Column Rob Oudkerk: 'De Joodse Raad en mijn relatieve 'coming-out' als Jood'
gisteren · 13:13
Update: gisteren · 13:28
In zijn nieuwste column voor 'De Joodse Wereld' schrijft Rob Oudkerk welke impact de EO-serie 'De Joodse Raad' op zijn leven had. "Mijn getroubleerde familie en alle dingen die met Jood-zijn en de Tweede Wereldoorlog te maken hadden, heb ik altijd op afstand willen en kunnen houden. Mijn familiegeschiedenis had iets kafkaiaans. Groot verdriet, groot schuldgevoel: ik stopte wat ik daarvan meekreeg zo goed en zo kwaad als ik kon weg. Maar al na het lezen van de scripts voor de serie ‘De Joodse Raad’ enkele jaren terug lukte dat niet meer."
"Het klinkt misschien gek, maar de scripts en de beelden brachten mijn grootvader en moeder dichterbij dan ze ooit voor mij waren geweest. Alles wat zij hebben moeten meemaken heeft me sindsdien niet meer losgelaten. Nu ook het antisemitisme weer tastbaar dichterbij komt, voel ik me meer telg van de familie dan ooit. Ik ga vanaf nu niet meer wegkijken van wie ik ben en wat er om me heen ooit gebeurde en nu gebeurt.
'Ook gewoon mijn grootvader'
Een televisieserie kan blijkbaar meer voor elkaar boksen dan de tientallen boeken daarvoor die ik las. Of de schaarse verhalen die mijn familie mij vertelde. Het heeft mij -ook helend- geholpen om meer onderdeel van mijn eigen familie te worden. En ja, het was tegelijkertijd ook hartverscheurend om zo naar ze te kijken in omstandigheden waarin niemand ooit terecht hoopt te komen.
Mijn grootvader werd na de oorlog verguisd. Hij was een gebroken, eenzame man. Hij was voorzitter van de Joodse Raad geweest, maar hij was ook gewoon mijn grootvader bij wie ik op schoot zat en van wie ik als kind achter zijn bureau tekeningen mocht maken met een glaasje ranja ernaast. Hetzelfde bureau waarachter hij ooit de lijsten voor deportatie mee hielp opstellen. Het staat nu tentoongesteld in het Holocaustmuseum.
Ik voelde medelijden met hem. Maar ook wanhoop, verdriet en boosheid.
Wegsmokkelen
De Joodse Raad heeft het de Duitsers te gemakkelijk gemaakt om lijsten met duizenden mensen op te stellen om ze te laten afvoeren naar Bergen-Belsen, Dachau, Auschwitz en andere concentratiekampen. Mijn grootvader heeft altijd gedacht dat hij daarmee erger kon voorkomen. De geschiedenis heeft zijn overtuiging geloochenstraft.
Mijn moeder werkte in de crèche aan de Plantage Middenlaan. Zij redde samen met anderen meer dan 500 kinderen uit handen van de Duitsers. Soms letterlijk.
Terwijl in de voorkamer van haar ouderlijk huis mijn grootvader lijsten maakte van mensen die moesten worden weggevoerd, zat mijn moeder, bij wijze van spreken, in de achterkamer lijsten te maken van kinderen die ze eventueel kon wegsmokkelen. Daarvoor had Kafka ongetwijfeld zijn pet afgenomen.
Mijn moeder wist wat mijn grootvader deed, die dacht het goede te doen, of het minst slechte.
Hoe meer ik er induik, hoe meer ik zie wie de echte lafaards waren: ons koningshuis en onze regering. Zij vluchtten al in mei 1940 naar Engeland en lieten mijn grootvader en anderen in de steek: hij mocht het vuile werk opknappen. Maar ook de Nederlandse spoorwegen, de politie, het ambtelijk apparaat van gemeentes en rijk: allemaal tonnen boter op het hoofd.
'De woorden waren op'
Ik was enig kind thuis. De vrijdagavonden vierden we altijd met mijn grootvader. Dan zaten we daar. Ik, mijn moeder, mijn grootvader en mijn vader. Mijn vader die tijdens de oorlog vier jaar ondergedoken had gezeten om daarna te ontdekken dat zijn hele verdere familie omgebracht was: vader, moeder, broers, zussen, neefjes, nichtjes, ooms, tantes. Weg. Hij bleef alleen achter met 28 lege huizen, zonder familie.
En hij zat elke vrijdagavond aan tafel met de man die mogelijk zijn hele familie op de deportatielijsten had gezet: mijn grootvader. En met mijn moeder die zoveel mogelijk kinderen had proberen te redden. En ik zat daar week na week: een klein, bang jongetje. We staken de kaarsjes aan voor sjabbes en verder werd er gezwegen. Nu snap ik wel waarom. Er kon niet meer gepraat worden. De woorden waren op.
Veertig jaar
Mijn vader was altijd depressief. Hij heeft zes zelfmoordpogingen gedaan. Ik heb ze van dichtbij meegemaakt. Hij is uiteindelijk op z’n 74e overleden. Mijn moeder had ’s nachts alleen maar nachtmerries over rijdende treinen met de duizenden kinderen die ze niet had kunnen redden. Toen ze veel later stierf, kon ik alleen maar denken: wat had ik het haar gegund om ook tien jaar eerder te mogen gaan.
Met dit familie-epos snap je misschien mijn oorspronkelijke wens er zo ver mogelijk vandaan te blijven.
Het waren vreselijke avonden.
En de buitenwereld deed daar nog een schepje bovenop. Zo moet ik denken aan mijn Bar Mitswa. Dat ik een stukje mocht schrijven om in de synagoge voor te lezen. Ik had onder andere geschreven dat ik zo veel van mijn vader en moeder hield én van mijn grootvader. Daarop vroeg de rabbijn om dat van mijn grootvader maar te schrappen. En ik heb dat toen gedaan.
Ik begreep niet waarom. Wat weet een 13-jarige……
Maar toen ik het begreep ben ik veertig jaar niet meer naar de synagoge geweest.
Coming out
Maar kijk nu: ik ben steeds meer Joods aan het worden. Of beter: me joods gaan voelen. Ik zie deze tijd als een soort coming out als Jood.
Ik ben blij dat ik er ben, dankzij goede mensen die niet laf waren, en mijn vader lieten onderduiken. Ik ben trots op mijn moeder die zoveel kinderen heeft gered en op mijn grootvader, dat hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan, al bleek dat later niet de goede keuze te zijn. Ik ben trots dat ik zelf kinderen heb gekregen.
Het gaat door.
Wij gaan door."
Dit artikel hoort bij het programma
De Joodse Raad
Dit artikel hoort bij de campagne
EO Joodse Wereld