‘Wilde God geen dochter?’
19 augustus 2016 · 07:45
Update: 15 november 2024 · 13:35
God als man: dat godsbeeld is gangbaar. Maar dat is te beperkt, vindt Rebecca. Ze diept andere, verrassende metaforen uit de Bijbel op. God als barende vrouw, bijvoorbeeld.
We waren onderweg in een auto volgeladen met kampeerspullen toen mijn zoon van zestien, naast me op de voorstoel, een vraag stelde. De context is me ontschoten, maar de vraag bleef me bij: ‘Wilde God geen dochter?’ Toen ik de vraag deelde via Twitter waren er wat theologen die de vraag met een duidelijk: ‘Nee, want…’ wisten te beantwoorden.
Voor mij was de vraag intrigerend genoeg. Zonde om die te bederven met een snel antwoord.
Zoon zelf, die meestal met een goeie grap een serieus gesprek de nek om weet te draaien, kwam met een redelijke verklaring over de historische context van Jezus’ geboorte en de positie van vrouwen in die tijd. Logisch. Maar nog steeds vond ik de vraag veel interessanter.
Kwetsbaar menselijk
De incarnatie – God die zich laat kennen in menselijk vlees en bloed door mens te worden in Jezus Christus – vind ik een van de mooiste kanten van het christendom. ‘Onze God kan zich klein maken’, las ik bij katholiek theoloog Hendro Munsterman. Zo klein dat de Eeuwige zich overlevert aan de gevaren en de onzekerheden van een kwetsbaar menselijk bestaan. En als je het over de geboorte van een kind hebt, dan heb je het echt over vlees en bloed, over rauwheid en risico èn levenskracht. Dat je daarbij niet bepalen kunt of het een jongen of een meisje wordt, is deel van het menselijk bestaan. Wilde God zich daar bij het mens worden aan onttrekken? Of hoort het bij de incarnatie dat voor God ook een dochter van harte welkom was?
God als barende vrouw
Ik las deze vakantie een boek van Lauren F. Winner met als titel Wearing God. Clothing, Laughter, Fire and Other Overlooked Ways of Meeting God waarin gangbare Godsbeelden worden aangevuld met andere, verrassende en vaak dagelijkse beelden. God als barende vrouw bijvoorbeeld: dat beeld vinden we in het Bijbelboek Jesaja.
De drie keer dat ik zelf bevallen mocht, waren heel verschillend. De eerste keer wist mijn lichaam nog niet hoe het moest en eindigde ik in een ziekenhuisbed met allerlei medische hulp. De tweede keer kon ik mijn kop erbij houden en vorderde het gestaag, al waren de brede schouders van nummer twee een hindernis. De derde keer nam de natuur het over en hoorde ik mezelf geluiden maken die ik niet kende.
In alle gevallen was baren een bezigheid die mijn krachten te boven ging, en tegelijk ook weer niet. Waarschijnlijk is het bij alle vrouwen zo: als je er midden in zit, dan komt er een moment dat je de moed verliest en denkt dat je het niet kunt. Maar dan komt er leven. Zo kreunt en zucht God ook, midden in de weeën. Alsof het einde nooit zal komen.
Nog even volhouden
De BBC-serie Call the midwife (die ik deze zomer via Netflix keek) liet me beseffen dat baren in veel culturen en tijden toch echt een vrouwenzaak is. Nederlandse vaders puffen mee en knippen de navelstreng door, maar tot 50 jaar geleden kwamen ze de kraamkamer niet in. In de serie zie je bijvoorbeeld hoe in het arme East End (Londen) van eind jaren 50 baby’s ter wereld geholpen worden – de schaamstreek steeds keurig voor het oog afgedekt met een laken. Het gekreun en de wanhoop is wel te zien, elke keer weer, en de vroedvrouw zegt steeds weer dezelfde woorden: ‘Je doet het goed. Nog even volhouden.’ Bijna altijd komt er een gezond kindje ter wereld. De vroedvrouw houdt ondertussen vastberaden de vader op de gang tot het natuurgeweld achter de rug is.
God die baart en kreunt en zucht doet dat te midden van vrouwen, zonder dat er een man aan te pas komt. God wordt in Psalm 22 in de Bijbel ook beschreven als een vroedvrouw die een kind ter wereld helpt en op moeders borst legt. God weet van die kraamkamers waar de rest van de wereld ver weg lijkt omdat er iets doodgewoons en tegelijk wereldschokkends gebeurt als de geboorte van een kind.
Moeder, kind en vroedvrouw
De ervaring van bevallen ligt een eindje achter me. Maar gezucht en gesteun omdat er maar geen einde komt aan het geworstel, dat komt me bekend voor. Het troost me dat God niet te groot is om daar dichtbij te staan. Zij kent de onzekerheid of het wel goed zal komen
Lauren Winner vraagt zich af: zouden we ons ooit de drie-eenheid kunnen voorstellen als moeder, kind en vroedvrouw in plaats van alleen als vader, zoon en geest? Zou het niet een prachtig aanvullend beeld zijn voor de manier waarop God leven geeft? En ik vraag me af: zou het kind daarbij ook een meisje mogen worden?