'Lui zijn is zilver, werken is goud!'
12 november 2024 · 10:08
Update: 12 november 2024 · 10:19
Achter een van de luiken op zolder ontdek ik een krat met oude schoolspullen. Ik verscheur een paar schriften en dagboeken – nooit gemist, dus waarom zou je het bewaren? – en ontdek dan een klein sigarenkistje, dat ooit van mijn opa geweest moet zijn. “Afblijven!” staat er in grote letters op.
Ik open het kistje en zie dat de binnenkant beplakt is met stof. Op de bodem, verborgen onder een rood-groen geruit wollen lapje, ontdek ik een zelfgemaakt boekje, met daarop een vrolijk kijkend meisje met een paars schort voor en een bezem in haar hand. “Lui zijn is zilver, werken is goud!” staat erop. En dan weet ik het weer. Onze club, die twee leden had: mijn zus en ik. Ons doel was: vader en moeder het werk uit handen nemen. Op de tweede pagina bevinden zich de reglementen: “Alles doen voor het gevraagd is. Geen ruzie maken. Niet mopperen als iets gevraagd wordt, ook niet om een spannend boek.”
Onze goede voornemens strandden al snel
Ik was 12, mijn zusje was 9, en we hadden de huishoudelijke taken verdeeld in een strak rooster. Tafeldekken, theezetten, de kamer opruimen, aardappels schillen, afwassen, stofzuigen. Blijkbaar hadden we het gevoel dat het mijn moeder allemaal te veel was. Een jongere broer trad later ook toe tot de club, maar niet voordat hij zijn goede wil en ijver had laten zien. Om toegelaten te worden moest je eerst de snelheidsproef uitvoeren: je diende een grote afwas te doen én de kamer op te ruimen binnen een half uur, en daarnaast moest je de netheidsproef en zwijgproef met succes doorstaan. Het was belangrijk dat onze ouders er niet achter kwamen.
Dat is gelukt. Ze zijn er nooit achter gekomen. De club werd verder niet echt een succes, geloof ik. Onze goede voornemens strandden al snel op de weerbarstige werkelijkheid. Er waren altijd spannende boeken die gelezen moesten worden.
Ik laat mijn zoons het doosje zien. “Mam,” zegt de oudste, “dat is niet goed hoor. Dat jullie je verantwoordelijk voelden voor je ouders.”
“Dus jij hebt dat gevoel nooit gehad?” vraag ik.
“Nee. We moesten weleens wat doen, natuurlijk. Maar niet zo. Niet dat we dachten dat we jullie het werk uit handen moesten nemen.”
Gelukkig. Hebben we toch iets goed gedaan.