Ongewenst kinderloos: onzichtbaar verlies
Trouwen en kinderen krijgen. Het wordt vaak in een adem genoemd en lijkt de gewoonste zaak van de wereld. Toch krijgt één op de tien paren in Nederland te maken met ongewenste kinderloosheid. Een weg van verdriet en verwerking volgt, soms gepaard met allerlei medische onderzoeken en behandelingen. Wat betekent kinderloosheid voor jezelf, je relatie en je geloof?
Kinderloosheid overkomt je en plaatst je voor een voldongen feit. Je hebt er niet voor gekozen. Dat ervaren ook Lonneke en Wim. Tien jaar geleden trouwden ze en kinderen waren van begin af aan welkom. Toen het wat langer duurde, maakten ze zich niet direct ongerust. Ze waren immers net getrouwd en moesten toch nog aan elkaar wennen. Tot Lonneke ontdekte dat haar moeder tijdens haar zwangerschap het DES-hormoon (tussen 1947 en 1975 gebruikt als middel om een miskraam te voorkomen; red.) gebruikt had. Tot haar schrik bedacht Lonneke zich dat dat wel eens de oorzaak zou kunnen zijn van hun kinderloosheid. Door de huisarts werd ze gerustgesteld: ‘Als alle DES-dochters geen kinderen zouden kunnen krijgen, zou de populatie een heel stuk minder groot zijn’. Maar Lonneke en Wim waren er niet gerust op.
IVF-pogingen
Na een paar jaar raakte Lonneke toch spontaan zwanger. Blijdschap alom. Maar al na een week ging het mis. Het bleek een buitenbaarmoederlijke zwangerschap te zijn. Een jaar daarna eindigde een nieuwe spontane zwangerschap in een miskraam.
Twee jaar na deze miskraam begonnen Wim en Lonneke met IVF (In Vitro Fertilisatie - reageerbuisbevruchting; red.). Maar na twee mislukte pogingen hielden ze deze mogelijkheid voor gezien. „Die tijd was heel erg zwaar,“ vertelt Lonneke. „We gingen twijfelen; moet je nu zó kinderen krijgen? Als God beslist dat wij geen kinderen krijgen, moeten we dan het onderste uit de kan halen om het toch voor elkaar te krijgen? Moeten we het niet gewoon aan de Here overgeven?“
Vorig jaar raakte Lonneke weer spontaan zwanger, maar ook deze zwangerschap was buitenbaarmoederlijk. Ze vertelt: „Het kan nog steeds, ik ben tenslotte nog geen veertig, dus de hoop blijft. Laatst had ik op dag eenentwintig weer een bloedinkje. Dus zat ik gelijk weer een week in de stress; zou het, zou het?
Op dit moment voel ik me niet wanhopig, hoewel dat wel weer kan komen. De laatste tijd is er wel elke maand weer die spanning van ‘zou het wel, zou het niet’? Maar als ik dan weer ongesteld word, denk ik: ‘Ach, ik wist het ook eigenlijk wel’.“
Murw geslagen
Wim: „Ik denk dat het voor Lonneke moeilijker is dan voor mij. Voor mij is het geen maandelijks terugkerend iets. Maar ook ik vraag me af waarom het zo moet. Dat je beproevingen krijgt in je leven is tot daar aan toe. Maar dit leidt je echt door een heel diep dal. Dan denk ik: ‘Laat ons dan in ieder geval rust vinden in het feit dat het niets wordt’. Maar als Lonneke dan toch weer zwanger raakt, is er even hoop, die uiteindelijk de grond in wordt geboord. Wij hebben een gelukkige relatie, een stabiel huwelijk en kinderen zijn meer dan welkom. Waarom krijgen we ze dan niet en wat is onze bedoeling in dit leven?“
Lonneke: „Wim vindt vaak wel afleiding in zijn werk. Voor mij is dat moeilijker. Het zich toch in mijn lichaam. Ondertussen zie ik om me heen iedereen kinderen krijgen.
Toen ik de laatste keer zwanger was, geloofde ik het eerst niet. Na een tijdje deed ik een test, die positief was. Ik vroeg of de Here alstubliéft wilde zorgen dat het goed mocht gaan. Maar twee dagen later voelde ik een steek in mijn buik, verloor bloed en wist dat het weer niet goed zou gaan. Op die momenten voelt het alsof ik getreiterd word. Terwijl ik weet dat de Here zo niet is. Soms denk ik: ‘Ik kan niet bidden, ik wil niet bidden’. Er is een tijd geweest dat ik de mooie dingen van het leven niet eens zag. Je voelt je murw geslagen en alles wat je wel hebt, is ondergeschikt aan dat wat je mist. Dan kun je nog zo’n mooie auto hebben, of zo’n mooi huis, maar niets kan je kinderwens vervangen.“
Ook al grijpt kinderloosheid diep in het leven van Wim en Lonneke in, het brengt hen dichter bij elkaar. Lonneke: „Wel lijdt de seksualiteit eronder. Ik heb tijden gehad dat als Wim avances maakte in de tweede helft van mijn cyclus, ik dacht: ‘Het heeft nu geen zin’.“ Wim vult aan: „Of Lonneke maakte avances en dan dacht ik: ‘O, ‘t is zeker weer tijd’. Op zo’n moment wordt seksualiteit heel functioneel en heb je er helemaal geen zin in.“
Buitengesloten
Lonneke merkt dat de hele samenleving op kinderen is gericht. Mensen praten gauw en veel over hun kinderen.
„Vooral als ze er net een of twee hebben. Dan gaat het soms alleen maar over kinderen, kleertjes en babykamers. Ik praat dan wel mee, want ik vind kinderen en alles wat daarbij komt leuk. Maar soms voel ik me ook enorm buitengesloten. Kan het nog eens ergens anders over gaan? Kan iemand bijvoorbeeld eens aan mij vragen hoe het op mijn werk gaat?
Het gemis is er altijd. Niet dat ik er altijd om moet huilen, maar het is wel altijd aanwezig. Vanmorgen nog; er liep een klein kind op straat te zingen: ‘Het sneeuwt, het sneeuwt, de pannetjes worden nat’. Dat is heel grappig en dan wil ik er naar kijken en even lachen, maar dan loopt die moeder erbij en denk ik: ‘Ik kijk wel voor me, want ik wil niet zo’n zielig type zijn. Straks ziet ze me lachen en ze ziet aan mij natuurlijk dat ik geen kinderen kan krijgen, en...’“ Ze schiet in de lach: „Ja, dat is heel vreemd, maar dat gaat dan door mij heen.“
Het is even stil. Dan vervolgt ze: „Je moet door met je leven. Je hebt er niets aan als je alleen maar ‘waarom’? ‘waarom’? vraagt. We leven in een akelige, vervloekte wereld. Het is een wonder dat we er hier zo bij zitten, gezond en wel. Maar dat ontdekken is een langdurig proces en bij tijden ben ik dat ook weer kwijt. En het beroerde is, het houdt nooit op. Een ander wordt opa of oma, noem maar op. Dat maken wij niet mee. Dat is een enorme worsteling. Het overgeven aan de Here in het vertrouwen dat Hij ons leven leidt, vind ik het moeilijkste wat er is.“
Jaloezie
Echte jaloezie in de zin van een ander haar kinderen misgunnen, heb ik gelukkig niet. Maar als een vriendin of een zus vertelde dat ze zwanger was, moest ik later thuis vaak wel huilen omdat je dan je eigen gemis extra sterk voelt. En soms word ik ook wel eens boos als ik iemand hoor klagen over het zwanger-zijn of het hebben van een baby. Dan moet ik me inhouden om niet te zeggen: ‘Je wilde weer een kind, je krijgt hem nog ook, niet zeuren, aan het werk’. Daar zit wel iets negatiefs in natuurlijk.“
Vanaf het moment dat Marjon en Jan-Willem elkaar leerden kennen, wisten ze al dat de kans groot was dat ze geen kinderen zouden kunnen krijgen. Marjon tobde al een aantal jaar met een ziekte die de kans op een spontane zwangerschap heel klein maakte.
Voordat Marjon en Jan-Willem trouwden, nu een half jaar geleden, liet Marjon zich onderzoeken. De artsen gaven haar weinig kans: Alleen via een risicovolle behandeling, waarvan het nog maar zeer de vraag is of die zou slagen, zou een zwangerschap kunnen ontstaan.
Met zoveel onzekerheid besloten de twee er niet aan te beginnen. Jan-Willem: „De vraag of ik wel of niet met haar zou trouwen, speelde voor mij totaal niet. Dit is iets wat ons samen aangaat en waarin we geen keus hebben. Ik ben verliefd geworden op Marjon en niet op het ‘probleem’. En dat dat speelt, ja, dat is zo. Daar moeten we samen een weg in zien te vinden.“
Kraambezoek
Nu de onderzoeken voorbij zijn, realiseert vooral Marjon zich eigenlijk pas wat kinderloosheid voor haar betekent. Ze vertelt: „Het moment waarop de artsen vertelden dat het niet mogelijk is om zwanger te raken, was heel erg moeilijk. In die tijd waren er veel geboortes om ons heen en werd ik nog eens extra met mijn neus op de feiten gedrukt. En dat geeft veel verdriet. Ook boosheid, omdat ik voor mijn gevoel geen keus heb. Soms twijfel ik aan mijn eigen lichaam; ben ik wel compleet? Want bijna je hele lichaam is erop gemaakt. En dat vind ik confronterend en geeft me bij tijden een gevoel van falen. Ik gun iedereen kinderen, maar het raakt me wel erg als ik een baby zie.“
Jan-Willem: „Als we in de auto zitten om op kraamvisite te gaan, merk ik wel aan Marjon dat ze het daar moeilijk mee heeft. Er ontstaat een wat bedrukte stemming, ze wordt stiller. En voordat we dan naar binnen stappen, is het toch een keer diep zuchten; één, twee... en op drie naar binnen.“
Marjon: „Het is niet makkelijk om mijn emoties te parkeren. Dat kost heel veel energie. Ik probeer me echt te richten op de ouders. En soms is het ook wel prettig als die baby gewoon weer even naar bed gaat.“
Jan-Willem: „Kijk, we zitten niet in zak en as en zijn ook oprecht blij voor de ouders. Bovendien, wat hebben de ouders eraan als wij met een sip gezicht binnenkomen? Maar het is wel dubbel.“
Beroerde opmerkingen
Alleen dichtstbijzijnde familie en vrienden en een aantal collega’s weten van het gemis. Marjon: „De reacties waren heel wisselend. Van heel veel begrip tot reacties als: ‘Nou, dan adopteer je toch’? of ‘In deze wereld hoef je toch niet kinderloos te blijven’? Dat doet pijn. Ik snap dat mensen oplossingen willen aandragen. Maar wat willen mensen daar nu mee zeggen? Er is niet voor alles een oplossing. En het haalt mijn verdriet en verlangen niet weg.“
Jan-Willem voegt toe: „Toen wij net in dit huis woonden, zeiden mensen bijvoorbeeld: ‘O, nog een kamertje extra, dat wordt zeker de babykamer’. Dat vind ik een typisch geval van niet nadenken. Voor ons is dit heel pijnlijk.“
Jan-Willem werkt in een team met veel vrouwen. Toen hij net getrouwd was, kwamen de eerste vragen al: ‘Jan-Willem, hoe zit het bij jou met kinderen’? „Zij zagen dat als een heel normale vraag. Ik reageer op zoiets altijd vrij direct en serieus: ‘Dat zit er bij ons niet in’, of ‘Dat is ons niet gegeven’. Dan slaat de stemming vaak gelijk om. Een enkeling vraagt verder en dan leg ik het uit. Kijk, het is geen geheim, maar we lopen er niet mee te koop.“
Welke impact heeft kinderloosheid op je geloofsleven? Marjon: „Ik vraag niet meer ‘Waarom ik’? Dat vroeg ik in het begin wel. Nu denk ik: ‘Waarom ik niet’? Dat Jan-Willem en ik samen zijn, vind ik een groot geschenk. Ook kan ik niemand echt de schuld geven. Maar ik kan wel bij God terecht met mijn boosheid en vragen.“
Jan-Willem: „Ik kan niet boos zijn op God. Dat God wonderen kan doen, geloof ik. En waarom Hij dat dan niet doet? Dat weet ik ook niet. Maar ik geloof wel dat dit zo zijn reden heeft en die zal te zijner tijd wel geopenbaard worden. Ik denk vaak: ‘Als er ergens een deur gesloten wordt, gaat er ergens anders wel weer een raam open. Kijk, dit is niet het einde van ons levensverhaal. Het gaat verder en de manier waarop, ja, dat ligt open.“
Marjon lacht: „Als ik in een goede bui ben, denk ik zo ook wel, maar ik heb niet altijd de moed om om me heen te kijken. Hoewel ik niet bid om een kind. Ik vind dat een beetje frustrerend. Ik bid eerder om te kunnen leven met dat wat er is, dan dat ik bid om verandering. Dan houd ik ook een betere band met God en met elkaar.“ Jan-Willem: „Dat vind ik reëler dan hopen op iets wat niet kan.“