Sluit je aan

Inloggen bij eo

Praat je mee? Als je bent ingelogd, kun je reacties plaatsen en gesprekken volgen.

Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.

Hulp nodig?

Check de veelgestelde vragen.

Uitgelichte afbeelding

‘Mensen met dementie zijn een spiegel voor mij’

2 november 2022 · 15:31

Update: 3 november 2022 · 13:33

Zó eenvoudig kan geloven toch niet zijn? denkt ‘dementiedominee’ Tim van Iersel soms als geestelijk verzorger. Maar juist in zijn werk ontmoet hij mensen van wie hij veel leert over geloven.

Een gesprek over Tims werk gaat meteen over de essentie van het leven. Als geestelijk verzorger in verschillende verpleeghuizen in de regio Den Haag houdt hij vieringen met bewoners met dementie en heeft hij gesprekken met hen én hun familieleden. Met een aardbeien-yoghurt-smoothie binnen handbereik vertelt hij in de Stationshuiskamer op Den Haag Centraal – niet ver van zijn huis – over zijn ervaringen. Het is een wereld die soms ver afstaat van het leven van een gemiddelde dertiger. Bovendien raakt het werken met mensen met dementie aan zijn eigen leven. Toen hij zijn dochtertje vorig jaar liet dopen, werd hij zich bijvoorbeeld weer bewust van het feit dat tijdens het sacrament haar naam verbonden werd “aan de Eeuwige naam”. En dat je daarin altijd geborgen bent. Ontroerend vindt hij dat. En dan denkt hij meteen aan mensen met dementie, die soms vergeten hoe ze zelf heten. “Ook al ben je je eigen naam kwijt, God vergeet je naam niet.”

Bewust kiest hij ervoor te spreken over ‘mensen met dementie’ in plaats van over ‘dementerenden’. “Ze zijn immers méér dan hun dementie. Ze hébben het, maar zíjn het niet.” Hij leert veel van hen. Bijvoorbeeld om niet al te ijdel te zijn. “Ik twijfelde of ik wel mee moest doen aan dit interview”, zegt hij halverwege het gesprek.

Niet zinloos
Tim heeft veel contact met mantelzorgers. Hij vertelt hoe een man wiens vrouw dementie had, te horen kreeg: “Je zult haar gaan verliezen.” Tim: “Maar dat was helemaal niet zo, vertelde die man. Ze ging wel achteruit, maar ze wás er wel steeds. Hij zei: ‘Over een baby zeg je toch ook niet: hij is er ‘nog niet’? De baby is er gewoon en z’n wereld wordt groter.’ Ook deze vrouw was er gewoon, alleen werd haar wereld kleiner. Van mensen met dementie leer ik: je bent er gewoon zoals je nu bent. Soms is dat lastig, maar hun leven is niet zinloos. Het feit dat ze er zijn, is al zinvol in zichzelf. Laten we niet focussen op wat ze nog wel of niet meer kunnen.”

Ook al ben je je eigen naam kwijt, God vergeet hem niet

Je schreef eens dat mantelzorgers van mensen met dementie mooie momenten beleven: rustmomenten, aandachtig leven in het hier en nu en zelfs een kloosterritme hebben. Klinkt heel mooi, maar romantiseer je het mantelzorgen daarmee niet?
“Deze voorbeelden hoorde ik meermaals van mantelzorgers zélf. Ze zeggen dat ze wijzer zijn geworden en het leven hebben leren aanvaarden zoals het komt. Dat is echt een kunst! Een dochter vertelde dat haar moeder haar niet meer herkende, maar een keer naar iedereen op een treinstation zwaaide. Eerst schaamde de dochter zich daarvoor, maar later vond ze het heel leuk. En als haar moeder genoot van een kopje koffie, was dat een hoogtepunt. De dochter zette het aandachtig leven thuis voort. Dan keek ze in haar tuin gewoon naar de plantjes, zonder over haar werk na te denken.

Een andere vrouw was in haar dementie heel lief voor haar dochters, terwijl ze dat vroeger nooit was. Dat zijn bijzondere, intieme momenten die in de mantelzorg ontstaan. Ik heb groot respect voor mantelzorgers. Ik vraag weleens: ‘Waarom doe je dit?’ Dan zeggen ze altijd: ‘Uit liefde.’ Of ze reageren een beetje verontwaardigd: ‘Het is toch mijn vrouw?!’ Of: ‘Het is toch mijn moeder!’ ‘Mantelzorgen’ is in feite een beleidsterm. Maar het draait om liefde, en die zit kennelijk heel diep.”

De zorg voor iemand met dementie kan óók heel zwaar zijn.
“Dat zei een vrouw pas na een lezing van mij ook. Als ze afscheid neemt van haar man in het verpleeghuis, moeten ze allebei huilen. Het leek haar voor iedereen beter als haar man op een ochtend niet meer wakker zou worden. Toen ze dat vertelde, wist ik even niet wat ik moest zeggen. Want inderdaad: het ís ook gewoon rot. Het is echt heel naar als je man of vader bijvoorbeeld agressief doet. Ik ken een man die zijn vrouw met dementie iets wilde aandoen omdat hij hélemaal gek werd; hij belde uit zelfbescherming de politie. Maar tóch wil ik vanuit het evangelie een laag dieper kijken: iemand ís
er. De zijns-laag zit zo in de christelijke theologie. God ís het leven. Zijn naam is ‘Ik ben er’. De kern van mijn wezen is: God die is. God deelt zichzelf en wordt in Jezus zelfs lichamelijk. En met brood en wijn in het avondmaal zit het ook in ons hele lijf. Avondmaal is voor mij de kern van geloven geworden: daar zit zo veel betekenis in.”

Geen kasplantje
Als Tim ziet hoe mensen met dementie soms niet meer spreken, zien of luisteren, vindt hij het naar om hen dan ‘een kas- plantje’ of ‘een zombie’ te noemen. “Voor mij is het een troost dat God in deze mens woont, al is het maar door zijn levensadem die Hij in ieder mens blaast. Het lichaam doet ertoe. Waarom behandelen we dode lichamen anders met zo veel respect? We gooien ze immers niet in de prullenbak. Dus: je bént niet God, maar Hij woont in jou. Zó mooi! Dit is een prachtig beeld: God is de zon, en zijn stralen schijnen in jou én in mensen met dementie. Ook al snappen ze dat zelf misschien niet. Ontroerend.”

Wat ontroert je daarin?
“Dat God in je is. Maar tegelijkertijd zijn we bezig om onszelf god te maken op social media. We willen zélf de zon zijn. Maar hoe meer ik mij verbonden weet met God, hoe minder ik bezig ben met social media. Mensen met dementie werken als een spiegel voor mij. Als zij er mogen zijn zoals ze zijn, mag ik er ook zijn zoals ik ben. Dan hoef ik me ook niet zo te profileren: ‘Kijk mij eens, ik ben er! En kijk eens wat ik kan en hoe ik beter ben dan jij!’ Want dat is wat we vaak doen. Als ik maar genoeg waardering krijg, doe ik ertoe, denken we.”

Avondmaal
Tim groeide op in een christelijk-gereformeerd nest, waar geloven draaide om kennis. “Je mocht pas belijdenis doen en aan het avondmaal deelnemen, als je het geloof ‘begreep’. Heel cognitief dus. Als ik in het verpleeghuis met mensen met dementie het avondmaal vier, snappen ze weinig van het geloof. Moet ik hen dan weigeren? Horen ze er dan niet meer bij?”

Zo overtuigd en enthousiast als Tim nu klinkt, zo vertwijfeld en verward was hij als theologiestudent aan de Vrije Universiteit. In zijn zoektocht naar het kennen van God liep hij zó vast, dat hij professionele hulp moest zoeken. “Ik zat toen alleen maar in mijn hoofd”, blikt hij terug. “Ik dacht: als ik het geloof maar kan begrijpen, heb ik het te pakken. Dan ging ik maar weer een boek lezen, bijvoorbeeld over de betekenis van het kruis of over verzoening. Ik wilde het helemaal uitpluizen, maar liep er compleet in vast. Door te erkennen ‘ik kan het geloof niet met mijn hoofd vatten’, viel er uiteindelijk ballast van me af. Toen werd de kiem gelegd voor wat ik net vertelde over God die zegt dat Hij is die Hij is. Want of ik nu boos, bang of verdrietig ben: God is er gewoon. Heel basic.”

Je goede vriend en oud-huisgenoot Levi van Dam vertelde dat hij destijds bang was dat jij je geloof zou verliezen. Inmiddels, zegt hij, heeft hij het christelijk geloof zélf vaarwelgezegd.
“Ik was toen niet bang dat ik het geloof zou verliezen – en trouwens, ik vind Levi juist heel gelovig. Ik denk dat we meer op één lijn liggen dan je zou denken. Vaak hebben geloofsverlaters vooronderstellingen waarvan ik denk: maar zo geloof ik helemaal niet of niet meer.”

Ik zie meer leed dan de gemiddelde dertiger

Hij zei ook dat jullie als student de ambitie hadden op je eigen vakgebied een stem in het maatschappelijk debat te willen worden.
“We zaten toen in de redactie van het jongerenblad Kivive en vonden het tof dat we een podium hadden om mensen te interviewen. Nóg leuker vonden we het om later zelf geïnterviewd te worden en stem te geven aan de stemlozen. Het is ons gelukt. Levi is deskundige in de wereld van de jeugdzorg en ik in mijn eigen vakgebied. Maar in die drijfveer om mee te doen aan het debat, zat ook iets wat niet oké is: ijdelheid.”

Komt ijdelheid voort uit onzekerheid?
“Als je verbonden bent met God, hoef je die onzekerheid niet te vullen met succesverhalen of juist met slachtofferverhalen. Dat zie je ook veel op social media, dat mensen hun leed uitventen. ‘Kijk mij eens zielig zijn.’ Dat is hetzelfde mechaniek als ‘Kijk mij eens fantastisch zijn.’Ook theologen doen daaraan mee door op Twitter te showen hoe succesvol hun boeken zijn, of door al hun kennis te etaleren. Maar het gaat echt om die ouderwetse termen, zoals ‘leven uit genade’. Daarom draag ik tegenwoordig een toga als ik voorga in kerkdiensten. Ik had nóóit gedacht dat ik dat zou doen, ik vond het afstandelijk en saai. Maar met een toga laat je je niet meeslepen met de mode enverbind je jezelf met de traditie. Het gaat niet om mijn persoon. Ook op de kansel is de verleiding groot om wat kwinkslagen te maken en ondertussen te denken: kijk mij eens shinen. Voorgangers die ‘heel gewoon’ zeggen te zijn, staan wel heel modieus in een strakke spijkerbroek en hippe sneakers op het podium.”

Rappende dominee
Door zijn werk als dementiedominee kreeg Tim al op relatief jonge leeftijd de scherpe kanten van het leven te zien. Zijn vrouw Jantine – protestants gemeentepredikant – en hij verzuchten weleens dat ze in vergelijking met leeftijdsgenoten in een aparte leefwereld zitten. “We zien meer leed en horen meer levensverhalen dan de gemiddelde dertiger. We hebben daardoor misschien een andere focus, wat meer realistisch en ernstiger.”

Hoe ernstig ook, Tim houdt naar eigen zeggen van “slechte en harde grappen”. Ook rapt hij een enkele keer voor bewoners of personeel onder de artiestennaam MC Suikerspin. Al zegt hij er direct bij: “Het verleidelijke van de rappende dominee zijn, is dat jij dan weer die verrassende gast bent. Ik wil het dus niet te groot maken.”

Neem je het leed weleens mee naar huis?
“Nee, en anders halen onze kinderen me wel weer terug naar mijn eigen wereld. Ze helpen me te genieten van de kleine dingen in het leven. Op zaterdag naar de winkel met het gezin is een uitje.” Meteen twinkeling in zijn ogen: “Fantastisch! We hoeven geen verre reizen te maken; het eenvoudige leven is mooi genoeg. We gingen eens met de tram boodschappen doen. Eigenlijk hadden we die dag geen bal gedaan, maar de kinderen vonden het geweldig. Als je weet hoe het ook anders kan, heb je niet veel nodig. Leven gaat over leven met God en leven met elkaar. Wat dat betreft is geloven heel eenvoudig, hoor. Jezus geeft een heel simpele samenvatting van het geloof: ‘God liefhebben en je naaste als jezelf.’” Hij straalt. “Die eenvoud vind ik mooi. En vervolgens maken wij over zo’n eenvoudige samenvatting een preek van drie kwartier.

Op mijn werk denk ik soms: zo eenvoudig kan geloven toch niet zijn? Moet het niet gaan om ingewikkelde theologische zaken als ‘de betekenis van het kruis’ en ‘verzoening’ en zo? Maar waarom zou je meer over God kunnen leren uit dikke theologieboeken dan van mensen met dementie, of van kinderen? Zij zijn de eenvoudigen van geest.”

Tekst: Sjoerd Wielenga

Deel dit artikel: