Koortsachtige momenten door een liefdesbrief
26 november 2020 · 12:00
Update: 10 mei 2023 · 15:45
Verbouwereerd staar ik naar de snipper in mijn handen. ‘Ik hou heel veel van jou,’ staat erop, in een vrouwenhandschrift dat ik niet herken.
Het lag in de oudpapierbak op de kamer van mijn man. Ik doe een greep, vind nieuwe snippers, nogal klein en nogal veel.
‘… toen op de camping…’
‘… handgeschreven leuker…’
En, als klap op de vuurpijl: ‘… de jouwe mag worden.’
Ziedaar, het trieste einde van een bijna twintigjarig cactushuwelijk. Iedere vrouw zal begrijpen dat dit redenen genoeg zijn om gewapend met een rol plakband koortsachtig aan het puzzelen te slaan, de kaken strijdbaar op elkaar geklemd.
Na pakweg een kwartier vind ik de aanhef van de brief. Het epistel blijkt – gezegend uur van opluchting – niet aan mijn echtgenoot gericht. Evengoed is mijn nieuwsgierigheid afdoende gewekt de klus volledig te klaren. De eindconclusie is opnieuw een verrassing: ik kén deze mensen. ‘Hoe kom jij in vredesnaam aan een liefdesbrief van die-en-die?’ app ik mijn argeloze en immer getrouwe echtgenoot. ‘Geen idee waar je het over hebt,’ antwoordt hij.
“Wat zat je nu te zeuren over een brief?” vraagt hij me bij thuiskomst. “Er lag een verscheurde liefdesbrief in de bak onder je bureau.” Hij begint te lachen. “O díé! Die vond ik in een boek dat ik kocht bij de kringloop. Ik heb een stukje gelezen, voelde me bij nader inzien een voyeur en heb ’m toen verscheurd.” Ik sta met dat stijve plakwerk in mijn handen totaal onbenullig te wezen. “Ik dacht even dat je vreemdging.” “Dat zou ik wel slimmer aanpakken.” “Haha, grappig ben je.”
Desalniettemin, geliefde lezer, zou het zomaar om úw harteroerselen kunnen gaan die nu in mijn herinnering gebeiteld staan. Troost u, ik zal niets publiceren en het papier (we vonden teruggeven te gênant) is inmiddels aan de vergankelijkheid prijsgegeven. Check in het vervolg wel even uw boeken voor u ze naar de kringloop brengt.