Petra de Joode: ‘Mijn pijn verdwijnt niet, maar God ook niet’
Wat kreeg Petra mee over het geloof en waar staat zij nu?
“Jij leeft met één been in de hemel”, zeiden mensen vroeger tegen EO-radiopresentator Petra de Joode. Dat herkende ze wel; ze groeide op met de blik op het hiernamaals. Die blik is inmiddels wat meer naar beneden gericht. “Ik ben van heel veel dingen niet meer zeker.”
“Twee keer per zondag naar de kerk”, zegt Petra (1959) meteen als ze denkt aan geloven thuis. “Dat was vaste prik. Ik kan me geen preek meer herinneren, maar ik had er geen hekel aan. Tot mijn 12e gingen we naar de Christelijke Gereformeerde Kerk in Delft, en vlak voordat ik naar mijn eerste catechisatie zou gaan, stapten mijn ouders over naar de Hervormde Kerk, een Gereformeerde Bondsgemeente.
Ik was een heel serieus meisje, zat op de meisjesvereniging bijvoorbeeld. En ik hield van samen zingen. Muziek was belangrijk in ons gezin – twee broers speelden orgel en we zongen vaak met elkaar. Mijn oudste broer zat al op de jeugdvereniging en soms kwam de hele vereniging bij ons thuis. Dat was een grote club, hoor. Delft is een studentenstad, dus er zaten megaveel jongeren in de gemeente. We woonden met z’n negenen in een minihuisje, maar dan zat het helemáál propvol.”
Heftige discussies
Petra vond die studentengroep interessant, vooral omdat ze net iets ouder waren dan zij. Onderling voerden ze heftige discussies, waar Petra veel van leerde. “Over de doop bijvoorbeeld. En of je een kind van God was als je gedoopt was. Dan riep iemand weer: ‘Dat is een puur gereformeerd standpunt!’ Haha, dat vergeet ik nooit meer.”
Wat zag je bij je ouders van geloven?
“Oprechtheid. En heel veel eerbied. Ze spraken met ontzag over God. Hij was niet je beste vriend, nee, Hij was Gód. Dat vind ik nog steeds. Je kunt Hem niet in je zak steken.”
Mijn moeder was verliefd geworden op Jezus
Bidden met zeven koters
“Mijn ouders namen ons mee in het geloof,” zegt Petra even later, “maar drongen het ons niet op. We baden en lazen aan tafel, maar er was ook altijd ruimte voor een kwinkslag. Ik zie ons nog zo zitten, op de hoekbank die rond de tafel stond. Voordat je met zeven koters kunt gaan bidden en ze allemaal hun kwek houden… Soms begon mijn vader gewoon alvast met het gebed. Dan sprak hij een langgerekt ‘Ooo’ uit, van ‘O, Vader die al ’t leven voedt, kroon deze tafel met uw zegen.’ Ik kan het nog zo opzeggen. Bij dat eerste ‘O’ deden we snel allemaal onze ogen dicht en vouwden we onze handen.”
Huilen van blijdschap
Breed had het gezin De Joode het niet. Moeder zorgde voor het gezin, vader werkte in de fabriek. ’s Ochtends voor zijn werk liep vader nog een krantenwijk, zodat de kinderen op muziekles of op sport konden. “Ik weet van mijn schoonzus – die soms in de weekenden bij ons logeerde en een keer vroeg beneden was – dat mijn vader op zijn knieën in de woonkamer zat te bidden. Dat typeerde zijn trouw. Mijn vader was wel een dankbaar mens, geloof ik. Al weet ik ook nog dat hij zo nu en dan depressief was. Als hij daar weer bovenuit kwam, had hij soms zomaar psalmregels in zijn hoofd. Dan huilde hij. Van blijdschap. Dat vond ik als kind heel indrukwekkend.”
Wat herinner je je van je moeder, als het om geloven gaat?
“Ik kwam een keer uit catechisatie en vroeg aan m’n moeder: ‘Moet dat nou altijd zo zijn: ellende, verlossing en dankbaarheid? Hoe ging dat eigenlijk bij u?’ Ik zal haar antwoord nooit vergeten: ‘Ach nee,’ zei ze, ‘ik ben gewoon een beetje verliefd geworden op Jezus. En dat ben ik nog altijd.’ Prachtig toch? Mijn moeder heeft me echt op dat spoor gezet. Mijn vader zou dat overigens nooit zeggen. Hij was misschien ook wel verliefd op Jezus, maar sprak dat niet uit. Hij was sowieso wat traditioneler dan mijn moeder, zat ook in de kerkenraad. Mijn moeder was veel vrijer in haar denken. Daarin lijk ik op haar.”
‘Zo ineens, pats!’
Petra had weinig met de verheven taal die ze hoorde van de kansel. Ze hield meer van de taal van Rien Poortvliet, van wiens illustraties ze al jong onder de indruk raakte. Ze herinnert zich één tekening van hem in het bijzonder – uit het boek Hij was een van ons. Die van Jezus aan het kruis. “Je zag alleen Jezus’ ogen. Er stond onder: ‘Jezus droeg alle doodsangsten van alle mensen.’ Dat maakte zó’n indruk op mij.”
Toen Petra 14 was, maakte er nog iets diepe indruk op haar. Ze zat op een koude en grijsgrauwe paasochtend in de Oude Kerk van Delft, een gebouw met mooie gebrandschilderde ramen. Toen de predikant de kansel op kwam, keek hij de kerk rond en zei: “De Heer is waarlijk opgestaan.” Petra: “En precies op dat moment brak de zon door. Zo ineens, pats! – in alle kleuren die dat raam had. Een heel kort moment, daarna verdween de zon weer. Voor mij als tiener was dat een heel intense ervaring.”
Welk lied herinner je je uit je jeugd?
“Ik ben opgegroeid met de oude psalmberijming, en er is één regel die al mijn hele leven met me meegaat en altijd weer komt bovendrijven. ‘Hier weidt mijn ziel met een verwond’rend oog.’ Het is een regel uit Psalm 27. Die verwondering wordt bij mij alsmaar sterker. Tegelijkertijd ben ik van veel dingen niet meer zeker. Ik weet niet eens of er wel een hemel is waar we allemaal naartoe gaan. Dat vind ik ook niet meer belangrijk. Ik geloof nú. En Jezus zit in mijn hart.”
Ik heb eens geprobeerd een half jaar lang níét te geloven
Terwijl de jonge Petra al met één been in de hemel stond.
“Ja! Maar mijn geloof wordt daar niet minder van. Natuurlijk zou ik het fijn vinden om Jezus straks te zien, maar geen idee of dat ook gaat gebeuren. Die blik op het hiernamaals – het komt ooit een keer goed – is bij mij nu meer gericht op het hiernumaals. Het ís al goed. Vroeger stelde je jezelf aldoor de vraag of het wel goed zat tussen God en jou. Maar waar is Jezus dan voor aan het kruis gegaan? En waar we na dit leven zijn, of er nog iets is? Dat maakt me niet meer uit. Eigenlijk weet niemand toch precies hoe het zit?”
Gevloek en getier
Hoewel Petra veel zekerheden in de loop der jaren heeft losgelaten, hield ze het geloof altijd vast. “Toen ik getrouwd was en al kinderen had, heb ik eens geprobeerd een half jaar lang níét te geloven. Uit nieuwsgierigheid, kijken of ik dat kon. Omdat veel mensen zeiden: ‘Het is allemaal verzonnen, iedereen maakt zijn eigen god.’ Het opmerkelijke was: mijn geloof werd alleen maar sterker in die periode. Ik ging er alleen maar meer aan denken. Dus, ja, geloven zit diep verankerd in mij. Ik vind het heerlijk dat ik ergens toch mijn houvast heb in het leven en dat er altijd iemand is die van me houdt.”
Je zei eens in een interview dat je verknocht bent aan God.
“Ja, nog steeds! Ik heb sinds een paar jaar MS en lig ’s nachts vaak wakker van de pijn. Dan ga ik soms vloekend en tierend mijn bed uit en schreeuw ik naar God: ‘U belooft toch dat U me zult helpen? Ik heb het nu al zo vaak gevraagd, waarom gebeurt het niet?’ Ik merk gewoon niks, echt niks van Hem. Er komt geen antwoord. Uiteindelijk val ik meestal tegen de ochtend in slaap en slaap ik de hele ochtend. Als ik daarna wakker word, ziet de wereld er ineens heel anders uit. Dan hoef ik maar aan de naam ‘Jezus’ te dénken, of ik ben al aan het huilen. En dan zeg ik: ‘Sorry, God, voor mijn gevloek en getier.’
Het gekke is: mijn pijn verdwijnt niet, maar God ook niet. Hij blijft de bodem onder mijn bestaan en dat geeft zo veel vrede. Er is niemand die me zo kan raken als Hij. Dan denk ik: wat weet ik nou van God? Hij is God, ik ben slechts een mini-mensje. En dan wordt mijn verwondering alleen maar groter.”
Kerkloos
Petra nam haar vier kinderen mee naar de Nederlands-Gereformeerde Kerk, waar haar toenmalige man ook lid was. Een kleine gemeente in Loosdrecht, waar ze veel vrijheid ervaarde. Toch schreef ze kortgeleden een afscheidsbrief en zegde ze haar lidmaatschap op – iets wat ze nooit gedacht had. “Ik ben nu kerkloos. Mijn tweede dochter is de enige van de kinderen die nog naar de kerk gaat – al denk ik dat ze allemaal nog wel geloven. Zij bezoekt met haar gezin Stroom in Amsterdam, een soort pop-upkerk, met veel jonge gezinnen. Ik ga soms mee en heb ook een keer meegedaan aan een creatief kerstproject. Geen kwaad woord over de kerk, maar ik heb er altijd wat last gehad van de vorm. Bij Stroom vallen zekerheden en vaste lijntjes weg, dat vind ik boeiend.”
Vind je het belangrijk om het geloof aan je kinderen en kleinkinderen door te geven?
“Ik heb dat gedaan, dat had ik natuurlijk ook beloofd toen we hen lieten dopen. Maar mijn kinderen moeten nu hun eigen weg zoeken. Natuurlijk, als mijn kleindochter mij vragen stelt over het geloof, geef ik antwoord. Al denk ik dat ik vroeger stelliger was in bepaalde dingen dan nu. Mijn kinderen staan nog ingeschreven in de kerk als gastlid, dat willen ze niet kwijt. Gek is dat, hè? Dat vinden ze toch een te grote stap.”
Zeg je tegen je kinderen of kleinkinderen ook: “mama – of oma – is verliefd op Jezus”?
“Dat zou ik rustig kunnen zeggen, ja. Want dat is ook zo.”
Geschreven door
Mirjam Hollebrandse