Van verpleegkundige tot dominee; hoe de coronacrisis hen raakt
14 april 2020 · 19:42
Update: 15 november 2024 · 11:40
Geestelijk verzorger Jesse, verpleegkundige Marthilde, ambulancebroeder Dinant, huisarts Lydia en dominee Paul vertellen hun persoonlijk verhaal over hoe de coronacrisis hen raakt.
Jesse Gruiters (33) werkt als geestelijk verzorger in het UMC in Utrecht. Dagelijks spreekt hij patiënten die besmet zijn met het coronavirus. “Een van mijn eerste gesprekken was met een vrouw die na vijf dagen van de intensive care afkwam. Ze was erg ziek geweest en daarom waren we verrast door haar snelle herstel. Er werd zelfs al gesproken over ontslag. De vrouw wilde met me praten over de schokkende beelden die ze had gezien op de intensive care en de plotselinge wending die haar leven had genomen. Maar haar pijn zat misschien nog wel het meest in het feit dat ze haar man een paar maanden geleden was verloren. Voor de opname schreef ze hem elke dag een brief; ook dat was stil komen te liggen. Toen ik haar kamer verliet en door de gang liep, dacht ik ineens dat ze misschien impliciet om een kladblok en een pen vroeg. Die heb ik de vrouw toen gebracht en daar was ze volgens de verpleging erg blij mee.
Een paar dagen later had ik een gesprek met een oude man. Hij lag alleen op een zaal en keek uit op een lege parkeerplaats. Ik voelde zijn eenzaamheid. Toen ik hem later in de week nog eens bezocht, vertelde hij me met tranen in zijn ogen dat hij zijn vrouw en kinderen had gezien. Ze stonden ineens beneden op de parkeerplaats. Ze keken omhoog en zwaaiden naar hem. Ik vroeg hem wat hij dan zag. Hij dacht na en zei: ‘Alles. Ze waren zo ver weg, maar toch zo dichtbij.’
In deze kleine verhalen vind je de essentie van ons werk als geestelijk verzorger. De zorg voor de ander is een teken van fundamentele medemenselijkheid. Midden in deze crisis is ons werk onmisbaar en mogen wij patiënten en hun familie bijstaan. Door middel van gesprekken laten wij samen met de andere deskundigen zien wie we zijn en wie we willen zijn. Hierin ligt onze kracht om deze crisis samen te doorstaan.”
Een klinische blik
Drieëntwintig jaar geleden begon verpleegkundige Marthilde te Kulve (48) in Gelre ziekenhuizen in Apeldoorn. “In deze coronacrisis word ik me er sterk van bewust dat ik niet alles in de hand heb. Gelukkig maak ik deel uit van een gespecialiseerd team en beschikken we over kennis en kunde om het verschil te maken. De spoedeisende hulp is op dit moment onderverdeeld in twee gedeelten. Op één ervan komen patiënten binnen van wie we denken dat ze corona hebben. Dan dragen we een beschermend pak, muts, bril, mondmasker en handschoenen. Er arriveren regelmatig meerdere patiënten tegelijk, de één soms nog zieker dan de ander.
‘Hij heeft het leven gelaten met onherkenbaar gemaskerde mensen om zich heen’
Een aantal dagen geleden kwam er een patiënt binnen van eind zestig. ‘s Ochtends was hij nog naar zijn werk geweest, maar was daar plotseling ernstig benauwd geworden. Praten lukte zelfs niet meer. De waardes op de monitor en onze klinische blik vertelden ons binnen een minuut de ernst van de situatie. Binnen een half uur moesten we de man intuberen en direct daarna reanimeren. Anderhalf uur na binnenkomst is deze patiënt overleden. Hij heeft het leven gelaten met onherkenbaar gemaskerde mensen om zich heen, zonder familie die zijn hand kon vastpakken. Dat maakt me verdrietig en vind ik heel naar.
Als iemand zo ziek is dat hij gaat sterven, wil je die persoon tot op het laatste moment laten weten dat je er bent. Nu moet ik het vertalen naar woorden en is het de toon die de muziek maakt. Ik vroeg een patiënte wat het met haar deed dat we bijna onherkenbaar zijn. Ze vertelde dat ze zich als een mogelijke besmettingsbron voelde. Het gaf haar rust als ik bij haar kwam zitten, omdat ze dan mijn ogen beter zag en daardoor de rest van mijn gezichtsuitdrukking kon invullen. Een van de belangrijkste taken is dat ik de patiënten vertrouwen geef en dat ze voelen dat ik hen zie.
Na een lange werkdag word ik warm onthaald door mijn kinderen. Laatst hadden ze zelfs al pannenkoeken gebakken, omdat ik maar niet thuiskwam. We leven in een zware periode, maar God heeft mij gemaakt en houdt van mij. Het is een waarheid die me staande houdt en aanspoort om op mijn beurt van anderen te houden en voor hen te zorgen.”
Altijd in overleg
Ambulancebroeder Dinant Dijkman (59) werkt sinds 1996 in de provincie Gelderland. “In de eerste week dat het coronavirus zich door Brabant verspreidde, was er bij ons op de ambulance nog weinig te merken. Door de rust in het verkeer waren er nog nauwelijks ongevallen en leek het net of mensen niet meer voor hun klachten durfden te bellen. Langzaam maar zeker werd het toch weer een beetje drukker en onderzochten we ook patiënten met coronaklachten. Door de veiligheidsmaatregelen kost dit veel tijd. We willen zo weinig mogelijk mensen naar het ziekenhuis vervoeren wanneer thuisblijven nog een goede en veilige optie is. Dit gaat altijd in overleg met de huisarts en patiënt. Wanneer we de patiënt toch naar het ziekenhuis vervoeren, moeten we daarna de ambulance reinigen. Dat is het protocol.
Wat indruk op mij maakte, was dat we ervoor kozen om een meneer thuis te laten. Hij had nog goede vitale functies, maar vertoonde wel symptomen van corona. Twee dagen later verslechterde zijn toestand en hebben we hem alsnog naar het ziekenhuis gebracht. Een half uur later lag hij al aan de beademing. Zijn echtgenote mocht niet met ons meerijden en zag haar man pas later op de intensive care, via een beeldscherm. Dat vind ik heel erg.
‘Ik kan niet zeggen dat het wel mee valt en dat het goed komt, want dat weet ik gewoon niet’
In deze onzekere tijd probeer ik mensen rustig te benaderen. Ik kan niet tegen ze zeggen dat het wel meevalt en dat het goedkomt, want dat weet ik gewoon niet. Graag zou ik getuigen van een hogere Macht, maar ik vind het niet netjes om tegen patiënten in een angstige situatie te zeggen dat er Iemand is die over hen waakt. Ik heb nu één keer meegemaakt dat een patiënt hier zelf over begon. Dan is het natuurlijk mooi dat je daar samen over in gesprek kunt gaan.”
Amper adem
Paul den Hertog (62) is predikant bij De Bron in Amsterdam en raakte zelf besmet met het coronavirus. “Woensdagavond 11 maart voelde ik me plotseling niet lekker; ik had spierpijn en koorts. Omdat mijn situatie almaar verslechterde, belde mijn vrouw Anja een week later de huisarts. Ik kreeg antibiotica, maar die sloeg niet aan. Na twee dagen belde de huisarts met een longarts, die adviseerde om naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis ziekenhuis te gaan. Daar werd al vrij snel duidelijk dat ik corona had en ik kreeg antibiotica via het infuus om eventuele bijkomende infecties te voorkomen.
Het zuurstofgehalte in mijn bloed was laag, waarvoor ze me extra zuurstof toedienden. ‘U bent goed ziek,’ zei de dokter. Ik hijgde als een karrenpaard, ondanks de maximale zuurstofafgifte van vijftien liter. Omdat ik nog amper kon ademen, brachten ze me naar de intensive care. Een verpleegkundige vertelde me dat ik er rekening mee moest houden dat ik een beademingsbuis zou krijgen. Ze zouden me dan minstens een week in slaap houden. Ik vond het prima, want ik wilde rust hebben omdat ik het heel benauwd had. Ik realiseerde me dat ik kon sterven, maar wist dat er veel mensen voor mij baden en dat de verpleegkundigen en artsen hun uiterste best deden. Hierdoor kon ik mezelf aan de situatie overgeven. Op zulke momenten was het besef dat God bij mij was al meer dan genoeg. Ik hoefde daar geen seconde aan te twijfelen, want Jezus Christus is overwinnaar. Niets kan mij van Hem scheiden. Het was dus meer een 'rusten in' dan een 'vragen om' of iets dergelijks.
'Dankbaar ben ik voor al die mensen die voor me hebben gebeden'
Wonderwel werd mijn ademhaling na een paar uur rustiger en ging de zuurstoftoevoer weer beetje bij beetje omlaag. Maar dit bleef een aantal dagen schommelen. Eenmaal thuis was ik dankbaar en blij dat ik net niet geïntubeerd hoefde te worden, want dan was het een ander verhaal geweest. Ik merk nu al hoeveel tijd ik nodig heb om verder te herstellen, laat staan als ik een week of langer aan de beademing had moeten liggen. En het heeft de tijd van spanning voor de mensen om mij heen ook bekort. Dankbaar ben ik voor al die mensen die voor me hebben gebeden.”
Erg onwerkelijk
Lydia ten Napel (41) is kaderhuisarts Spoedzorg en maakt deel uit van het crisisteam van de Huisartsen Coöperatie Apeldoorn. “In een tijd waarin het aantal coronapatiënten toeneemt, is het onze taak huisartsenzorg in de lucht te houden. We worden nu als samenleving geconfronteerd met het feit dat het leven niet zo maakbaar is als wij denken en dat besef maakt mij nederig als mens. Als medici kunnen we heel veel, maar wij kunnen lang niet alles.
Vorig weekend heeft deze crisis mij ook persoonlijk geraakt. Mijn tante stierf op 73-jarige leeftijd aan de gevolgen van het coronavirus. Wat mij het meeste raakt, is dat mijn moeder geen afscheid heeft kunnen nemen. Bezoek mag heel beperkt het verzorgingshuis binnen en aangezien mijn moeder zelf tot de risicogroep behoort, was het niet verstandig om te gaan. Gelukkig kon zij haar zus via de telefoon spreken toen ze nog goed aanspreekbaar was. Kort daarna verslechterde haar situatie en overleed ze. Het voelt allemaal nog steeds erg onwerkelijk. Normaal gesproken zou ik direct naar mijn ouders toe gaan en hen willen steunen, maar we konden elkaar nu alleen digitaal ontmoeten. Mijn moeder komt uit een Molukse familie; er komen normaliter vaak honderden mensen vanuit de hele Molukse gemeenschap naar een begrafenis. Nu mogen er maximaal dertig mensen komen.
Maar hoe gek het ook klinkt, deze crisis biedt ook kansen. Behalve mijn werk is de agenda verder helemaal leeg en daardoor leef ik nu heel intens met mijn man en kinderen. Deze tijd geeft ook de mogelijkheid voor een stukje bezinning, het samen zoeken naar God. Het geeft mij veel rust om niet steeds bezig te hoeven zijn. Waarom doen we dat toch? Waarom plannen we altijd alles vol?”