'Voetbal geeft mij net dat extra zetje om door te gaan'
Sander de Kramer vecht tegen onrecht
Geen woorden, maar daden: de befaamde Feyenoordleus heeft in Sander de Kramer gestalte gekregen. De Rotterdammer bezocht Afrika inmiddels meer dan honderd keer en heeft van meer dan 450.000 mensen het leven verbeterd. “Ik heb soms het gevoel dat ik gestuurd word.”
Er zijn niet veel mensen die in eenzelfde rijtje genoemd kunnen worden met Nelson Mandela, de Dalai Lama en Malala Yousefzai. Sander de Kramer is er een van. In 2020 ontving hij de Four Freedoms Award, een van de meest prestigieuze prijzen voor mensen die zich inzetten voor een betere wereld.
Een belangrijke, maar zeker niet de enige prijs die Sander op zijn naam heeft staan. Inmiddels heeft hij zo’n twaalf officiële onderscheidingen gekregen. De meest recente: de prijs voor Meest Positieve Nederlander. En binnen een paar minuten begrijp ik waarom.
In 2007 besluit Sander voor het eerst naar Sierra Leone te gaan. Hij leest een nieuwsbericht waarin staat dat het land officieel is uitgeroepen tot meest ellendige plek op aarde. Waar menig lezer de krant al dan niet bewust verder door zou bladeren, reageert Sanders met: ik ga er naartoe. “Ik noem het de mooiste plek op aarde”, zegt hij met een knipoog.
Teenslippers
Wie met Sander in gesprek raakt, hoeft niet bang te zijn dat hij zich snel verveelt. Hij is een meesterverteller en de kans bestaat dat je af en toe denkt in een verhaal van Kuifje te zijn beland. Altijd spannend, vaak gevaarlijk, maar vooral niet echt gebeurd.
De vergelijking lijkt op het eerste gezicht raak. Ook Sander is journalist en gaat regelmatig op missie, zoals hij zijn reizen zelf graag noemt. Maar hoewel de manier en het tempo waarop hij zijn avonturen deelt soms anders doen vermoeden, gaat de vergelijking toch mank. De reden? Zijn verhalen zijn wel echt gebeurd.
Binnen een paar minuten neemt hij je woordelijk mee op reis naar het land waaraan hij zijn hart heeft verloren: Sierra Leone. Hij vertelt je over de mensen en het is alsof je ze zelf hebt ontmoet. Al na een halfuurtje denk je: op de volgende reis die hij onderneemt, ga ik mee. Ook ik moet iets doen.
Mij gebeurde dat op een doordeweekse dag in een restaurant aan de Kralingse Plas. We hebben afgesproken rond een uur of elf. Ik ben te vroeg, hij appt dat hij later is. De mensen die er werken, kennen hem goed. Ik mag vast plaatsnemen aan zijn vaste tafel – een verdieping hoger houdt hij hier kantoor. Na zo’n tien minuten komt hij de trap af gelopen, op zijn teenslippers. “Anders wordt het nooit zomer, ouwe dibbes!” zegt hij tegen de bekende die hem erop wijst.
Wie is Sander de Kramer?
Sander de Kramer (1973) is journalist, schrijver en presentator. Hij zet zich in voor dak- en thuislozen in Nederland en gaat regelmatig naar Sierra Leone om kinderen uit de diamantmijnen te halen. In 2003 werd hij bondscoach van het Nederlands daklozenteam en in 2007 richtte hij de Sunday Foundation op, een stichting die zich inzet voor kansarme kinderen in Sierra Leone. In 2010 werd hij benoemd tot ‘Chief Ouwe Dibbes’ van de vier delen van het land die eerder in burgeroorlog waren. Hij draagt de titel als burgemeester van de vier delen van het land die eerder in burgeroorlog waren. En omdat Sander voor de Sierra Leoners moeilijk uit te spreken was, koos hij voor zijn favoriete Rotterdamse uitdrukking. Voor zijn maatschappelijke werk heeft hij verschillende officiële onderscheidingen gekregen, waaronder de Four Freedoms Award in 2020.
Kikkers in een kruiwagen
Dat hij zich nog geen zeven dagen geleden onder de Afrikaanse zon bevond, zal ongetwijfeld ook een rol in zijn schoenkeuze hebben gespeeld. Vrijwel direct vertelt hij dat hij vorige week terugkwam uit Sierra Leone. Het was zijn zesentachtigste bezoek aan het land. Hij nam een groep ondernemers mee op sleeptouw, die bij wijze van sponsoring en onder de bezielende begeleiding van de Rotterdammer ook weleens een bezoek aan het land wilden wagen. “Het leek soms net of ik een stel kikkers in een kruiwagen moest houden,” blikt hij lachend terug, “maar het was het waard.”
Het is een van de uitdagingen waar hij in zijn werk tegenaan loopt, vertrouwt hij me later toe. Goed werk willen verrichten is één, maar hoe krijg je de mensen, vooral figuurlijk gesproken, mee?
Ver-van-mijn-bed-show
Aan zijn goede bedoelingen zal het niet liggen. Meer dan tien jaar lang is hij hoofdredacteur van de Straatkrant geweest en in 2003 werd hij bondscoach van het Nederlands daklozenteam. In die periode besluit hij ook het wereldkampioenschap daklozenvoetbal mede te organiseren.
De herinnering eraan doet denken aan de onlangs verschenen film The beautiful game, over een man die het Engelse daklozenvoetbalteam meeneemt naar een soortgelijk wereldkampioenschap. We hebben hem allebei pas bekeken. “Die man was ik!” Hij lacht erbij, maar dan slaat zijn vrolijke stemming om. “En dat is nou precies wat ik bedoel met mensen meekrijgen. Bij die eerste editie zei ik nog zo: stuur een filmploeg mee, dan maken we een documentaire. Maar dat wilde niemand. Maar als het jaar erop 87 landen meedoen, Nike hoofdsponsor is en ook FIFA erachter staat, zijn mensen geïnteresseerd.”
Toch is Sander blij met de aandacht die er nu voor het onderwerp is. “Dat is met Afrika moeilijker. De situatie daar is voor veel mensen een ver-van-mijn-bed-show. Aan mij de taak om het dan dichtbij te brengen. Dat vergt een bepaalde mate van commercieel denken, en dan ben ik soms ook best een boefje hoor. Waar het kan, noem ik mijn naam in de hoop dat ze denken: hé, die ken ik van Wie is de Mol? of van mijn boek Chief Ouwe Dibbes. Dan stuur ik een boek op en kom ik toch sneller binnen.”
Zodra ik onderdrukking tegenkom, gaan mijn nekharen rechtovereind staan
Antenne voor onrecht
Dat commerciële denken heeft Sander van zijn vader. Die werkte als zakenman bij Douwe Egberts en hield zich een tijdje bezig met het merk Roosvicee. Zijn moeder gaf hem zijn maatschappelijke betrokkenheid mee. Die combinatie zorgde er al van jongs af aan voor dat Sander creatieve manieren bedacht om geld op te halen voor goede doelen. Zo was hij een jaar of 7 toen hij een fietswedstrijd organiseerde. “Iedereen die mee wilde doen, moest tien cent betalen. Dan kreeg je er een glas limonade bij, uit het schuurtje van mijn vader.” Het geld ging naar Roemenië. “Ik had op tv iets gezien over de kinderen daar en dacht: ik moet iets doen.”
Van limonade verkopen voor Roemeniërs naar vrijwillig de slechtste plek op aarde bezoeken – voor Sander is de overeenkomst klip en klaar. De antenne voor onrecht staat bij hem haarscherp afgesteld. “Zodra ik onderdrukking tegenkom, gaan mijn nekharen rechtovereind staan en ontstaat er in mij een oerwoede.”
Hij gebruikt het woord vaker om het werk dat hij doet te motiveren: oerwoede. En naarmate ons gesprek vordert, denk ik er af en toe een glimp van te zien. Met ondersteuning van passende handgebaren en gezichtsuitdrukkingen vertelt hij over het 3-jarige jongetje dat hij dit jaar nog uit een van de diamantmijnen uit Sierra Leone heeft gehaald. Later over de Oekraïense vrouw in Cherson, die een been verloor door een van de Russische bombardementen. Op de foto die hij op zijn telefoon laat zien, wijst hij naar het felroze gebloemde kussen tussen hen in. “Gekregen. Daar ligt mijn kat nu op.”
Er is niet dat zo verbindt als voetbal en muziek
Waar Sander kan, deelt hij verhalen van de mensen die hij heeft ontmoet. “Mijn hoofd is een soort apothekerskast. In al die laadjes zitten herinneringen en ook trauma’s. Die laadjes hou ik zoveel mogelijk dicht, maar je zal mij nooit horen zeggen dat ik niet doordraai.”
Over zichzelf praten lijkt hij minder graag te doen. Maar naarmate Sanders verhalen me vullen met ongeloof en verbazing, dringt de vraag zich aan me op: wat bezielt hem? “Het klinkt misschien een beetje zweverig, maar soms heb ik het gevoel dat ik word gestuurd.”
Geen toeval
Opnieuw terugdenkend aan zijn jongere jaren herinnert hij zich zo’n moment. Sander was een jaar of 12 en wilde oversteken, een vriendje achterna. “Precies op dat moment komt er een auto aangereden, zo ongelooflijk hard. Ik dacht: dan mijn benen maar. Ik kon geen kant op. Maar ik had geluk: hij miste me, op een haar na.”
Geluk, toeval of – zoals het een echte Rotterdammer betaamt – mazzel? Voor Sander is het toch meer dan dat. “Ik voelde me beschermd”, maakt hij zijn verhaal af.
Het leek of iemand me op mijn schouder tikte, zo van: hier moet je weg
Die bescherming zal hij later in zijn leven nog vaker nodig hebben. Op zijn missies heeft hij het kwaad meer dan eens in de ogen gekeken. En toch is hij er tot nu toe altijd ongeschonden vanaf gekomen. “Ik was eens in Sierra Leone toen ik op een gegeven moment het gevoel had dat ik op mijn schouder werd getikt, zo van: hier moet je weg. Ik luisterde ernaar. Vlak daarna vond er op precies diezelfde plek een zware overval plaats.”
Wie of wat die bescherming precies voor hem is? Hij wijst naar boven. “God.” Sander noemt zichzelf christen, maar schreeuwt dat niet van de daken. Zijn ouders waren beide gelovig, maar lieten de keuze aan hemzelf. Al op jonge leeftijd raakt hij geïnteresseerd in het geloof, later spreekt vooral de spirituele kant ervan hem aan. “Ik dacht: het kan geen toeval zijn dat het leven zo goed in elkaar past.”
Wat dat toeval is? “In Afrika denken ze dat dat toeval de voorvaderen zijn, engelen. Daar geloof ik ook wel in. Hier zijn wij meer van het memento mori, gedenk te sterven. Daar leven ze vanuit carpe diem, geniet van het leven en geniet van je geloof. Mensen vieren daar bij het avondeten dat ze een maaltijd hebben en de dag weer hebben overleefd. Daar hou ik van, een vrolijk geloof.”
Omzien naar anderen
Het is bovendien een van de christelijke normen en waarden die Sander in zijn werk handen en voeten heeft gegeven; omzien naar anderen. “Maar ik doe dat niet voor God, maar zie het als mijn plicht om mensen te helpen. Ik kom op plekken die niemand anders ziet en heb de mogelijkheid om mijn tijd vrij in te delen en er naartoe te gaan. De journalist in mij wil die verhalen aan het licht brengen, maar tegelijkertijd wil ik er ook zelf iets aan doen. Want naast journalist ben ik vooral mens. En als mens heb je de plicht om iemand die in nood is te helpen.”
Maar hoe ver reikt die naastenliefde als je eigen leven op het spel staat? Het is een vraag die hem in 2013 voor het eerst aan zijn christelijke levensmotto doet twijfelen. Sander wordt wakker met een harde piep in zijn oren. Hij voelt zich duizelig. Zijn beide evenwichtsorganen blijken onherstelbaar beschadigd. En die piep? Tinnitus. Het vooruitzicht voorspelt niet veel goeds. Hij zal niet meer recht op zijn benen kunnen staan en de piep zal nooit meer verdwijnen. Als het nog erger wordt, hoeft het van Sander zo niet veel langer.
Ik dacht bij mezelf: waarom ik? Maar op die vraag kreeg ik vrij snel antwoord
De oorzaak is nog altijd onbekend, maar het lijkt op een tropisch virus of een overschot aan malariapillen. Of dat het hem uiteindelijk allemaal waard was? “Daar heb ik toen wel aan getwijfeld. Maar uiteindelijk kon ik zeggen: mocht het hier eindigen, dan heb ik mijn eigen leven verloren, maar dat van duizenden mensen gered. Dus het antwoord is: ja, het was het waard geweest.”
“Wel dacht ik bij mezelf: waarom ik? Maar op die vraag kreeg ik al vrij snel antwoord. De balans met mijn thuis was volledig zoek. Ik was alleen maar bezig met geld verdienen voor goede doelen en miste thuis alle verjaardagen en jubilea. Ik ging nergens heen, omdat ik dacht: ik doe toch veel belangrijkere dingen? Ik heb daar helemaal geen tijd voor. Nu is dat totaal anders.” Wonder boven wonder herstellen Sanders evenwichtsorganen zich volledig. De piep heeft hij nog steeds, maar zolang hij zich inbeeldt dat het krekels zijn, kan hij doen alsof hij in Zuid-Frankrijk is.
Naar Gaza
Sander pakt zijn telefoon erbij en opent WhatsApp. Hij wil een foto laten zien van een van zijn nieuwe projecten: de bouw van waterputten in Noord-Ghana. De chat vindt plaats tussen hem en zijn brother, lees ik op zijn scherm. “Zo noemen we elkaar daar, brothers en sisters. Mooi, toch?
Toen ik assistent-bondscoach was van het voetbalteam in Sierra Leone, zag ik die verbinding tussen mensen bijna elke dag. Of mensen nou christen, moslim of andersgelovig waren; iedereen stond voorafgaand aan een wedstrijd arm in arm met elkaar. Ze bidden eerst tot God en dan tot Allah, met elkaar. Probeer dat hier maar eens voor elkaar te krijgen.”
In een gebied waar het oorlog is geweest, is het zo bijzonder om ze allemaal in hetzelfde voetbalshirt te zien spelen
“Dat is echt de verbindende kracht van voetbal”, vervolgt hij zijn verhaal. Plotseling wijst hij met zijn vinger naar het plafond. “Hoor je dat?” ‘One Love’ klinkt uit de speakers van het restaurant. “Er is niets dat zo verbindt als voetbal en muziek. Voetbal verbroedert. Neem bijvoorbeeld de voetbalspullen die ik van Feyenoord, Sparta en Excelsior krijg. Op het moment dat ik hoor dat Feyenoord honderden voetbalshirts doneert, krijg ik net dat duwtje in de rug dat ik nodig heb om door te gaan. Want ik weet: zodra ik met die shirts Sierra Leone binnenkom, weten ze: hij komt goede dingen brengen. En geloof me, in een gebied waar oorlog is geweest en niemand zijn eigen buurman kon vertrouwen, is het zo ongelooflijk bijzonder als ze met z’n allen in hetzelfde shirt spelen.”
Sander vertelt me nog wat over de toekomstplannen die hij heeft. Binnenkort start hij met een nieuw project met de Pauluskerk in Rotterdam en hij zou ooit eens een documentaire over de eerste eerlijke elektrische auto in Congo willen maken. “En ik denk dat ik zo Guus maar weer eens bel”, hij bedoelt voormalig voetballer en goede vriend Guus Hiddink, “om het weer eens over het FC World Peace te hebben. Dat is een voetbaltoernooi tussen wereldleiders van gebieden waar oorlog heerst. De twee kemphanen moeten dan met hun team tegen elkaar spelen.” Sander mijmert nog wat verder en besluit: “Misschien moeten we toch maar naar Gaza gaan.”
Geschreven door
Elodie Harreman