André en Jedidja baden om de opwekking van hun zoontje
'Waarom hield Gods hand hem niet tegen?'
Op 31 oktober 2017 overkwam André en Jedidja Sijm uit Andijk het onvoorstelbare. Op weg naar school werd hun 5-jarige zoontje Jahnay aangereden door een pick-uptruck. Ze smeekten God hem uit de dood op te wekken, maar moesten hem begraven. “Het was de verschrikkelijkste én mooiste week van ons leven.”
“Ik ga alvast!” riep Jahnay na de middagpauze nog voordat hij de deur achter zich dichttrok en – in z’n eentje – naar school holde. André, die alleen thuis was met de kinderen, wilde net zijn 3-jarige zoontje Jesiah op bed leggen. Grote zus Saron vertrok even later. Maar plotseling stormde ze het stille huis weer binnen. “Papa, papa,” riep ze overstuur, “Jahnay ligt met een bloedneus op straat!”
Passerende pick-uptruck
“Saron heeft het ongeluk – gelukkig – niet zien gebeuren, maar was wel kort erna op het bewuste kruispunt,” vertelt André in de woonkamer. Jedidja, die baby Raphael (‘God geneest’) de borst geeft, zit naast hem op de bank. “Jahnay is van opzij geraakt door een passerende pick-uptruck,” vervolgt André. “Die heeft hij niet gezien toen hij overstak, omdat er wat busjes aan zijn kant van de weg stonden. De chauffeur kon er niets aan doen. Jahnay was op slag dood.”
'Jahnay is bij de Vader'
Toen Saron vertelde dat haar broertje met een bloedneus op straat lag, wist André intuïtief dat er meer aan de hand was. Hij nam Jesiah – in pyjama – op z’n arm en rende samen met Saron naar de plek van het ongeluk. “Jahnay lag op straat, bleek en bewegingloos. Ik voelde paniek en heb keihard geschreeuwd. Toegeschoten hulpverleners deden hun best hem te reanimeren. Tevergeefs. Ik heb hen nog bedankt. ‘Jahnay is bij de Vader. God is goed,’ schreef ik vrij snel daarna in een appgroep, ‘De kracht van de biddende man’.”
‘Ma, ik sta voor de klas!’
“Zelf stond ik op dat moment voor de klas in Kreileroord,” vertelt Jedidja. “Normaliter zet ik mijn mobiel dan altijd uit, maar net die dag niet. Mijn moeder, die al bij André was, belde op. ‘Ma, ik sta voor de klas,’ zei ik verbaasd. ‘Ik bel niet zomaar,’ antwoordde ze. ‘Jahnay heeft een ongeluk gehad; het is ernstig.’ Ik ben in de auto gesprongen en reed, schreeuwend en biddend, terug naar Andijk. In minder dan een halfuur was ik er.”
Ik slaakte een soort oerkreet
Slecht nieuws
Brandweermannen die – in tranen – met een doek om Jahnay’s lichaam heen stonden. Een diepe, afwachtende stilte: die indrukken staan voorgoed in haar geheugen gegrift. “Ik slaakte een soort oerkreet. ‘Hij is dood,’ zei mijn schoonmoeder, die me opving. Als politieagent weet zij dat je slecht nieuws maar het best direct kunt brengen.”
Een kus
Samen bukten André en Jedidja naast de witte doek waaronder hun zoontje lag. Het was Jedidja die haar arm uitstrekte en de doek terugsloeg. “Je wilt zéker weten dat het jóúw kind is.” André: “Ik heb mijn hand door zijn haren gestreken en op zijn hoofd gelegd. En ik heb tegen hem gezegd dat hij moest opstaan, in de naam van Jezus.”
Waarom deed je dat?
“Het is niet iets waarover in onze baptistengemeente wordt gepreekt, of waarvoor je instructies hebt gekregen, zo van: als dit gebeurt, dan… Toch was het voor mij ‘logisch’. Hij was overleden, dat wist ik. Maar Jezus beloofde: ‘Als je in Mij gelooft, zul je in Mijn naam zieken genezen, demonen uitdrijven en doden opwekken.’ En soms hoor je getuigenissen dat zoiets gebeurt.”
Hebben jullie misschien een pinksterachtergrond?
André: “Nee, ik ben katholiek opgevoed en later tot geloof gekomen.”
Jedidja, glimlachend: “Geen pinksterachtergrond, wel een pinksterhart.”
André, jij sprak die woorden uit, maar er gebeurde niets…
“Nee. Het was ook maar een heel kort moment dat we daar waren. Ik weet nog dat ik een kus op zijn voorhoofd heb gedrukt. Hij was al koud.”
Thuis opbaren
Na een kort bezoekje aan een snel opgericht crisiscentrum, waar onder anderen de burgemeester hen condoleerde, liepen ze terug naar huis. “Twee goede vrienden van ons, Daan en David, waren er al en zijn de hele week bij ons gebleven,” zegt André. “Opeens moet van alles en nog wat worden geregeld. Terwijl je in shock bent.”
Jedidja: “Ik heb samen met vrienden een uitvaartleider gebeld. Er moesten enorm veel praktische zaken worden geregeld. We wilden hem bijvoorbeeld thuis opbaren, waar ook nog het nodige voor moest gebeuren.”
Afscheid nemen
“We hebben twee of drie avonden achter elkaar met zo’n dertig anderen gebeden om de opstanding van Jahnay,” zegt André. “Er kwamen mensen uit allerlei kerken en gemeenten om met ons te bidden. Niet per se om opstanding, trouwens. Er werd ook gezongen. Dat was echt heel mooi. En bijzonder.”
Je bidt om opstanding en regelt tegelijk de begrafenis: voelt dat niet heel dubbel?
Jedidja: “Ik vond dat inderdaad best dubbel, maar jij niet.”
André: “We zaten er net wat anders in, maar dat zat ons niet in de weg.”
Gewoon aan het spelen
Jedidja: “Mijn moeder zei op een gegeven moment wel nadrukkelijk tegen ons: ‘Zorg dat jullie samen echt afscheid nemen. Als je de hele tijd mensen in huis hebt, lukt dat niet.’ Dus één avond zorgden vrienden ervoor dat we met z’n vieren waren, om afscheid te nemen. Wat natuurlijk best lastig is, met twee jonge kinderen. Je kunt geen sfeer afdwingen van: nú gaan we afscheid nemen. Ze waren ook gewoon aan het spelen en zo.” Ze kijkt even naar buiten, waar de regen tegen de ramen gutst. “Het was de ergste week, maar ook de mooiste week van ons leven. Dat kon ik een paar maanden terug voor het eerst zeggen.”
Wanneer besloten jullie te stoppen met bidden om Jahnay’s opwekking?
Jedidja: “Voor mijzelf was dat toen de kist in de kuil stond, de touwen werden weggehaald en het zand eroverheen ging.”
André: “Dat was echt een rustmoment, ja.”
Jedidja: “Ik ervaarde veel vrede. En besefte: het is goed; ik hoef niet meer te strijden en we kunnen het loslaten."
Opeens vielen we in een gat
Een ballon in hun hand
De dag van de begrafenis brak aan. De uitvaartdienst, waarin God – ondanks alle vragen en verdriet – de lof werd toegezongen, was drukbezocht. Aansluitend reed André Jahnay in zijn kistje op een bakfiets naar de begraafplaats, langs een erehaag van kinderen. Allemaal hielden ze een ballon in hun hand.
'Alle drukte viel weg'
Jedidja: “Het was mooi weer, die maandag van de begrafenis; redelijk warm voor de herfst. Ik droeg een bodywarmer.
Maar meteen nadat de laatste persoon langs het graf was gelopen, kreeg ik kippenvel en voelde ik de kou. Opeens vielen we in een gat: alle drukte van die afgelopen week viel weg.”
Zouden jullie verpletterd zijn door dit verdriet als je niet geloofde?
André: “Ja.”
Jedidja: “Zeker. Die eerste week vooral was ik zo in paniek, dat ik eigenlijk alleen maar bezig was met: ik moet blijven ademhalen, ik moet de volgende stap zetten. Tegelijk waren er momenten van diepe, diepe vrede. Ook in die week. Dat kan ik niet los zien van God.”
Dit is de ingekorte versie van een groot interview in 'Visie' nr.12, 2020.
Beeld: Ruben Timman
Geschreven door
Gert-Jan Schaap