Vijf levenslessen van Mirjam, de zus van Mozes
11 juni 2020 · 08:45
Update: 15 november 2024 · 10:08
Zingend liep ze voor het volk uit de woestijn in, het beloofde land tegemoet. Samen met Aäron en Mozes gaf ze leiding aan de uittocht. Ze was Gods profetes en alle vrouwen keken naar haar op. Tot een kleine vos haar wijngaard in sloop. Vijf levenslessen van Mirjam, de bittere.
Les 1: Zorg goed voor je familie (Exodus 1-2:2)
Ik was erbij toen Mozes geboren werd. Ik zag het door een kier in de deur, want ik was heel hard weer teruggerend nadat ik de vroedvrouwen had gewaarschuwd. Sifra en Pua moesten hun spullen nog pakken en zouden zo snel mogelijk komen. Maar ze kwamen te laat. “Hebreeuwse moeders bevallen zo snel,” zeiden ze tegen de soldaten van de farao en dat was ook zo (Exodus 1:19).
Mozes was al geboren toen ze kwamen en ik zag meteen hoe mooi hij was. Zo’n gaaf kindje had ik nog nooit gezien. Haast goddelijk, dacht ik toen, niet wetend hoe waar dat later zou blijken te zijn. Ik was meteen dol op hem. Ik wilde hem beschermen, tegen alles en iedereen.
Mozes gaf me in het grauwe slavenbestaan een doel om voor te leven
Mozes heette trouwens geen Mozes toen hij nog bij ons was. We gaven hem geen naam, omdat we niet wisten of hij het wel zou overleven. Mijn moeder was zo bang om hem te verliezen, dat ze zich niet durfde hechten. Elke dag konden ze hem komen halen...
Ik zag de angst van mijn moeder en de schoonheid van mijn broertje. En ik besloot te vechten. Voor allebei. Dat gaf me in het grauwe slavenbestaan van die dagen een doel om voor te leven. Als mijn broertje maar bij mijn moeder mocht blijven. Zodat zij hem kon grootbrengen in onze traditie. Met de verhalen van Abraham en Jakob over het beloofde land, onze toekomst.
Les 2: Geef je over aan de Heer (Exodus 2:1-10)
Toen we Mozes echt niet meer verborgen konden houden, nam mijn moeder een dapper besluit. Een ingenieus plan was het: het kind in een doodskistje leggen. Een arkje, zoals Noach en de zijnen. En het dan te water laten, vlak bij de plek waar de prinses vaak kwam baden. Wat goed bedacht en wat vreselijk dat het moest! Want het kon natuurlijk ook ontzettend fout gaan. De Nijl stroomt snel en er leven krokodillen. En bovendien: hoe zou de prinses reageren?
Zingen richt je op het goede, het brengt je naar God
Mijn moeder heette trouwens Jochebed (Numeri 26:59). Dat betekent ‘glorie van Jahweh’. Toen zij die naam kreeg, had de Heer zich nog niet met die naam aan ons bekendgemaakt. Het was de naam waarmee Mozes na veertig jaar schaapherder te zijn geweest, terugkwam bij ons. “Jahweh heeft mij gestuurd,” zei hij. ‘Ik ben er altijd bij’ betekent dat. Waarom mijn moeder die naam kreeg, is een puzzel waar veel theologen zich in later tijden over gebogen hebben. Mijn moeder heeft het raadsel meegenomen in haar graf, maar zij deed haar naam wel eer aan. Ze wist net als ik: Mozes is bijzonder. Hij is niet zomaar een kind. Hij moet gered worden. Door God zelf. We geven Mozes terug aan Hem en dan kijken we wat Hij doet. En Hij deed het. Dat leerde mij een les voor het leven: geef je over aan Hem, ook – of juist – als je in doodsnood bent. Heel veel later, bijna aan het eind van mijn leven, wist ik precies wat dat betekende...
Maar op dat moment deed ik wat mijn moeder deed: goed nadenken en handelen. Dus toen ik zag dat de prinses net zo verrukt was over Mozes als wij, wist ik precies wat ik moest doen. En zo kwam Mozes weer in mijn moeders armen terecht. Waar hij hoorde: bij zijn volk. Ons volk. Het volk van Jahweh.
Les 3: Zingen maakt alles lichter (Exodus 15)
Uit angst voor de soldaten van de farao moesten we mijn broertje rustig houden. Aäron kon dat goed, want die is van zichzelf al rustig van aard. Ik ben veel energieker en feller. Maar wat ik als kind al goed kon, was zingen. Dus dat deed ik veel als Mozes onrustig was – want hij was een driftkop (Exodus 2:12)! Dan zong ik liedjes voor hem, die ik zelf bedacht had.
Later, toen ik moest gaan werken voor de farao, hielp mij dat ook. Het keiharde en fysiek zware werk hielden we vol door te zingen. Vaak zette ik in en dan volgden de anderen mij. Al zingend hakten we stro, haalden we klei uit de rivier, en liepen we met een zware last op onze schouders naar de bakovens. Zo leerde ik dat zingen alles lichter maakt.
Het is niet makkelijk een vrouw te zijn in een mannenwereld
Tijdens de tocht door de woestijn herinnerde God mij aan dit talent. Zo heb ik dat ervaren. Want toen we door de Rietzee waren getrokken en het hele leger van de farao vernietigd was, welde er een lied in mij op. Ik keek Mozes aan en samen zongen we uit volle borst een geweldig lied van dankbaarheid. Iemand gaf mij een tamboerijn en toen ‘voelde’ ik het refrein. De tekst, de melodie, het ritme: alles klopte en wat hebben we dat nog vaak gezongen tijdens het lopen! Want probeer het maar eens, zeker als je kleine kinderen bij je hebt: zingen helpt. Door te zingen kun je nog kilometers langer door. Talloze variaties verzonnen we op ons overwinningslied. Ja, dat heeft ons vaak geholpen en ik ben de Heer vaak dankbaar geweest voor dat talent: muziek, dans, zang – als je dat beheerst, krijg je een heel volk mee. Zingen bevrijdt, zingen richt je op het goede, het brengt je naar God zelf.
Les 4: Wees tevreden met je plek (Numeri 12)
Ik had dus een positie, een taak, een talent. Ik liep met Mozes en Aäron voor het volk uit. Door God gezonden (Micha 6:4). Ik was een profetes, kreeg woorden van de Heer waarmee ik mijn volk mocht bemoedigen. Waarom was ik dan niet tevreden? Waarom wilde ik meer? Waarom werd ik jaloers?
De wijze koning Salomo schrijft in zijn Hooglied over ‘kleine vossen die de wijngaard vernielen’. Vang ze als ze nog klein zijn, zegt hij (Hooglied 2:15). Dat had ik moeten doen. Ik had het duiveltje van de afgunst meteen moeten temmen. Maar dat deed ik niet. Het groeide en groeide in mij. En toen begon de vos te doden. Ik begon mijn naam, Mirjam (bitterheid), eer aan te doen.
Hij voerde mij uit het Egypte van mijn veeleisendheid
Ik kan het goedpraten, natuurlijk, want met een sterk karakter is het zeker niet makkelijk een vrouw te zijn in een mannenwereld. Mijn ene broer was besluiteloos en beïnvloedbaar (Exodus 32) en mijn andere broer was de bescheidenheid zelf (Numeri 12:3). Dat softe, genuanceerde en weifelende maakte mij razend. Ik wilde door! Actie! Had ik niet dankzij die eigenschappen mijn broertje uit de Nijl gered? Dat ik begon over de buitenlandse vrouw van Mozes was natuurlijk vals, maar op dat moment meende ik het wel: ik had hem niet voor niets gered en teruggebracht bij zijn moeder. Hij hoorde bij ons volk en mocht nooit vergeten wat onze geschiedenis en onze tradities waren. Zo zag ik dat echt.
Gods straf was vreselijk: ik kreeg een doodskleed aan. Zoals Mozes in een doodskistje werd gelegd, zo kreeg ik een witte lijkhuid. Vreselijk. Toen Mozes, de zachtmoedigste mens op aarde, voor mij begon te bidden, brak ik. Ik gaf mij over aan de Allerhoogste.
Les 5: Je bent nooit alleen (Numeri 12, Deuteronomium 24:9)
God stuurde mij weg en toen was ik alleen. Zeven dagen zag of sprak ik niemand. In de woestijn, in de stilte, kwam ik tot mijzelf. Eerst raasden de gedachten als dikke vliegen door mijn hoofd, maar langzamerhand werd het stil. Het lukte me naar mijzelf te kijken. En het lukte me om weer dankbaar te zijn. Voor mijn leven, mijn karakter, mijn talenten, mijn broers. En juist in de dankbaarheid kwam God naar mij toe. Ook buiten de legerplaats was Hij er. Hij ging naast mij zitten en keek met mij mee in de afgrond van mijn ziel.
En nog voordat de zeven dagen voorbij waren, zong ik een lied. Ik dankte God voor Zijn bevrijding. Want Hij bevrijdde mij. Hij voerde mij uit het Egypte van mijn veeleisendheid, mijn angsten, mijn hoogmoed, naar het beloofde land van de vergeving, de aanvaarding, de goedheid. “Je bent goed genoeg, Mirjam,” zei Hij tegen mij. “Je bent Mijn kind. Ik ben bij je. Ik ben ook jouw Jahweh.” Toen was het goed en kon ik gaan. Mijn volk wachtte op mij (Numeri 12:15).
Tekst: Theanne Boer
Beeld: The Bible Series