Zuid-Soedan: een vergeten tragedie
‘Als niemand ons helpt, weet ik niet of we dit overleven’
Terwijl Oekraïne het wereldnieuws domineert, is Zuid-Soedan een vergeten tragedie. Conflicten, overstromingen en alarmerende voedseltekorten teisteren de jongste natie op aarde. In het kielzog van een team van EO Metterdaad reizen we erheen: zijn er lichtpuntjes te vinden in de duisternis?
Reis niet naar Zuid-Soedan. Het is te gevaarlijk om daarheen te reizen.
Wat uw situatie ook is: ga er niet naartoe.
Dit advies van het ministerie van Buitenlandse Zaken liegt er niet om. Maar sommige verhalen moeten, ondanks mogelijke risico’s die ermee gemoeid zijn, worden verteld. Na uitvoerig overleg tussen EO Metterdaad en lokale contactpersonen reizen we daarom toch af naar Zuid-Soedan.
Maalstroom van misère
Eind oktober vliegen we naar de hoofdstad Juba. Daarna brengt een VN-toestel ons naar de tweede stad van het land: Wau, in het noordwesten. Met de partners van EO Metterdaad in Zuid-Soedan (ZOA en Dorcas, die hier intensief samenwerken) gaan we enkele dagen op zoek naar lichtpuntjes in wat je wel een maalstroom van misère kunt noemen.
Aan de frontlinie
Zuid-Soedan, een van de armste landen ter wereld, kent een lange geschiedenis van conflicten en geweld. Tot overmaat van ramp staat het land volgens experts nu ook aan de frontlinie van de klimaatcrisis: extreem weer leidde in 2022 – net als in de drie jaar ervoor – tot verwoestende overstromingen, waar maar liefst twee derde van Zuid-Soedan mee te maken heeft – ook vanwege extreme neerslag in naburige landen, want Zuid-Soedan ligt laag. Medio oktober meldden de Verenigde Naties dat 900.000 mensen hierdoor zijn getroffen. Omdat zeer veel landbouwgrond onder water is komen te staan, lijden velen opnieuw honger. Volgens de VN gaat het om zo’n 65 procent van de bevolking: pakweg 7,75 miljoen mensen. Bijna drie miljoen van hen leven volgens diezelfde VN al “op de rand van verhongering”.
Eindelijk onafhankelijk
En dat terwijl het allemaal zo veelbelovend begon. Iedereen hier herinnert zich nog levendig hoe onvoorstelbaar groot
de vreugde was toen het overwegend christelijke Zuid-Soedan in 2011 na een referendum eindelijk onafhankelijk werd van het islamitische noorden. Na jaren van bloedige strijd lonkte opeens een nieuw, hoopvol toekomstperspectief.
Maar wat niemand verwachtte, gebeurde. Amper twee jaar later brak er een burgeroorlog uit tussen met name de troepen van president Salva Kiir Mayardit (behorend tot het Dinka-volk) en de aanhangers van zijn vicepresident, Riek Machar (een Nuer). In 2016 volgde opnieuw een burgeroorlog. Naar schatting zijn bijna vier miljoen Zuid-Soedanezen ontheemd geraakt, van wie er 1,9 miljoen in eigen land op de vlucht zijn geslagen.
Deze hut stond vol water, maar stortte gelukkig niet in
Geen ander leven
Verspreid over verschillende staten verblijven nog altijd vele duizenden ontheemden in door de VN opgerichte kampen.
Zoals de 32-jarige Toma. We ontmoeten haar op een schaduwrijk plekje in het grootste van de twee kampen die Wau telt. Ruim achtduizend mensen leven hier op een kluitje, vrijwel zonder voorzieningen. Een zee van vaalwitte tenten die dicht op elkaar staan, opgetrokken met bamboestokken en plastic zeil.
Het kamp bevindt zich pal naast het enorme terrein van de Verenigde Naties, dat verscholen ligt achter een metershoge muur, afgezet met prikkeldraad en door militairen uit Bangladesh bemande wachttorens.
“Ik kwam hier in juni 2016”, vertelt Toma, die moeder is van zeven kinderen. “Onze jongste was toen 2. Zij kent dus geen ander leven dan dit kamp.”
‘We kunnen geen kant op’
Als Toma herinneringen ophaalt aan de gevechten van die junimaand in de tweede burgeroorlog, staan haar ogen vol verdriet. “We woonden in Wau en hadden het relatief goed. Toen het geweld steeds dichterbij kwam, sloegen we – net als zovelen – halsoverkop op de vlucht, om onszelf in veiligheid te brengen.”
Met neergeslagen blik en zachte stem: “Van alle kanten klonken er schoten. Terwijl wij in paniek door de straten renden, sloeg mijn man plotseling hard tegen de grond: een kogel had hem dodelijk getroffen. Helemaal in shock rende ik verder met onze kinderen, die hun vader ook hebben zien sterven. Nu wonen we al ruim zes jaar hier. Ik heb geen man meer. Geen inkomen. De huurprijzen zijn enorm gestegen. We kunnen geen kant op.”
Hoe ziet ze de toekomst? “Aan de toekomst denk ik niet. Alleen aan overleven. We eten bijna niets. Ik voel me vergeten.”
Hun meest nijpende probleem
We spreken meer mensen zoals Toma, die vrijwel allemaal in juni 2016 vanuit Wau naar dit kamp zijn gevlucht. Stuk voor stuk vertellen ze ons soortgelijke verhalen. Over omgekomen familieleden, vrienden en collega’s. Over de trauma’s van toen, die nog altijd voortwoekeren in hun dromen en hun herinneringen. Over hun kinderen, die meestal niet naar school kunnen, omdat ze het verplichte schoolgeld onmogelijk kunnen betalen. Over alles wat ze verloren hebben.
En allemaal zeggen ze hetzelfde: het geld ontbreekt om buiten dit kamp een nieuw bestaan op te bouwen – áls ze zich al veilig genoeg voelen om dit tentenkamp te verlaten. Hun meest nijpende probleem? Voedsel.
Twee zoontjes
“In verband met grote tekorten deelt de VN sinds mei dit jaar geen eten meer uit in de ontheemdenkampen”, legt onze begeleider en tolk Valentino uit. Hij komt hier dagelijks; alle kampbewoners kennen hem. “Omdat er – op papier althans – sinds 2018 vrede is in het land,” vervolgt hij, “hebben de VN en de regering de intentie om ze te sluiten. Maar de duizenden die nu nog in de ontheemdenkampen zitten, kunnen – net als Toma – nergens anders heen.”
We zien aan vrijwel alle kampbewoners – zeker de kleine kinderen – dat ze onnatuurlijk mager of zelfs ondervoed zijn. Een gesprekje met een andere moeder moeten we zelfs al na een paar minuten afbreken: haar twee zoontjes, die zich aan haar benen vastklampen, blijven hartverscheurend huilen. Vanwege de honger.
Vereende krachten
In de beide ontheemdenkampen van Wau hebben EO Metterdaad-partners ZOA en Dorcas latrines, douches en diverse handpompen voor schoon drinkwater aangelegd. Dat heeft de leefomstandigheden en de hygiëne sterk verbeterd. En deze christelijke organisaties kunnen hier, in ieder geval voor een aantal mensen, ook iets doen tegen de schreeuwende voedseltekorten.
Dat blijkt als we wat verderop een groepje mensen ontmoeten die er dagelijks voor zorgen dat het uitgestrekte kampterrein min of meer schoon blijft. Met vereende krachten ruimt de groep vrijwilligers het afval op, dat vervolgens met een witte vrachtwagen wordt afgevoerd. Hiervoor krijgen ze een bescheiden bedrag per dag. Daarmee kunnen ze zelf wat voedsel kopen, om hun ergste honger te stillen. Een van hen is een graatmagere vrouw. Op haar smoezelige T-shirt prijkt het vervaalde woord ‘Holiday’ (vakantie).
Stukken zeep
“Een andere groep vrijwilligers geeft voorlichting over het belang van goede hygiëne in het kamp”, vertelt Valentino. “We distribueren maandelijks stukken zeep. Degenen die deze voorlichting geven, en zo allerlei ziekten terugdringen, krijgen van ons extra stukken. Die kunnen ze doorverkopen. Vanwege de torenhoge inflatie zijn de voedselprijzen helaas enorm gestegen, maar zodoende kunnen ze toch wat eten aanschaffen.”
Boeren en veehoeders
De volgende dag wacht ons een urenlange rit naar Tonj North. We gaan een van de vele gebieden in Zuid-Soedan bezoeken die zwaar zijn getroffen door overstromingen. Vrijwel alle oogsten zijn er verloren gegaan, en onbekende aantallen vee – een andere belangrijke bestaansbron – zijn verdronken. Een regelrechte ramp voor de lokale bevolking: boeren en veehoeders. De route voert vanuit Wau over hobbelige zandwegen; asfalt vind je alleen in de hoofdstad Juba. Zo nu en dan moeten we, luid toeterend, tussen tegemoetkomende geiten en koeien door manoeuvreren.
Vrijwel alle oogsten zijn verloren gegaan
Rieten puntdaken
Onderweg stoppen we af en toe, om met eigen ogen te zien welke schade de extreme regenval van de afgelopen weken heeft aangericht. We trekken onze rubberen laarzen aan: de vele naamloze nederzettingen – verspreide hutjes van klei, hout en rieten puntdaken – kun je nu alleen nog dwars door het water bereiken. Tal van die primitieve onderkomens zijn helemaal scheefgezakt of ingestort en onbewoonbaar geworden. Andere staan nog overeind, maar zijn vanbinnen nog steeds niet droog. De watervloed ebt amper weg: de grond is verzadigd van water. Duizenden mensen langs de lange weg naar Tonj North hebben een veilig heenkomen moeten zoeken op hoger gelegen land.
Angst voor regenseizoen
Een eenzame, oude vrouw met een jerrycan in haar hand komt ons tegemoet. Een grote, vuilwitte zak balanceert op haar hoofd. Met behoedzame passen en waakzame ogen waadt ze door het modderige water, waarboven muggen zoemen. Haar benen zijn nauwelijks dikker dan haar knoestige wandelstok. Als ze een camera ziet, maakt ze een afwerend gebaar.
“Zij is op zoek naar een betere plek om te wonen”, zegt Valentino’s collega Joseph, die ons vandaag begeleidt. “Iedereen hier wacht met vrees en beven op het volgende regenseizoen, dat in april begint. Zullen ze in 2023 voor het vijfde jaar op rij worden getroffen door extreem weer? De angst voor nog meer overstromingen is heel groot.”
Baby’tje
Bij een van de met riet gedekte hutten die we verderop aantreffen, met vloeren van aangestampte aarde, ontmoeten we Ayen. Een schriele kip fladdert kakelend naar buiten als ze ons voorgaat naar binnen. Nieuwsgierige kinderen drommen samen rond de lage deuropening.
Aan de toekomst denk ik niet
Hoe oud ze is? Ze heeft geen idee. Aan leeftijden doen ze niet in dit soort afgelegen gebieden, legt Joseph uit. Een jaar of 37, schat hij. Door de diepe groeven in haar gezicht oogt ze veel ouder. Maar zijn schatting kan kloppen, want het baby’tje in haar magere armen is – dat weet ze wel – tien maanden oud. Ayen, een weduwe, heeft in totaal zes kinderen. Wie de vader van deze baby is, wordt ons niet duidelijk.
Een kersttafereel
“Drie maanden geleden kregen we hier te maken met zware overstromingen”, vertelt ze. “Heel veel woningen in de omgeving zijn ingestort.” Met opgeheven handen: “Er is zo veel regen gevallen. Ook deze hut stond vol water, maar stortte gelukkig niet in.” Er staat één bed van bamboehout, waar een klamboe boven hangt. Er liggen ook twee geiten in de hut. De meeste kinderen slapen ’s nachts op een stuk plastic, op de harde aarden grond. Als het gezin – samen met Ayens broer – geduldig rond de baby en met de dieren poseert voor de foto, doet het eventjes denken aan een kersttafereel.
Bladeren eten
Rondom haar hut verbouwde ze altijd groenten, zoals iedereen hier. Maar door de overstromingen gingen vrijwel alle gewassen in de wijde omtrek verloren. Een catastrofe voor de plattelandsbevolking, die normaliter leeft van de opbrengst van het land. “We lijden allemaal honger”, zegt Ayen. “Dag en nacht.” Hoe overleven ze? “Met wat fruit dat we in de omgeving vinden. En door bladeren te eten.”
Heeft ze hoop? “Iedere dag bid ik of God iemand naar ons toe zal sturen om ons voedsel te geven.” Ze kijkt naar het slapende jochie op haar schoot, aait z’n gitzwarte krulletjes. “Als niemand ons helpt,” zegt ze, “weet ik niet of we dit zullen overleven.” De baby maakt een bijna onhoorbaar geluidje, zich onbewust van de wrede werkelijkheid om hem heen.
Van levensbelang
“Het ergste kunnen we jullie nog niet eens laten zien”, zegt Joseph als we nog wat later wegrijden. “Verder van deze zandweg af is de situatie nog veel beroerder. Maar daarvoor zou je uren door het water moeten lopen, en dat zijn jullie niet gewend. Veel gebieden in Zuid-Soedan zijn alleen nog te voet of per kano toegankelijk.”
ZOA en Dorcas zijn begonnen met de bouw van stevige dijken, om wateroverlast te stoppen en zo landbouwontwikkeling mogelijk te maken. “Zulke dijken zijn van levensbelang”, benadrukt Joseph. EO Metterdaad steunt die landbouwontwikkeling en verbetert zo de voedselsituatie op de langere termijn. Door de overstromingen is het aantal ziekten hier en in andere getroffen delen van Zuid-Soedan enorm toegenomen, stelt Joseph. “De meest voorkomende zijn malaria, cholera en tyfus.”
Silhouetten
Donkere wolken pakken zich samen boven de horizon: er is opnieuw regen voorspeld. Dat betekent hier, met al deze wateroverlast, maar één ding: nog meer slecht nieuws. Tegen de tijd dat we onze eindbestemming Tonj North bereiken, lijkt het eventjes alsof we door een wasstraat rijden: het giet van de regen. Vanuit de auto zien we silhouetten van mensen. Ze schuilen onder een lang lint van krakkemikkige marktkraampjes, aan weerszijden van de weg.
Tweeduizend kramen
We wachten tot de hoosbui afneemt. “De markt die je nu ziet,” zegt Joseph, “stond eerst daar.” Hij wijst naar een grote watervlakte, links van ons. “De oorspronkelijke markt, waar altijd veel mensen van heinde en ver op afkwamen, is compleet weggespoeld. Meer dan tweeduizend kramen.” Het heeft iets weg van een lokale zondvloed. Wat er nog over is van die oude marktkramen rijst – veelal verwrongen en scheefgezakt – op uit het donkere water. Ergens blaft een zwerfhond.
Hoewel het nog steeds flink regent, besluiten we het water in te gaan om de situatie beter te kunnen bekijken. Een meter of twintig van de kant voelen we dat onze laarzen onherroepelijk vollopen: het lauwwarme water komt hier en daar tot boven onze knieën. Een paar mannen lopen druk pratend voor ons uit, het water druipt van de sandalen en slippers die ze in hun handen dragen.
Lachende gezichten
Na verloop van tijd klauteren we elders weer de hoger gelegen zandweg op. We hadden al gezien dat daar tientallen mensen nieuwsgierig naar ons stonden te kijken. “Voor sommigen is het de eerste keer in hun leven dat ze witte mensen ontmoeten”, zegt Joseph. Als hij deze mensen vertelt dat wij “reporters uit Nederland” zijn, worden we enthousiast begroet. Lachende gezichten, uitgestoken handen: ze popelen van ongeduld om te vertellen welke ramp hun is overkomen.
Zeven kinderen
Er stappen twee mannen naar voren, die de gemeenschap hier vertegenwoordigen. “Welkom!” zegt de kleinste van de twee, die ook Joseph heet, hartelijk. “Jullie zijn de eerste journalisten die hierheen zijn gekomen. Vertel de wereld alsjeblieft wat jullie hier hebben gezien, en dat we hulp nodig hebben. Voedsel, maar ook dijken die ons beschermen tegen het water.”
De scholen staan als eilandjes in het water en zijn gesloten, vervolgt hij. Ouders durven hun kinderen niet meer naar school te laten lopen, want ze kunnen niet zwemmen. Door de overstromingen zijn er bij ons zeven kinderen verdronken...”
Hiermee kunnen wij ons de ergste honger van het lijf houden
‘Voedsel, maar ook dijken’
Opeens roept hij: “Aan de kant!” Er denderen drie hoge vrachtwagens van de VN voorbij over deze drukke zandweg. Ze zijn voedsel komen brengen. Het is beter dan niets, krijgen we te horen, maar veel te weinig voor alle slachtoffers van de overstromingen. “We verwachten dat mensen op korte termijn zullen sterven als er niet méér voedsel komt. Er is bijna geen eten, omdat onze oogsten verloren zijn gegaan. We voelen ons in de steek gelaten. Alsjeblieft, vertel het iedereen in Nederland: we hebben dringend hulp nodig.”
Vrolijke geluiden
Een nieuwe, zonnige dag breekt aan. We bezoeken een ander project waar de twee EO Metterdaad-partners samen hun schouders onder zetten. Op allerlei plekken in Zuid-Soedan – ook hier, net buiten Wau – helpen zij de lokale bevolking zelf goede (zand)wegen aan te leggen. Je zou het levenslijnen kunnen noemen: die nieuwe wegen verbinden afgelegen nederzettingen, die nu vrijwel ontoegankelijk zijn voor bijvoorbeeld ambulances, met de hoofdweg. We horen de tientallen werkers – mannen en vrouwen, tieners en volwassenen – al vanuit de verte: de warme wind draagt hun opgewekte stemmen onze kant op. Gewapend met schoffels, zagen, bijlen en messen maken ze de weg steviger en langer. Doelgericht en gemotiveerd.
Teken van hoop
“Deze weg betekent voor ons een enorme stap vooruit”, zegt Akec, die ons namens deze lokale gemeenschappen meer over dit project vertelt. “De mensen die jullie bezig zien, zijn trots op wat we met elkaar doen. Dankzij deze weg is ons
dorp voor het eerst toegankelijk met de auto én staan onze dorpen met elkaar in verbinding. We behoren tot verschillende stammen en deze nieuwe toegangsweg verbindt ons. Voor mij is dat een teken van hoop.”
Een bijkomende zegen is dat ze er per persoon omgerekend een paar dollar per dag voor krijgen. “Omdat ook in deze omgeving bijna alle oogsten vernield zijn door overstromingen, is voedsel in elke nederzetting een groot probleem. Maar hiermee kunnen wij ons de ergste honger van het lijf houden.”
Vluchtelingen in eigen land
’s Middags bezoeken we nog het andere, iets kleinere ontheemdenkamp dat bij Wau hoort. Opnieuw is het Valentino die namens beide EO Metterdaad-partners met ons meegaat, als tolk. Ook hier ontmoeten we mensen die er al jarenlang onder zeer primitieve omstandigheden wonen, als vluchtelingen in eigen land. De meesten van hen zijn afkomstig uit afgelegen dorpjes, ver hiervandaan. “Sommigen komen helemaal uit Warrap State, waar jullie gisteren waren toen jullie Tonj North bezochten”, vertelt Valentino.
Help Zuid-Soedan
Wil je de meest kwetsbaren in Zuid-Soedan lichtpuntjes van hoop geven? Steun dan dit kerstproject van EO Metterdaad, dat overstromingen helpt voorkomen en de voedselproductie vergroot door ontginning van land-
bouwgrond en ondersteuning van boeren met zaden, gereedschap en training.
Help je mee? Je kunt jouw bijdrage overmaken naar EO Metterdaad, NL88 INGB 0000 300 300 o.v.v. ‘Zuid-Soedan’. Via Metterdaad.nl/zuid-soedan kun je ook online doneren.
Nog niets gegeten
Hij neemt ons mee naar de tent van Mary. Ook zij heeft geen idee hoe oud ze is. “We tellen onze jaren niet, alleen de kinderen die we krijgen”, zegt ze. “Misschien ben ik 40?” Haar man was rond de 60 toen hij, tijdens de burgeroorlog van 2016, werd vermoord terwijl hij op het land aan het werk was. “Zomaar. Met mijn kinderen ben ik hierheen gevlucht: één dochter en vijf zoons.” Nu de VN sinds mei geen voedsel meer uitdeelt, denkt ze altijd aan eten. “Honger is ons grootste probleem. Soms eten we de hele dag niets. Zoals vandaag. Vaak gaan we met een lege maag naar bed, hopend dat het morgen beter zal zijn. Vroeger, voor de oorlog, hadden we het goed. Maar onze hutten zijn in de as gelegd tijdens de conflicten. Al mijn geiten – ik had er 55 – zijn omgekomen in de vlammen.”
Extra stukken zeep
Ze kijkt naar haar enige dochter, die binnenkomt, het invallende zonlicht eventjes blokkeert en naast haar op het houten bed gaat zitten: hun enige meubel. “Ik slaap elke nacht slecht. Vanwege de herinneringen, en de honger.”
Valentino vertelt dat Mary een van de vrijwilligers is die hygiënepromotie in dit kamp doen. Ze krijgt daarvoor maandelijks wat extra stukken zeep. Dat lijkt misschien weinig, maar toch lichten haar ogen op als we vragen wat die zeep voor haar betekent. Mary pakt Valentino’s hand vast. “Zonder jullie hulp zou ik waarschijnlijk niet meer in leven zijn. Ik dank God er elke dag voor.”
Zodra we het zonlicht in lopen, schiet een jonge moeder op ons af, een slapende baby tegen haar stakerige heup gedrukt. Ze zegt iets onverstaanbaars, maar we begrijpen haar direct: ze brengt de hand naar haar mond en kijkt ons indringend aan. Met ogen vol hoop.
Kyrie eleison.
EO Metterdaad in Zuid-Soedan
Zaterdag 17, 24, 31 december en 7 januari, 18.20 uur, NPO 2.
Geschreven door
Gert-Jan Schaap