Wonen bij God, Psalm 91
De Bijbel Open met dominee Arie van der Veer
Vandaag is het de eerste lijdenszondag. Dit jaar wil ik op elke lijdenszondag een psalm bespreken. Want psalmen spelen in het leven van Jezus Christus een heel belangrijke rol. Met name in de lijdenstijd.
Toen Jezus aan het kruis hing en bijna stierf, citeerde Hij vooral psalmen. Maar ook op andere momenten zijn de psalmen voor Jezus van grote betekenis geweest. In de evangeliën staan 35 psalmcitaten. Daarvan komen er 16 van Jezus Zelf! De eerste keer dat je kunt vaststellen dat Jezus de psalmen goed kende, was op een heel moeilijk moment. ‘De duivel nam Hem mee naar de heilige stad en zette Hem op het hoogste gedeelte van de tempel, en hij zei tegen Hem: Als U de Zoon van God bent, werp Uzelf dan naar beneden, want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen voor U bevel zal geven, en dat zij U op de handen zullen dragen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot’ (Matteüs 4:5,6).
Jezus liet Zich ook toen niet verleiden door de satan. Maar Hij zei tegen hem: ‘Er staat ook (eveneens) geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken’. Daarna gebeurde er iets heel bijzonders. De liet duivel Hem met rust en engelen kwamen voor Hem zorgen. Toen gebeurde dus wél wat er in Psalm 91 staat.
Grote lijnen
Laten we de grote lijnen van deze psalm nog eens bekijken. Wie heeft Psalm 91 geschreven? Er staat in de Bijbel niet wie Psalm 91 gedicht heeft. In de traditie worden David en Mozes genoemd als mogelijke schrijvers. Verder wordt wel geopperd dat Hizkia deze psalm gedicht kan hebben, nadat hij van zijn ziekte was hersteld. De exacte achtergrond is dus moeilijk te vinden. We moeten het van de inhoud hebben. In Psalm 91 zegt God Zijn bescherming toe aan een mens die zijn toevlucht zoekt bij Hem. Vers 1 en 2 beschrijven wat het inhoudt, als je je toevlucht zoekt bij God. Vers 3-13, het tweede deel, benoemt heel concreet allerlei toezeggingen: Als je bij God je toevlucht zoekt, mag je daar op rekenen. In vers 14-16, het slot, is God Zelf aan het woord. Maar alles overziende mag je zeggen dat Psalm 91 een jubelende omschrijving is van de bewarende en beschermende hand van God in de meest zware omstandigheden. De gevaren die de dichter omschrijft, liegen er niet om. Hij heeft het onder andere over de dood, een plotselinge ziekte en demonische machten, waartegen een mens geen verweer heeft.
Stel eerst die vraag: Wie is God voor mij?
Gelooft u dat ook?
De toezeggingen van Gods hulp zijn zo uitbundig beschreven, dat ik me kan voorstellen dat ze vragen oproepen: God redt van de dodelijke pest? Altijd? Jou zal niets overkomen? Geen plaag zal je tent treffen? Voor velen staan deze toezeggingen haaks op de werkelijkheid. Genoeg argumenten om deze psalm nog eens nader te bekijken. Voor mij is vers 1 een cruciaal vers. Er zijn een paar zaken die ik heel belangrijk vind.
‘Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de HERE: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw’ (NGB). De dichter begint met uit te leggen wie God voor hem is. Dat is een cruciaal uitgangspunt. Stel eerst die vraag: Wie is God voor mij? God is de Allerhoogste en de Almachtige! Dat zijn twee namen, waarin doorklinkt hoe groot en machtig God voor de dichter is. Namen, waarin ook doorklinkt dat God zijn verstand te boven gaat. Mijn vraag aan u is of u dat ook gelooft. Dat is niet hetzelfde als de vraag: Hebt u dat ook ervaren? Uw levenservaringen kunnen daar haaks op staan. Al die toezeggingen die in de psalm staan, hebt u misschien niet mogen ervaren. Uw leven lijkt meer op dat van Job. U zit net zoals hij vol met vragen. Maar desondanks vraag ik u: Gelooft u, los van uw ervaringen, dat God de Allerhoogste, de Almachtige is? Ik vraag u dat, omdat God bij alle vragen die Job had, ook allereerst daarop wees.
God antwoordde Job uit een storm en zei: ‘Sta op, Job, wapen je; Ik zal je ondervragen, zeg mij wat je weet. Waar was jij toen ik de aarde grondvestte? Vertel het me, als je zoveel weet. Wie stelde haar grenzen vast? Jij weet dat toch?’ (Job 38:4,5).
God houdt ons vast
God zei niet: Wat een onbenullige vragen heb jij, Job! Maar Hij begon het gesprek met Job wel met de vraag of Job besefte wie Hij was. In feite is dat de vraag die ik allereerst aan mijzelf heb gesteld, toen er ook bij mij vele vragen leefden: Besef ik hoe groot God is en geloof ik dat God de Schepper is van hemel en aarde, dat Hij dus de Allerhoogste en de Almachtige is? (Psalm 91:1). Gelooft u dat? Is het antwoord nee, dan is verder praten heel moeilijk. Is uw antwoord ja, dan kunnen we verder lezen. Wat kom je vervolgens in deze psalm tegen? De harde, soms verschrikkelijke realiteit van het leven! Er staat dus niet: Wie gelooft in God, de Allerhoogste en de Almachtige, overkomt niets. Alle pijn en moeiten worden juist uitgebreid benoemd en beschreven.
Maar wat is de hoofdlijn? De psalm verzekert ons dat God ons in al die omstandigheden zal vasthouden en bij ons zal zijn. Lees heel Psalm 91, maar in het bijzonder het slotgedeelte. Daar komt God Zelf aan het woord. Dat gedeelte is toch net even anders dan de verzen daarvoor. Daar jubelt de dichter het uit. Maar onthoudt heel goed dat er ook psalmen zijn, waarin dichters niet jubelen, maar klagen. Niet belijden, maar vragen. Je hebt psalmen die hun vertrouwen uitspreken en je hebt psalmen die het uitschreeuwen: Heer, waar bent U, laat ons niet alleen!
In de nood zal ik bij je zijn
God zelf aan het woord
Dat is de kracht van de psalmen. Dat kan en mag in de psalmen. De liederen wisselen elkaar af, zoals dat ook in ons leven vaak het geval kan zijn. De ene keer voel je je dicht bij God, de andere keer lijkt Hij heel ver weg. Je vraagt je af wat er aan de hand is. Psalmen zijn geen dogmatiek, maar gedichten. Liederen van geloof. God Zelf is aan het woord aan het einde: ‘Omdat hij liefde voor Mij opgevat heeft, zegt God, zal Ik hem bevrijden; Ik zal hem in een veilige vesting zetten, want hij kent Mijn Naam. Hij zal Mij aanroepen en Ik zal hem verhoren, in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn, Ik zal hem eruit helpen en hem verheerlijken. Ik zal hem met lengte van dagen verzadigen, Ik zal hem Mijn heil doen zien’ (Psalm 91:14-16).
Er is een duidelijk verschil tussen wat de dichter belijdt en wat God belooft. Dat onderscheid heeft mij erg geholpen. Natuurlijk zijn er mensen die op een wonderlijke manier voor al die tegenslagen behoed blijven, maar ik ken ook mensen met andere ervaringen. Gelukkig zijn er daarom ook andere psalmen. Maar de kracht, de enorme hulp gaat uit van die geweldige toezeggingen van God in het slot van deze psalm: ‘in de nood zal Ik bij je zijn’ (vers 15). Jezus heeft dat beloofd: ‘Ik ben met u alle dagen’.
God als woning
Er is nog iets, wat ons helpt deze psalm toch mee te leren zingen. Dat staat ook in de eerste verzen. In de oudere vertalingen staat: ‘Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezéten’. Mooi vind ik ook wat er in Engelse Bijbels staat: ‘dwell in the house of the Lord’. Gezeten zijn, wonen! Het gaat in die psalm dus niet over een moment, maar over een manier van leven, een bestaanswijze. Niet over iets wat je even doet, maar een voortdurende handeling. Een ingezetene is niet iemand die een nachtje ergens logeert, maar iemand die permanent in een bepaalde stad woont. Volgens mij beschrijft Psalm 91 dus een bestaanswijze. Een schuilplaats, niet voor korte tijd, voor moeilijke momenten, maar voor je hele leven. Het is geen plek om voor de zekerheid achter de hand te hebben. Maar een woning voor heel je leven. Die woning is de HERE God! Wie gelooft, heeft God als zijn woning. In voor- en tegenspoed. Een schuilplaats die betrouwbaar is onder alle omstandigheden. De bewoners van dat enorme huis, alle gelovigen, maken van alles mee. Heel verschillende dingen. Maar wat er ook gebeurt: Hij is erbij. Weet u wat het grootste gevaar is? Als een mens zich van de HERE afkeert, deze veilige schuilplaats verlaat. Ooit zei Mozes tegen het volk Israël: ‘De eeuwige God is u een woning en onder u zijn eeuwige armen’ (Deuteronomium 33:27).
Geschreven door
Arie van der Veer