Ooit rooms, nu reformatorisch
28 januari 2020 · 11:37
Update: 15 november 2024 · 08:43
Met het hele gezin lag hij als kind geknield voor de televisie wanneer de paus zijn jaarlijkse ‘urbi et orbi’-zegen uitsprak vanuit Rome. Het leek er zelfs even op dat hij missionaris zou worden, maar als tiener brak hij volledig met het geloof. Jaren later hervond Hans van Hoof (68) de weg naar de kerk – nu aan reformatorische zijde.
Van Maria en de heilige mis tot wierook, wijwater en weesgegroetjes: het katholicisme kreeg Hans van jongs af aan mee. Hij groeide op in een arbeidersgezin in het Brabantse dorpje Fijnaart, als twaalfde van dertien kinderen. In zijn puberteit verruilde hij het ouderlijk huis voor het internaat, om op het seminarium te worden klaargestoomd voor een toekomst als missionaris op het zendingsveld.
De laatste zoon
“Direct na de lagere school ging ik naar het seminarium Sparrendaal in Vught,” vertelt Hans – gepensioneerd consultant – thuis in het Betuwse dorpje Maurik. “Zeker in grote katholieke gezinnen was het destijds gebruikelijk dat één zoon priester werd, of één dochter non. Mijn oudste broer had het hele kleinseminarie doorlopen, maar stopte toen hij zijn eerste geloften moest afleggen. Als de laatste zoon werd ik daarom al op de lagere school voorgesorteerd voor het seminarie. Jongens uit armere gezinnen zoals ik werden geen ‘wereldheer’, zoals priesters met een eigen parochie in Nederland destijds werden genoemd. Ik was bestemd om missionaris te worden.”
Ik was bestemd om missionaris te worden
‘Ik miste de warmte’
Hevige heimwee stak een spaak in het wiel. “Ik hield het daar nog geen jaar vol en verlangde vreselijk terug naar thuis. Ik miste de warmte van zo’n groot gezin. Alles draaide op het seminarium om orde en tucht. Als we bijvoorbeeld gingen bidden in de kapel, liepen we door zo’n kloostergang met vloertegels, met een witte rand aan de buitenkant. Daar moest je op lopen. Zo niet, dan werd je door de paters nadrukkelijk tot de orde geroepen.”
Uiteindelijk besloot Hans – inmiddels 13 – er stiekem tussenuit te knijpen. “Ik liep snel de oprijlaan af richting de bushalte en wachtte daar op de bus.” Lachend: “Liggend in de slootkant, zodat de paters me niet konden zien. Ik had wat spaargeld en reisde via Den Bosch en Breda naar huis.”
Die eerste dagen liep ik zingend door het huis
Innerlijk afgehaakt
Hij ziet nog zijn moeders verbaasde blik toen hij opeens weer voor haar neus stond. ‘Hans,’ zei ze met grote ogen, ‘wat doe jij hier?’ “Ik barstte in tranen uit: ‘Ik wil naar huis…’ Gelukkig hebben mijn ouders me niet teruggestuurd. Die eerste dagen liep ik zingend door het huis, zo opgelucht was ik.” Tot zijn 18e ging hij nog gewoon mee naar de kerk, al was hij innerlijk afgehaakt. “We gingen omdat het móést. Maar ik had er niets meer mee.”
Bij de EO
Hans leefde voortaan zonder kerk en zonder God. “Ik begon een softwarebedrijfje dat systemen ontwikkelde voor documentaire-informatie. Rond mijn 40e belandde ik door omstandigheden in een diepe crisis; ik zocht naar een soort nieuw houvast. Rond die tijd, nu zo’n 25 jaar geleden, kwam ik via mijn bedrijf bij de EO terecht voor een grote klus op de afdeling Documentatie. Bij de EO ging een heel nieuwe wereld voor me open: zo kun je dus óók geloven. Telkens weer merkte ik met hoeveel vrijmoedigheid en blijmoedigheid EO-medewerkers erover spraken. Ik denk dat het iets in mij wakker heeft gemaakt.”
Gouden woorden
Vooral met EO-documentalist Jan Faber (“helaas overleden”) voerde Hans talloze gesprekken over het geloof. “Ik woonde alleen, in Amstelveen. Als ik wilde, zei Jan, kwam hij wel een keertje bij me langs. Daarna kwam hij vaak samen met zijn vrouw op bezoek, en spraken we over de Bijbel – die ik voor het eerst echt ging lezen. Jan was zelf afkomstig uit reformatorische hoek en ging voor in vrij-evangelische gemeenten. Toch sprak hij met groot respect over de reformatorische wereld. Hij moedigde me aan verschillende kerken te bezoeken. ‘Het gaat er helemaal niet om binnen welke kerk je zit,’ zei hij, ‘maar of je Jezus kent.’ Gouden woorden. Ik begon bij een rooms-katholieke kerk, waar ik me totaal niet meer thuis voelde. Daarna bezocht ik diverse pinkster-, baptisten- en vrij-evangelische gemeenten. Ik vond het best fijn om al die diensten mee te maken, ook omdat ik van zingen houd. Maar ze ráákten me niet.”
‘Dat zijn zware broeders’
Hans, die inmiddels zijn huidige vrouw had leren kennen, ging op een zondagavond in Amstelveen-Buitenveldert naar een dienst in Eben-Haëzer, een buitengewone wijkgemeente van de Gereformeerde Bond. “Vooraf zei Jan Faber nog gekscherend tegen me: ‘Weet je wel waar je naartoe gaat? Dat zijn zware broeders…’ Zodra ik de kerkenraad zag binnenkomen – plechtig lopend, in zwarte ambtskleding –, dacht ik: dit wordt inderdaad een zware zitting… Voorganger was ds. C. den Boer, die destijds veel voor de EO-radio sprak. Hij preekte over Romeinen 8, waar Paulus schrijft dat niets ons kan scheiden ‘van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere’ (vers 39, Statenvertaling, red.).”
Dat wonderlijke moment
Met stralende ogen: “Die boodschap kwam echt bij me binnen. Gods liefde voor zondaren zoals ik… Dat wonderlijke moment was voor mij het begin: sindsdien ben ik nooit meer weggebleven uit de kerk. Ik had een enorme honger naar Gods Woord. Na verloop werd ik belijdend lid van de Hervormde Kerk en sinds 2004 van de Hersteld Hervormde Kerk. Al geloof ik dat ik me ook prima thuis zou kunnen voelen in bepaalde PKN-gemeenten.”
Zonde en genade
Inmiddels voelt Hans zich al bijna drie decennia hartelijk verbonden met de kerk van de Reformatie. “Vooral vanwege de diepgang van de Woordverkondiging. Het Bijbelse evenwicht in de prediking die ik, uitzonderingen daargelaten, zondag aan zondag beluister: zonde en genade, wet en evangelie. Dat is me nog steeds dierbaar.”
Zijn er, afgezien van de preken, dingen die je zelf misschien liever anders zou zien?
“Jawel. In behoudende kringen zingt men bijvoorbeeld alleen maar de psalmen. Ik ken tig gezangen en liederen die door en door Bijbels zijn. Waarom zingen we die niet? Een kwestie van koudwatervrees. Het hellende vlak: je begint met iets ‘kleins’, maar daarmee gaat alles op de schop – die angst zit er diep in.”
Er is onder hen helaas veel geloofsonzekerheid
‘Ik mis de symboliek’
Eén tel later: “Ik mis ook wel de symboliek in onze gezindte. Predikanten roepen kerkgangers bijvoorbeeld op om te knielen voor de Heere. Maar we knielen niet létterlijk – dat vinden we ‘rooms’! In de Reformatie, en zeker de Nadere Reformatie, zijn we veel waardevolle elementen kwijtgeraakt. Zoals samen hardop het Onzevader bidden. Veel reformatorische christenen dúrven de naam Vader niet op de lippen te nemen. Er is onder hen helaas veel geloofsonzekerheid. Maar nogmaals: de Woordverkondiging in de reformatorische kerken is mij zeer dierbaar.”
Eén katholieke kerk
Tegelijk kijkt Hans graag over kerkmuren heen: “Ik geloof dat de Heere overal waar het Woord opengaat Zijn kinderen heeft. Oók in de Rooms-Katholieke Kerk. Ik zou zelfs niets liever willen dan dat we één katholieke kerk krijgen.”
Hoe kleur je dit ‘katholiek’ in?
“Daarover zei bisschop Ignatius van Antiochië in 75 na Christus: katholiek, dat is de gemeenschap waar Christus centraal staat. Zet tien mensen uit allerlei denominaties naast elkaar; allemaal beantwoorden ze de vraag of ze de Heere Jezus nodig hebben als Zaligmaker met ‘ja’. Waar gaan ze moeilijk over doen? Tradities, liturgische vormen, de juiste uitleg van de geloofsleer, enzovoort. Dan gaat het dus helemaal niet meer om de kérn van het geloof. Bijbels gezien is onze verdeeldheid onacceptabel.”
Christus centraal
Hans vervolgt: "Jezus bad: ‘Opdat zij allen één zijn.’ Eén katholieke kerk, wat zou dát mooi zijn. Als we Christus centraal stellen, maar dan ook écht centraal, zouden kerkmuren wegvallen. Zelfs die eeuwenoude scheidsmuren tussen rooms-katholieken en protestanten. De boodschap die de Reformatie terecht weer centraal stelde, is me lief. We hebben een grote God, die mensen zoals ik – barstensvol zonde – in genade wil aannemen. Dat leer ik elke dag opnieuw: ik moet van genade leven. Genade alleen."
Beeld: Unsplash