Sluit je aan

Inloggen bij eo

Praat je mee? Als je bent ingelogd, kun je reacties plaatsen en gesprekken volgen.

Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.

Hulp nodig?

Check de veelgestelde vragen.

Uitgelichte afbeelding

Marlies ging de confrontatie aan met haar pester

19 april 2022 · 08:36

Update: 15 november 2024 · 10:49

Eva-redacteur Marlies werd gepest. En nu, na 37 jaar, droomt ze soms nog steeds van die ervaring op de Stationsstraat met het groepje pestkoppen. Tijd om een punt te zetten achter dat pestverleden. Maar hoe? Ze de confrontatie aan te gaan met de pesters van vroeger en stuurt een berichtje via LinkedIn.

Ik moet iets bekennen. Ik google soms klasgenoten van vroeger. Niet alleen vriendinnen, maar ook zij die buiten mijn friendzone vielen. Of sterker nog, degenen die me buitensloten. En in het geval van die laatsten hoop ik dat ze een weerzinwekkende bierbuik hebben gekregen of een slaapverwekkende baan. Wreed? Welnee. Ik gun ze geen ziekte, rouw of relatieproblemen. Gewoon een paar kleine dagelijkse ongemakken. Een klein beetje compensatie.

Uit onderzoek blijkt dat mensen die als kind gepest werden, daar veertig jaar later nog last van hebben

Tien jaar geleden had ik al de kans om de wond af te hechten. Er was een reünie. Ik zou eens even laten zien hoe het lelijke eendje tot een best aardige zwaan was omgetoverd. Vlak van tevoren werd ik nerveus. Zou hij er zijn, mijn kwelgeest? En zijn vrienden? Het lot wilde dat ze er niet waren. Het werd een gezellige avond met mensen die me altijd al gunstig gezind waren geweest. Hoewel: een van hen, die bij die ene gebeurtenis op de Stationsstraat was, kwam erop terug. “Wat akelig dat dat is gebeurd,” zei hij. “Het kon echt niet.” Ik lachte, net iets te hard. “Ach, het geeft niets, dat doen kinderen,” zei ik. Pas later dacht ik: maar het raakte me wel. Het heeft me beschadigd. Ik had dat gewoon moeten zeggen.

1983. Ik loop naar mijn fiets, die op het schoolplein geparkeerd staat. Ik vraag me af of mijn band nog vol is. Ik weet niet waarom ik me dat afvraag. Hij is nog nooit lek geweest. Maar toch voelt het vandaag alsof het zo zou kunnen zijn.

Tussen de fietsenrekken struikelen de jongens over elkaar heen. Ik hoor gesmoes, onderdrukt gelach. Mijn vriendinnen, doorgaans bereid tot een praatje, lijken afstand van me te houden. Of beeld ik me dat in?

Wanneer ik mijn fiets inspecteer, zie ik dat ik me voor niets druk heb gemaakt. Ik bevestig mijn tas onder de snelbinder en klik het slot van mijn fiets open. De blokfluit in de zwart met roze gehaakte hoes, die ik vandaag mee naar school heb gehad om met een groep meisjes een psalmversje te fluiten, hang ik aan het koord over mijn stuur. Ik duw mijn fiets het schoolplein af en steek de weg over, in de richting van de Stationsstraat, die me buiten het dorp zal brengen. Naar huis, waar het veilig is.

Echt heel oké

En nu is het 2021. Opeens wil ik het weten. Ik wil met een volwassen blik naar vroeger kijken. Naar die gebeurtenis in groep 7. Zou het groepje jongens zich er nog iets van herinneren? Wat was de reden dat het gebeurde? Stelde ik me aan? In een impuls stuur ik een appje naar de basisschoolvriendin die naast me in de klas zat, en nog steeds tot mijn Facebookvrienden behoort. “Ik herinner me vaag dat sommige jongens anders tegen je deden,” reageert ze. “Maar werd je echt gepest? Dat weet ik niet meer.” Dat maakt me nieuwsgierig. Blijkbaar werkt het geheugen van de groep ‘middenmoters’ anders dan het mijne. Ook het mooiste meisje van de klas, eveneens een van mijn Facebookcontacten, reageert zo. “De sfeer in de klas was niet veilig,” zegt ze. “Ik voelde me zelf ook eenzaam. Dat er gepest werd weet ik wel, maar van deze gebeurtenis wist ik niets af.”

Ik benader een derde klasgenote. Zij herinnert zich wel degelijk iets. “Je was niet de enige,” zegt ze. “Maar weet je,” ze gaat enthousiast rechtop zitten. “Ik kom nog regelmatig in ons geboortedorp. En ik spreek ook de twee jongens, nu mannen, die erbij betrokken waren. Ze zijn tegenwoordig echt oké. Stuur ze een berichtje! Je zult zien, binnenkort kun je weer rustig slapen.”

Wanneer ik onder de bruine beuken van de Stationsstraat rijd, hoor ik stemmen achter me. “Hé, hazentand.” Een jongen komt naast me rijden. Hij grijnst breed. “Lelijke sproetenkop.” Een tweede, niet uit mijn eigen klas maar uit groep 8, haalt me in en posteert zich voor me. “Rooie.” Nummer drie roept van achteren, met een licht overslaande stem, dat ik hem ooit heb uitgemaakt voor brillenjood en dat hij me daarvoor zal terugpakken. Brillenjood? Wat betekent dat? Ik ken het woord niet eens.

Confrontatie

Diezelfde avond zit ik naar het LinkedIn-account van twee inmiddels volwassen mannen te kijken. De eerste, de aanstichter, heb ik al een paar keer gegoogeld. Zijn laatste post is van 2013, als hij in een brandweerpak een oplaaiend vuur staat te blussen. Iemand die de confrontatie niet uit de weg gaat. “Ik denk dat die man zich nu rot schaamt,” veronderstelde een collega, toen ik haar vertelde over mijn ‘project’. En toch ben ik degene die zich schaamt, omdat ik niet goed genoeg was. Snel stuur ik ook een uitnodiging naar zijn vriend. Klik. Verzonden.

Ik trap harder en harder. Ik voel een paar tranen in mijn hals druppen. Die verrekte tranen. Wanneer iets of iemand me raakt, komen ze altijd, als een overlopende dakgoot. Zo ook nu. Mijn fiets krijgt een duw, wankelt en valt om. De trapper schuurt tegen mijn enkels. De blokfluit die aan mijn stuur hing, glijdt er langzaam af en rolt over straat, de goot in, recht in een afvoerput. In de diepte klinkt een zachte plons. Schaterlachend fietsen de jongens weg, terwijl ik trillend naar het gietijzeren putdeksel blijf kijken.

“Congratulations. Jij en Bert zijn vrienden,” juicht LinkedIn.

“Shit,” app ik naar mijn jeugdvriendin. “Binnen enkele seconden reactie. Dat gaat veel te makkelijk.”

“Heb je Hans ook uitgenodigd?” vraagt ze.

“Yes.” Ik denk even na. De uitnodiging heeft zo snel mogelijk een begeleidende tekst nodig. “De rest van het bericht stuur ik morgen,” steek ik mijn kop in het zand. Wil ik dit eigenlijk wel? Straks is Bert inderdaad niet zo’n klootzak als ik denk. Het is veiliger om de jongens van vroeger hoorntjes op te plakken.

Vriendelijk bedankt

Maar ik kan niet meer terug. Ik typ een berichtje naar Bert. Na wat plichtplegingen val ik met de deur in huis. “Ik schrijf een artikel over pesten. En ik dacht: ik koppel het aan een gebeurtenis uit mijn eigen leven.” Kort beschrijf ik de gebeurtenis met de blokfluit. “In mijn beleving was jij ook bij dat groepje. Kun jij je dat herinneren?” Een uur of twee later plopt er een berichtje op. Vol verwachting open ik mijn account. “Hallo, helaas geen herinneringen meer van, als ik in het verleden iets gedaan heb, dan spijt het mij.”

Met gemengde gevoelens lees ik de tekst opnieuw door. Kun je je zoiets echt niet herinneren?

“Dank dat je in elk geval wilde reageren,” typ ik. “En weet dat ik je niets kwalijk neem.”

Toch voel ik me woest vanbinnen. Die boosheid neemt toe als even later de standaard-groetsticker ‘Vriendelijk bedankt, Marlies’ verschijnt.

De volgende dag is er een nieuwe melding van LinkedIn. Hans, de vriend van Bert. Hij heeft niet alleen de uitnodiging geaccepteerd, maar stuurt ook meteen een berichtje. “Hoi Marlies, dat is lang geleden! Hoe is het met je? Hans.” De moed is me in de schoenen gezonken, maar ik besluit nog één poging te doen. En copy-paste het berichtje dat ik naar Bert heb gestuurd. Weer komt er vlot reactie terug. “Wat een heftig verhaal van het pesten. Ik herinner me dat ik bij die gebeurtenis was. Ik kan me niet herinneren welke rol ik daarbij heb gehad, weet jij dat nog? Het voelde absoluut niet goed en ging veel te ver.”

Oprechte spijt

Ik haal even adem. Wat een verschil met het bericht van Bert. “Ik denk dat ik vanuit groepsgedrag daar toch op dat moment aan mee heb gedaan en niet het lef had ertegenin te gaan,” vervolgt Hans. “Iets wat ik nu wel zou doen. Het raakt me als ik hoor dat het zo’n impact heeft gehad en het spijt me oprecht dat ik daarbij betrokken ben geweest. Wat een impact moet dat hebben gehad!”

Aarzelend vraag ik hem wat volgens hem de reden was van het pesten. “Ik herinner me dat je heel intelligent, voorbeeldig en de ‘beste’ van de klas was. Ik meen me ook te herinneren dat de meester dat liet blijken naar de rest van de klas. Kan het zijn dat je bij een 8 teleurgesteld was dat het geen 9 of 10 was? Nogmaals, ik denk nu ‘hardop’, want ik kan het mij niet scherp meer herinneren. Er was geen reden om je te pesten dus het bovenstaande is – als het überhaupt al zo is – niet relevant. Het spijt me oprecht als ik je pijn heb gedaan, echt!”

‘Contact leggen met je pester kan goed uitpakken, maar ook andersom’

Voor ik het weet, ben ik in een gesprek gewikkeld met Hans. En staat er zelfs een afspraak voor koffie. “Wel bijzonder dat we het hier na 37 jaar over hebben,” zegt Hans. “Superstoer dat je dit bespreekbaar maakt.” Pestdeskundige Beau Oldenburg is het hiermee eens, maar maakt ook een kanttekening: “Contact leggen met je pester kan heel goed uitpakken, maar ook andersom. Als je nog veel last hebt van je verleden, zou ik dit gesprek altijd in overleg met een therapeut aangaan. Bij sommige mensen zitten de gebeurtenissen hoog – ik hoor dat bij jou ook. Als je zo’n spannende stap zet en iemand drukt vervolgens op de ‘Vriendelijk bedankt’-knop op LinkedIn, kan het verhaal ook zomaar klaar zijn. En daar moet je dan mee kunnen dealen.”

Lees ook: Lees hier het volledige interview met pestdeskundige Beau Oldenburg

Deel dit artikel: