Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Wilkin van de Kamp: ‘Geloofde je niet de juiste leer? Dan was er geen plek’

Wat kreeg Wilkin van huis uit mee over God en geloof?

“Dáár heeft God mij echt te grazen genomen.” Toen Wilkin van de Kamp (61), predikant-directeur van Vrij Zijn, een Duits-Nederlandse gemeente van eenheid en verzoening startte, had hij geen idee hoe dit zijn hart zou veranderen.

Deel:

“Als je mij dit allemaal hoort vertellen, denk je misschien dat mijn geloofsreis een aaneenschakeling van wonderen is. Vergeet niet dat het een proces van jaren is. Tegelijk is God zo leidend in mijn leven, dat ik mezelf een bevoorrecht mens vind.
Ik had het voorrecht op te groeien in een christelijk gezin. Een fijn gezin, waar ik al jong merkte dat God bestaat. Op de kinderbijbelclub in onze woonplaats Aalten, kon je bonnen sparen. Bijvoorbeeld door Bijbelteksten uit je hoofd te leren. Als je genoeg bonnen had, mocht je ze inwisselen voor een speelgoedauto of een pop. Maar ik spaarde op die manier mijn eerste bijbeltje bij elkaar.

De kerk uitgezet

Wat ik als kind niet doorhad, is dat mijn ouders verwond waren geraakt in de kerk. Dat ontdekte ik pas veel later, toen ik in mijn familiegeschiedenis dook. In het begin van de vorige eeuw was mijn overgrootvader Evert-Jan van de Kamp diaken in de Nederlands Hervormde Kerk in Bennekom, bij dominee Paauwe. Deze dominee weigerde een aantal jongeren in te schrijven in het lidmatenboek, omdat hij ze niet goed genoeg vond. Niet lang daarna begon hij te beweren dat hij in heel Europa de enige was die het ‘zuivere’ evangelie leerde. Uiteindelijk is hij samen met wat volgelingen – onder wie mijn overgrootvader – in oktober 1914 de kerk uitgezet.

In die benauwde sfeer, waarin geloofd werd dat enkel dominee Paauwe de waarheid bracht, groeide mijn opa op. Hij vernoemde zijn oudste zoon, mijn vader, naar mijn overgrootvader Evert-Jan. Na de Tweede Wereldoorlog werd mijn vader onderwijzer. Eerst in Genemuiden, daarna in Veenendaal. Hij trouwde met mijn moeder en in Veenendaal werd ik geboren. In de barre winter van 1963 verhuisden we naar Aalten, waar mijn vader ouderling werd in de Nederlands Hervormde Kerk.

Ook mijn ouders moesten uit de kerk vertrekken

Laten dopen

Het was in diezelfde jaren zestig dat Opwekking, toen nog bekend als ‘Stromen van kracht’, met een tent door het land trok. Op een dag kwam die tent in Winterswijk te staan, hier in de buurt. Mijn ouders gingen daarnaartoe, onder anderen samen met de dominee. Zij lieten in die tent voor zich bidden en begonnen in tongen te spreken. Later wilden ze zich ook laten dopen door onderdompeling, wat natuurlijk een probleem was in hun kerk. Zo herhaalde de geschiedenis zich: ook mijn ouders moesten uit de kerk vertrekken.

Ik zal een jaar of 7 geweest zijn en heb er destijds weinig van meegekregen, behalve dat we opeens naar de pinkstergemeente in Winterswijk gingen. Dat vond ik als kind best een vooruitgang, vooral het samen zingen maakte indruk.

Heilige stokpaardjes

Of het vertrek van mijn ouders gedwongen was, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat het onmogelijk was om in de kerk te blijven. Als zoiets gebeurt, raak je onvermijdelijk verwond. Net als mijn overgrootvader gingen mijn ouders door in wat ik noem het ‘exclusieve’. Enkele jaren na het vertrek uit de traditionele kerk, begon mijn vader in Aalten de Volle Evangelie Gemeente. Ondanks de goede bedoelingen die mijn vader had, was deze naam voor andere kerken – denk ik – een klap in het gezicht. Hadden zij dan het halve evangelie? Voor beide kanten gold: als je niet geloofde wat er in de kerk werd geleerd, was er geen plek voor je. Zo waren in de gemeente van mijn vader de heilige Geest en de doop door onderdompeling heilige stokpaardjes geworden.

Ik hoorde duidelijk de stem van God

Niet anders

Jarenlang heb ook ik door de bril van mijn ouders, die werd gekleurd door pijn, naar andere kerken gekeken. Tot onze gemeente na een paar jaar scheurde, met een tweede Volle Evangelie Gemeente in het dorp tot gevolg. Achteraf dacht ik: jongens, dit is een blamage voor het koninkrijk van God.

Langzaam begon er iets bij mij af te brokkelen. In die tijd zei God tegen mij: ‘Ik wil dat je deze gemeente gaat leiden.’ Ik schrok, want inmiddels was ik getrouwd met Aukje en wij wilden de zending in. Voorganger worden hier in Aalten? Daar had ik niet zoveel zin in. Maar op mijn 28e werd ik inderdaad gevraagd mijn vader op te volgen als voorganger. Een van de eerste dingen die ik als voorganger deed, was de naam veranderen naar Christengemeente. Voor een aantal mensen reden om te vertrekken. Een pijnlijke, stressvolle tijd.

Overrompeld

Terugkijkend op de jaren negentig zie je in de breedte van de Nederlandse kerken weinig verlangen naar eenheid. In 1999 gingen Aukje en ik op bezoek bij onze Duitse vrienden Ralf en Brigitte, voorgangers van een evangeliegemeente in Bocholt. We zaten buiten in de tuin, toen ik duidelijk de stem van God hoorde: ‘Ik wil dat jullie de twee gemeenten samenvoegen tot een nieuwe kerk. Een kerk van eenheid en verzoening.’ Ik was overrompeld; wist zelfs niet wat die woorden betekenden. Maar ik zei tegen de anderen: ‘Volgens mij zegt God dat we de twee gemeenten moeten samenvoegen en een kerk van eenheid en verzoening moeten starten.’ Tot mijn verbazing stemden ze ermee in.

Als ik vanaf dit punt terugkijk naar mijn familielijn, zie ik mijn overgrootvader die uit de kerk werd gezet en behoorlijk exclusief was. Dan mijn vader: ook hij moest de kerk uit en ging op exclusieve voet verder. In die sfeer groei ik op. Tot God ergens in 1999 tegen mij zegt dat we een kerk van eenheid en verzoening moesten beginnen. Achteraf vind ik dat zó bijzonder. We zijn dat proces ingegaan en op 7 mei 2000 startte de Euregio Christengemeente.

Zie je het voor je? Aukje kanker, ik griep

Geen vader

In deze gemeente hield God mij al gauw een spiegel voor. Hij zei tegen mij: ‘Je bent wel een leider, maar geen vader.’ Ik begreep wat Hij bedoelde: je bent een leider om wat je doet, en een vader om wie je bent. Ik haalde mijn identiteit uit de dingen die ik deed, uit mijn positie. De gemeente was snel gegroeid en God deed wonderen. Hoewel ik altijd waarschuwde dat het Gods werk was en niet het werk van mensen, liet God me zien: jij gedraagt je nog steeds als een leider die volgelingen nodig heeft.

Rond dezelfde tijd leed Aukje aan een agressieve vorm van borstkanker, we wisten niet of ze het zou overleven. Het waren twee jaren waarin ik veel huilde. Op een dag kreeg ik ook nog griep. Zie je het voor je? Aukje kanker, ik griep. Ik lag boven op bed en zei tegen God: ‘Heer, ik stop ermee, U zoekt maar een andere voorganger.’ De volgende ochtend ging de bel. Voor de deur stond de bloemist met een grote bos bloemen – zonder kaartje. De dag erna was ik nog steeds ziek en had ik nog niemand verteld over mijn voornemen om te stoppen. Weer ging de bel. Daar stond dezelfde bloemist met een grote bos bloemen.

Nu zat er een kaartje bij, met daarop de naam van een voorganger uit de andere kant van het land. Ik dacht: o nee, nu moet ik die man bellen. Ik kende hem niet zo goed en ik houd niet van bellen. Met koorts in mijn lijf pakte ik de telefoon en ik vroeg: ‘Die bloemen, waar heb ik dat aan verdiend?’ Hij antwoordde: ‘God heeft mij gezegd dat ik je elke dag een bos bloemen moet sturen tot je weer ‘ja’ zegt tegen je roeping.’ Toen moest ik Aukje wel vertellen over mijn besluit om te stoppen. De derde dag kwam er weer een bos bloemen. En de vierde dag. Bij de vijfde bos stond de woonkamer vol en gaf ik mezelf gewonnen.

Eigen kleur

Die nacht gingen Aukje en ik, zij was nog steeds ziek, op de knieën en gaven we elkaar terug aan God. We legden onze kinderen in de handen van God, het voorgangerschap, en alles wat we bezaten. Kort daarna is de beweging Vrij Zijn begonnen. Sindsdien hebben kerken in Nederland grote stappen richting elkaar gezet. In 2012 hebben we God en elkaar vergeving gevraagd voor onze exclusieve houding naar de ander. En of het nu bisschop Gerard de Korte of René de Reuver van de Protestantse Kerk is: we zijn vrienden. We bidden met en voor elkaar. Iedereen mag zijn eigen kleur hebben. We hoeven niet alles samen te doen, maar wat we samen kúnnen doen, willen we samen doen.

Het maakt me dankbaar dat ik mocht leren de breedte van de kerk lief te hebben en me daar ook thuis te voelen. En dat ik met Aukje – zij is gelukkig genezen – onze vier zoons mocht opvoeden met liefde voor het hele lichaam van Christus.

Uit het niets

Voorheen kon ik soms verdrietig worden als ik dacht aan mijn ouders. Zo van: pa en ma, wat zaten jullie vast in je bubbel. Wat had ik jullie meer gegund. Tot ik in 2015 op de Vrij Zijn Zomerweek was. Op één ochtend werd ik afzonderlijk van elkaar door twee onbekenden aangesproken. Uit het niets vertelden ze mij hoeveel mijn vader en moeder voor hen betekend hebben. Dat vond ik zo troostend, dat mijn verdriet verdween. Als mensen mij vragen of ik weleens twijfel aan God, denk ik terug aan deze ontmoetingen. En dan zeg ik: ‘Ik twijfel weleens aan mezelf, maar nooit aan God.’”

Geschreven door

Femke Taale

--:--