'Niets geven, want dan verandert er nooit wat'
19 december 2022 · 10:05
Update: 20 december 2022 · 09:45
‘Help een Albanees gezin de winter door.’ ‘Vergeet de kinderen in Jemen niet.’ ‘Geef een zak rijst aan een gezin in Gambia.’
Alweer een brief van een goededoelenorganisatie. Je zou er moedeloos van worden. Of cynisch. Je maakt één keer geld over, en je staat voorgoed in het bestand.
We woonden jarenlang met ons gezin in Jakarta, een miljoenenstad met een kleine bovenlaag van extreem rijken (de kinderen die hun eigen auto met chauffeur hebben, inclusief nanny die in de pauze pizza komt brengen), een middenlaag van hardwerkende mensen die het hoofd net boven water kunnen houden – mits er niemand trouwt, ziek wordt of doodgaat. En daaronder de mensen die niets hebben. De bedelende moeders met peuters op de arm, de vuilnisrapers, de waterverkopers, de mannen die op eigen initiatief het verkeer regelen in ruil voor een paar roepia’s, de kinderen, die mee moeten werken.
Op een dag, toen we voor het stoplicht stonden te wachten, kwam er een jongetje naar onze auto toe rennen. Hij zong een liedje, zichzelf begeleidend met een rammelstokje. Onze zevenjarige zoon, die voorin zat, liet het raam zakken, en gaf zijn leeftijdgenoot de muntjes die we altijd klaar hadden liggen voor dit soort momenten. Een moment keken ze elkaar in de ogen. Toen schoof het raam weer dicht. Twee werelden. Wat als het mijn kind was dat daarbuiten had gestaan?
“Je moet niets geven”, zeiden de mensen tegen ons. “Want dan verandert er nooit wat. Dan blijven hun ouders hen de straat op sturen. Geef niks aan vrouwen met baby’s. Geef niks aan gehandicapte bedelaars. Die worden uitgebuit door een criminele organisatie.” Het leven in Jakarta was confronterend. De armoede, de ellende, de uitputting, de oneerlijkheid, het vuil: het trok elke dag voorbij, klopte aan je deur. En iedere keer moest je kiezen: geven of niet? Wat is wijs? Wat is verstandig? Hoe kan ik helpen? Waar moet ik helpen? Wanneer zeg ik nee?
Hier in Nederland kan ik mijn ogen ervoor sluiten. Maar de realiteit blijft. En daarom maak ik die envelop toch maar open. Ik kan de wereld niet redden. Maar wat zou het mooi zijn als ergens ter wereld een moeder vandaag haar kind naar school stuurt in plaats van naar dat kruispunt.