'Jonge mensen moeten hier opnieuw leren zitten, staan en lopen'
Margriet werkt als 'hart-en zielzorger' bij jongeren met niet-aangeboren hersenletsel
“In een samenleving waarin iedereen voor zichzelf lijkt te gaan, gebeurt hier veel goedheid.” Margriet van der Kooi (70) werkt als ‘hart- en zielzorger’ in het Daan Theeuwes Centrum (DTC) in Woerden. Hier revalideren jonge mensen met ernstig niet-aangeboren hersenletsel. Hoe pakt zij dat aan? “Door in de eerste plaats te zeggen dat de waarom-vraag er mag zijn.”
Margriet van der Kooi zit in de hoek van haar kamer in het DTC. Aan de muur achter haar hangen gekleurde schilderijen van de Zuid-Afrikaanse schilder Portchie, waaronder eentje met een boom waar allerlei voorwerpen in hangen. “Je kijkt naar de ‘Tree of Hope’,” licht Margriet toe. “Met een groep revalidanten pak ik er geregeld een plaat bij en dan vraag ik wat het beeld oproept. In dit geval: welke dingen hangen in jouw boom? Wat is voor jou belangrijk? En wíé is voor jou belangrijk? Dan noemt iemand bijvoorbeeld diens ouders, die elke dag op bezoek komen. En hoeveel dat waard is.”
Daan Theeuwes Centrum
Jaarlijks lopen in Nederland enkele honderden jongeren en jongvolwassenen ernstig hersenletsel op. Zij hebben voor hun herstel intensieve revalidatie nodig en kunnen daarvoor terecht bij de specialisten in het Daan Theeuwes Centrum. Het doel van de behandeling is de jongeren motiveren, inspireren en helpen richting een nieuwe, zelfstandige toekomst in de maatschappij.
Daantheeuwescentrum.nl
U bent 70 jaar, een leeftijd waarop veel mensen met pensioen zijn. Daar denkt u nog niet over na?
“Een Amerikaanse vriendin van me was verbaasd over hoe in Nederland de mogelijkheden van ouderen ongebruikt blijven: ‘Who told you to check out?' zei ze al langer geleden. Daar ben ik het mee eens: alsof het ‘grote genieten’ is aangebroken als je 67 bent. Een soort elfde gebod is dat geworden. Mijn visie op mens-zijn, en dus ook op ouder worden, is dat je geeft wat je hebt en wat je kunt. We hebben allemaal een maatschappelijke verantwoordelijkheid om betrokken en actief te blijven, tot je laatste snik – naar wat mogelijk is. Ik heb lang met veel liefde en vreugde in het regionale ziekenhuis hiertegenover gewerkt, en was verrast dat ik gevraagd werd om in dit centrum mijn dienst te komen opzetten. Dit is een bijzondere plek met kwetsbare, gemotiveerde jonge mensen en gemotiveerde, vaak jonge therapeuten. Met elkaar zijn we erop uit zoveel mogelijk potentie van onze revalidanten te verzilveren. Daar deel van uitmaken ís ‘genieten’ – voor ons allemaal.”
Wat is uw rol hier in het DTC? Het heet ‘hart-en zielzorg’, maar wat is dat?
“Mijn vak heet officieel ‘geestelijk verzorger’, maar dat vind ik zo’n stomme vondst. Allereerst weet niemand wat dat ‘geestelijk’ precies betekent. Ben ik een psychiater? Is het iets zweverigs? En dan dat ‘verzorger’… In deze tijd van empowerment zou ik dan een beetje komen verzorgen? Nee, dat dekt de lading voor mij niet. Dus toen een revalidatiearts opmerkte dat ik er met zoveel hart en ziel over sprak, dacht ik: zo moeten we het inderdaad noemen. Verder kun je stellen dat ik het vak zelf hier ook opnieuw heb moeten uitvinden.”
O ja?
“Ja, ik werk hier met mensen die cognitief vaak zeer beschadigd zijn – dat gaat bijvoorbeeld over denken, begrijpen, onthouden. Terwijl gesprekken voeren een van mijn gebruikelijke tools is, naast beeld en muziek. Maar bij iemand met hersenletsel, is het zoeken naar de juiste taal, vorm en vragen. Dat begint met goed luisteren. Wat gebeurt er en waar kan ik bij aansluiten? Als ik een verhaal vertel, komt dat dan aan? Of kunnen we beter naar een plaat kijken? Het klassieke idee van een goed gesprek, heb ik moeten loslaten. En niet zelden is iemand een gesprek als ik me omdraai alweer vergeten.”
Raken die gesprekken ook aan het geloof?
“Ik heb mijn geloof bij me, maar dat betekent niet dat ik het er altijd bij kan pakken. Daar ben ik ook niet op uit, mijn werk is geen evangelisatie. Ik probeer aanwezig te zijn bij mensen in het vertrouwen dat in elk geval Christus bij mij aanwezig is. Zonder dat ik daar altijd woorden aan moet geven, want dat kan alleen als het past.”
Is dat niet moeilijk u als hart- en zielzorger?
“Nee, dat heb ik nooit moeilijk gevonden. Het gaat er in de zorg voor hart en ziel om dat je nauwkeurig luistert en nauwkeurig afstemt op de ander voordat je iets zegt. Maar je hoeft ook niet bang te zijn om iets te zeggen. Hoe dat mensen dan troost, kan ik niet voor ze zeggen. Maar als ik iemand met hersenletsel kan laten zien dat diegene nog veel te geven heeft, kom ik tot de bodem van andere belangrijke waarden: vriendelijkheid, nabijheid, liefde, hoop. Ook daar moeten we het als mensen uiteindelijk van hebben.”
Je moet ook durven praten, zegt u. Hoe pakt u dat aan?
“Gewoon opletten. En tevoorschijn luisteren wat de Geest al heeft klaargelegd. Dat is een veel rustigere manier van praten dan wanneer ik voortdurend op het puntje van mijn stoel zit te denken: wat kan ik nu voor gewichtigs zeggen? Ik houd van het woord ‘reisgenoot’, we zijn gelijkwaardig onderweg.”
Komen alle revalidanten uit het DTC bij u?
“In het begin wilde ik graag iedereen zien die hier aankwam, maar juist in het begin zijn mensen zo overweldigd door wat er aan de hand is. Hoewel, het kan ook zijn dat mensen zo beschadigd zijn geraakt, dat de overweldiging nog moet komen. Op het moment dat dit gebeurt, komt het erop aan.”
Waarom is dat?
“Het leven dat je had, ligt totaal overhoop. Zodra je dat beseft, dat je nooit meer de oude wordt, begint een pijnlijk proces. Jongeren hier leidden vaak hele drukke levens, vol studie, werk, sport, vrienden. En hier moeten ze opnieuw leren zitten, staan of lopen. Sommigen kunnen hierna weer aan het werk, anderen blijven voor altijd afhankelijk van een rolstoel en gaan in een verpleeghuis wonen. Om dat te aanvaarden, als jong mens, dát is hard werken.”
Hoe kunt u daarbij helpen?
“Door in de eerste plaats te zeggen dat de waarom-vraag er mag zijn, die vraag is zo oud als de wereld. En je mag ook boos zijn. Op God, of op iets waar je eigenlijk geen naam voor hebt. We leven in een geseculariseerde wereld, dus mensen hebben vaak helemaal geen taal voor dit soort dingen. De christelijke levensbeschouwing biedt taal en verhalen aan: Job, Jeremia, de Psalmen. Verhalen over wanhoop, woede, opstandigheid, verdriet en rouw. Zo ís het leven hier vaak.
En daarna probeer ik mensen ook aan te moedigen om de waardevolle dingen van het leven te blijven zie: hoop, liefde, goedheid, schoonheid. Dat zijn hier hele grote woorden.”
Geschreven door
Femke Taale