Molukse gijzelnemer spreekt na dertig jaar vrijuit
29 mei 2007 · 15:48
Update: 15 november 2024 · 08:24
De Molukse achternaam van Tom Polnaya betekent ‘omhels mijn kinderen.’ Dertig jaar geleden deed hij zijn naam geen eer aan, toen hij ruim honderd kinderen gijzelde op een lagere school in Bovensmilde. Maar in de strijd om een eigen Molukse Republiek was veel geoorloofd. Nu spreekt Tom voor het eerst vrijuit.
In april 1977 staat de achttienjarige Molukse Tom Polnaya voorin de kerk om belijdenis te doen van zijn geloof. Zijn vriendin Hanny, nu zijn vrouw, is erbij. Tom lijkt een gelovige jongen. Op zijn kamer hangt een prent met de volgende woorden: Jezus ga ons voor, op het levensspoor. Leer mij volgen, zonder klagen, alles doen naar Uw behagen. Leid mij aan Uw hand, tot in ‘t Vaderland. Groot is Hanny’s verbazing dan ook als ze eind mei via een briefje te horen krijgt dat haar vriend een van de gijzelnemers is van het drama dat zich op dat moment in Nederland afspeelt (zie kader). Voor Tom zelf is het een logisch gevolg van wat al jaren in zijn binnenste sluimert: “Ik haatte de Nederlanders. Iemand moest de schuld krijgen van het verdriet van mijn volk. De tekst van het prentje was mijn lijfspreuk. Jezus zou ons leiden naar het vaderland. En het vaderland was Ambon.”
Verbeten
Tom stond bekend als een slungelige jongen, met lang haar tot ver over zijn schouders en een verbeten blik in zijn ogen. Hij groeide op in kamp Westerbork, waar de Molukkers na hun komst in Nederland in 1951 werden gestationeerd. “Dat klinkt erger dan het was, want ik genoot van de vrijheid in het kamp. Je had geen deurbel en het lag middenin de bossen. Het was net de kampong op Ambon, zo vertelden mijn ouders mij.”
De man die herinneringen uit zijn vroegste jeugd opdiept, lijkt in niets op de beschrijving van toen. Zijn lange haar is kort en hij heeft een smalle baard laten staan. Zelfs na lang zoeken, is er in zijn ogen niets meer van die kwaadheid van toen te zien. Wel schaamte, vergevingsgezindheid, liefde en een aanstekelijk enthousiasme. Hij wil zijn daden niet goedpraten, maar toch had hij een reden om op 23 mei 1977 met een wapen in zijn handen de basisschool van Bovensmilde binnen te stappen. De gijzelaars vonden hem de meest norse man van de vier Molukse gijzelnemers. “Ik wilde angst creëren zodat ze zouden luisteren. Ik ben niet opgegroeid in een gezin dat radicaal voor de Republiek der Zuid-Molukken (RMS) vocht, maar ik zag wel de gevolgen van die strijd. Er waren altijd spanningen in onze gemeenschap. Als je anders dacht over de RMS werd je lastig gevallen. Ik herinner mij dat twee van mijn vrienden op een dag niet kwamen opdagen in de klas. Toen ik ze opzocht, bleek dat radicalen hun huizen kort en klein geslagen hadden. Ik zag mijn moeder huilen om alles wat er gebeurde en mijn vader timmerde de ramen dicht, zogenaamd omdat hij bang was dat er een bal doorheen zou vliegen. Ik wist wel beter.”
Hij gaat verder: “ Iemand moest de schuld krijgen van de pijn van mijn ouders. En dat waren de Nederlanders natuurlijk, want zij hadden ons hierheen gehaald. Ik begon in mijn denken te radicaliseren. Vanuit de vernedering dat er nooit naar ons geluisterd werd, stapte ik in 1977 die school binnen. Dat het kinderen waren die we gijzelden, kon me niets schelen. Vanwege hun kwetsbaarheid hadden wij een goede onderhandelingspositie.”
Wanhoopsdaad
De gijzeling van de school was eigenlijk iets wat de gijzelnemers op het laatste moment besloten, toen bleek dat niet iedereen meekon met de treinkaping (zie kader). De gijzelnemers lieten de Molukse kinderen vrij en verzamelden de andere leerlingen in de aula van de school. Na drie dagen moesten de kinderen door het raam naar buiten schreeuwen: ‘Van Agt, wij willen leven!’ Voor veel gijzelaars is het een zin die ze dertig jaar na dato nog steeds niet kunnen uitspreken. Op de vijfde dag werden de kinderen plotseling massaal ziek. Tom: “Vanaf dat moment zagen we al dat het ging mislukken. Het was echt een wanhoopsdaad. Alle kinderen werden die zaterdag daarna vrijgelaten. Vier onderwijzers moesten blijven. We waren doodop van alle spanningen en daarom was het snel voorbij toen op zaterdag 11 juni een aantal militaire tanks de school kwam binnenrijden.” Tom werd veroordeeld tot zeven jaar cel en ging verbitterd de gevangenis in, rouwend vanwege zijn medebroeders die waren omgekomen bij de treinkaping op datzelfde moment. Zijn vriendin Hanny zocht hem af en toe op en zag hem steeds gefrustreerder worden. Tom: “Toen ik na vier jaar en acht maanden naar huis mocht, begon de ellende pas echt.”
Gelovige Thomas
“Drank, drugs en rebellie,” zo vat Hanny die tijd samen. “Iedereen was bang voor hem. Ik heb regelmatig met de koffers klaargestaan om te vertrekken. En kijk nu eens…” Ze kijkt met glanzende ogen naar haar man aan de overkant van de tafel, Verschillende Molukse jongeren hangen aan zijn lippen als hij vertelt over wat er vervolgens in zijn leven gebeurde. “Hanny haalde me over een keer een speciale dienst te bezoeken, waar zij ook regelmatig heenging. Tot mijn verrassing was dat in de kerk van mijn jeugd. Bij de oproep tot gebed hoorde ik een stem in mijn binnenste die zei dat ik naar voren moest gaan. Tot drie keer toe negeerde ik die stem, maar toen moest ik wel. En wow, wat ik toen meemaakte...” Hij spreidt zijn handen en valt stil. Zoekend naar woorden: “Ik gaf me helemaal. Haat, boosheid, frustratie; alles kwam eruit. Toen voelde ik een omarming en een vergeving die ik nooit eerder heb ervaren. Vanuit deze vergeving mag ik terugblikken en toegeven dat ik het niet goed gedaan heb. Ik heb kinderen geestelijk misvormd, terwijl Jezus zegt: ‘laat de kinderen tot Mij komen’. De duisternis heeft destijds geroofd, waartoe God mij riep; een open hart voor jongeren te hebben.” Hij kijkt naar de jongeren om hem heen, voor wie zijn huis in de Molukse wijk in Tiel dagelijks openstaat. Hij heeft diverse jongeren al tot Jezus mogen leiden. ‘Gelovige Thomas,’ noemen ze hem gekscherend. Achterin de tuin heeft de timmerman van beroep een eigen gebedshuisje gebouwd, waar hij dagelijks voor hen bidt. “In Jozua 1:8 staat dat we Zijn woord dag en nacht moeten overpeinzen, dan zul je slagen. Het succes in mijn leven, is het succes van Jezus. ‘Api Indijil’, het vuur van het Evangelie, dat wil ik ze meegeven!”
Trouwe dienst
Eenmaal in Nederland ging het heel anders dan de Molukkers hadden verwacht. De militairen werden direct na aankomst gedemilitariseerd (ontslagen) en weggestopt in voormalige concentratiekampen als Vught en Westerbork, evenals in kloosters, villa’s en jeugdinternaten. De Molukkers mochten niet integreren. Ze werden niet ingeschreven in het bevolkingsregister en mochten niet werken. Toen vijf jaar later duidelijk werd dat het verblijf in Nederland permanent was, moesten de militairen ongeschoold werk aannemen. Het gevolg was onvrede en frustratie. Waar bleef de erkenning van Nederland voor hun trouwe dienst en wanneer mochten ze terug naar hun eigen republiek?
Vergeving
In het witte gebedshuisje met een in de muur gemetseld glazen kruis, kwam hij ook tot de ontdekking dat hij zijn getuigenis breder wil delen. “Ik deed dat wel in kleine groepen of in diensten, maar dertig jaar na dato wil ik het ook in groter verband doen. Ik sprak eens in een dienst waar heel prominent een Nederlandse vlag hing, toen een medebroeder van destijds binnenkwam. ‘Misschien vraag je je af waar ik mee bezig ben.’ zei ik. ‘Ik ben bezig met Jezus Christus, en mijn verlangen is dat onze kinderen een zegen zijn voor dit land.”
Zijn stem, krachtig en vol enthousiasme, daalt opeens in volume. “Er was in de school een meisje, dat ik me nog herinner. Zij wil nu een monument in Bovensmilde oprichten. Ik zou haar graag ontmoeten en persoonlijk om vergeving vragen. Ik hoop dat ze ook iets van Jezus mag ontdekken.”
De prent van toen, hangt nog steeds in de kamer. Leid mij aan Uw hand, tot in ‘ t Vaderland. “Nu is het duidelijk dat met het Vaderland iets anders wordt bedoeld dan Ambon. RMS staat bij mij nu voor Rohol kudus Masuk Semua; de Heilige Geest komt bij iedereen binnen. Mijn zoon heeft een andere prachtige uitdrukking; Republik Maluku Surga: de Molukse Republiek in de hemel.”
Kapingen
Het begon in het voorjaar van 1975 met een plan om koningin Juliana te gijzelen. Dat plan werd verijdeld, maar in december 1975 kwam het wel tot actie; bij Wijster werd een trein gekaapt. De kaping duurde twaalf dagen en er vielen drie doden.
In 1977 werd er ter hoogte van het dorp De Punt opnieuw een trein gekaapt. Tegelijkertijd drongen vier Zuid-Molukse jongeren de basisschool De Meenthe in Bovensmilde binnen. Er werden meer dan honderd kinderen en vijf leerkrachten gegijzeld. Met deze acties wilden ze de Nederlandse regering dwingen zich in te zetten voor een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken. Bovendien eisten ze de vrijlating van alle Molukse gevangenen die bij eerdere acties waren opgepakt.
Op 11 juni 1977 kwam de treinkaping tot een gewelddadig einde; zes kapers en twee treinpassagiers vonden de dood. Op de school van Bovensmilde gaven de gijzelnemers zichzelf over nadat tanks de school binnenreden.
In 1978 was er opnieuw een gijzelingsactie op het provinciehuis van Assen, ook hierbij viel een dode. Zeven jaar geleden dreigden Molukse jongeren opnieuw met acties. Dries van Agt werd na dreigementen aan zijn adres extra beveiligd.