans me. Ik stuur naar rechts, maar te ver en bovendien naar boven. De horizon schommelt de andere kant op. Op het metertje zie ik hoe we snelheid verliezen, dus duw ik de neus snel weer naar beneden. Zo soepel als we ons daarnet nog door de lucht bewogen, zo schokkerig en slingerend vliegen we nu. “Laat de knuppel eens los,” tipt Hans. Ik doe het, en als vanzelf hangt de kist weer recht in de lucht.

Vast parcours voor de landing

Inmiddels zijn we een paar honderd meter gezakt, dus neemt Hans de stuurknuppel weer van me over. We maken ons klaar voor de landing. “Weet je nog waar het vliegveld is?” vraagt Hans. Ik kijk om me heen. Dan zie ik de kleine witte kruisjes van de vliegtuigen die nog op de grond staan. “We leggen altijd een vast parcours af voor de landing,” legt hij uit. “Zo ziet de rest ook dat we gaan landen. Zonder motor kunnen we natuurlijk geen doorstart maken, dus het moet in één keer goed.”

Lees ook: Met 30 kilometer per uur over het water zoeven
Lees ook: Met 30 kilometer per uur over het water zoeven

We vliegen eerst parallel langs het veld naar het oosten, maken een bocht naar het zuiden en zetten dan koers op het landingsveld richting het westen. Hans vervolgt: “Of je nu een Boeing of een zweefvliegtuig bestuurt, nu moet je twee dingen doen: buiten mikken waar je wilt landen, en binnen de snelheid in de gaten houden.” Ik kijk naar de snelheidsmeter: we gaan 100 kilometer per uur. De neus van het vliegtuig helt naar beneden en we dalen snel. “Vlak voor de landing halen we de verticale snelheid eruit,” licht Hans toe, “en dan kussen we de grond als het goed is.” Ik zet me schrap. Alsof het vliegtuig protesteert, dendert het krakend en hobbelend over het grasveld: we zijn er weer. Hier laten de wonderlijke wetten van de thermiek ons niet langer zweven, maar zet de zwaartekracht ons met beide benen op de grond.

Zweefvliegfeitjes: hoe werkt thermiek en wat is een glijgetal?

  • Nederland heeft zo’n veertig zweefvliegverenigingen, met in totaal rond de 3.500 vliegers. Aeroclub Salland – een van de grotere clubs – is opgericht in 1971, en viert dit jaar zijn 50e jubileum.
     
  • Zweefvliegers maken gebruik van stijgende lucht – ook wel thermiek genoemd – om al cirkelend hoogte te winnen. Thermiek ontstaat door de zon: doordat de lucht boven een akkerland sneller opwarmt dan boven een grasveld, gaat de warme lucht stijgen. Als de lucht eenmaal boven weer afkoelt, condenseert het en ontstaat er een bloemkoolvormig wolkje: een cumuluswolk. Door dit soort wolken weten vliegers waar ze de thermiek moeten zoeken.
     
  • De prestatie van een zweefvliegtuig drukken vliegers uit met een ‘glijgetal’. De meest geavanceerde kisten vliegen nu bijvoorbeeld 1 op 50: als het vliegtuig een meter zakt, glijdt het 50 meter vooruit. Als je dus door thermiek op anderhalve kilometer hoogte bent gekomen en daarna weer een kilometer zakt, kun je dus zo’n 50 kilometer afleggen. Door van thermiekbel naar thermiekbel te zweven, kunnen vliegers uren in de lucht blijven en wel 500 kilometer afleggen. Zonder motor!



Beeld: Jelte Bergwerff

Geschreven door

Arianne Ramaker

--:--