“Jezus in mij is niet burn-out”
17 november 2016 · 17:28
Update: 15 november 2024 · 08:29
Binnenkort vertrekt David de Vos naar Burkino Faso in West-Afrika voor een grote evangelisatiecampagne. Een gesprek over wonderen, beeldvorming en zijn jeugd. “Er zat bloed aan mijn handen.”
David de Vos houdt met zijn stichting Go and Tell kantoor op een industrieterrein in Zeewolde. Aan de muren van het pand hangen foto’s waar grote mensenmassa’s gericht zijn op het podium. En op dat podium staat David de Vos. Wie niet beter weet, verwacht na het bekijken van de gelikte website en filmpjes te maken te hebben met een populaire zanger óf met een overdreven charismatische spreker. Van die beeldvorming blijft weinig over voor wie hem in zijn werkkamer ontmoet. Daar zit een bescheiden, vriendelijke en zachtaardige man, die zich bovendien kwetsbaar opstelt en kritische vragen niet schuwt.
Als ik als leider door wil groeien, moet ik mijn verleden onder ogen zien
Pispaal
David de Vos groeide op in een christelijk gezin in Den Haag. Zijn ouders, lid van een pinkstergemeente, waren betrokken bij het zendingswerk. Toen David 11 jaar was, ervoer hij op een zendingsreis in Hongarije een ‘roeping voor het missionaire werk’. “Toen besloot ik: mijn leven komt in het teken te staan van de verkondiging van het evangelie.”
Op de openbare middelbare school had hij een moeilijke tijd. David gaf zijn grenzen aan en dat waardeerden zijn klasgenoten niet. “Tijdens een tussenuur gingen ze kijken naar de hoeren – en dat deden ze niet uit bewogenheid met die vrouwen, zeg maar. Ik ging niet mee. Dat zorgde voor onbegrip.” Hij werd, zegt hij zelf, als pispaal slachtoffer van pesterijen. De schooldirecteur adviseerde hem meer van zich af te bijten. “Ik had een vrijkaart om iemand te meppen. Een jongen die een kop groter was dan ik, gaf me eens een tik. Toen werd het zwart voor mijn ogen en haalde ik uit. Toen bleek dat ik bloed aan mijn handen had. Hij had een bloedneus.”
Van het pestverleden heeft David nog weleens last. “Sinds kort krijg ik daar professionele hulp voor. Door het pesten zijn er dingen beschadigd in mijn gedrag. Ik vind het lastig om mensen te vertrouwen. Ik ben snel op mijn hoede. Bij een eerste contact screen ik mensen razendsnel: is iemand te vertrouwen of niet? Daar ben ik erg goed in geworden.”
Best heftig dat pesterijen op school nog steeds hun sporen achterlaten.
“Ja, maar ik wil niet dat ik op mijn beurt anderen beschadig door mijn eigen verdriet. Ik kan me snel geïntimideerd voelen als iemand druk op mij uitoefent. Dan word ik stil en sluit ik me af. Dat voelt eenzaam. En als ik me onrechtvaardig behandeld voel, ga ik heel erg op mijn strepen staan. Dan heb ik te weinig empathie. Dat wil ik niet meer. Dan denk ik: David, pas op dat je je ondanks die pijn blijft verbinden met mensen. Als ik als leider door wil groeien, moet ik mijn verleden onder ogen zien. De gesprekken met de therapeut zijn niet makkelijk. Het is heel oncomfortabel om bij jezelf op zoek te gaan naar de dingen die je liever niet voelt.”
In 2012 kreeg David een burn-out. “Dankzij mijn eigen stommiteit. Ik werkte keihard. Op de dag voordat ik voor een campagne naar Afrika zou vertrekken, preekte ik nog twee keer. Ik ging als het ware in een keer door naar Schiphol.”
Ik ging onderuit omdat ik álles deed, dat hou je niet vol
Hoe ziet het leven eruit als je een burn-out hebt?
“Ik huilde veel. Het is best heftig om nare gedachtes te voelen in je lichaam. Ik zat in een diep dal. Maar God stond te wachten in dat diepe dal. Hij was er! Ondanks mijn emoties. Jezus in mij is niet burn-out, niet depressief. Hij ziet de toekomst niet ‘niet zitten’. Die waarheid ben ik op gaan schrijven. Als ik zwak was, vluchtte ik naar dat anker. Als ik er niet meer was, werd Jezus in mij sterker. Dat klinkt supervroom, maar zo ervoer ik het echt.”
Dus uiteindelijk viel het wel mee omdat je Jezus had?
“Nee, het viel niet mee! Die burn-out was echt heel zwaar. Ik was radeloos, had geen energie, paniekaanvallen. Mijn emoties gingen alle kanten op. Ik was totaal de controle kwijt. In een burn-out rouw je om het verlies van jezelf. Want je bent jezelf niet meer: die sterke jongen die alles aanpakte. Ik knakte. En daar heb ik flink om moeten huilen. In die gebrokenheid ging ik naar God toe. Ik zei: ‘Het is niet veel, maar dit is alles wat ik ben.’ Dat heeft mijn contact met God versterkt. Mensen vragen me weleens: wat heb je eraan overgehouden? Dan zeg ik: ik ben David 2.0. Ik voel dat ik een tik heb gehad. Het is een litteken dat mij attendeert op mijn grenzen. Ik voel eerder aan dat dingen niet lukken. Ik neem meer tijd om te herstellen. Mijn dagen zijn anders ingevuld en ik kies scherper. Ik zei te weinig nee, niet omdat ik een pleaser ben, maar omdat ik niets wilde missen!”
Nieuwe reis
In december bezoeken David en zijn team van Go and Tell in Burkina Faso de hoofdstad Ouagadougou voor een nieuwe campagne. Hij organiseert een grote openluchtsamenkomst, in samenwerking met verschillende kerken in de stad. “Voor het eerst werken we met eigen geluidsapparatuur. In Afrika is de aanwezige apparatuur vaak houtje-touwtje. Dan viel tijdens mijn preek ineens het geluid uit. Of zaten twintigduizend mensen in het donker te wachten tot de elektriciteit het weer deed. Dankzij individuele giften, van een weduwe die vijftien euro gaf tot een rijke familie die een ton overmaakte, kregen we veel geld binnen, maar ook technische expertise. Daardoor konden we een enorm groot podium en een mega soundsystem van twee ton aanschaffen.”
God is soeverein en niet te besturen met een joystick
Ben je al bezig met de preek die je daar gaat houden?
“Ik heb door de jaren heen een heel repertoire preken gehouden in Afrikaanse landen. Die heb ik in mijn Afrika-map gedaan. We komen meestal niet op dezelfde plek terug, dus ik kan ze binnenkort opnieuw houden. Wel zit ik vooraf op mijn hotelkamer biddend te finetunen: dan schrap ik wat of schrijf ik er iets bij, net zolang tot ik er vrede mee heb.”
Waarom ga je niet terug naar een plek waar je een evangelisatieactie hebt gehouden?
“We werken intensief samen met lokale kerken; voordat ik kom, worden ze getraind om voor een vervolgprogramma te zorgen. Ik heb het werk van een zaaier, maar het plantje kan ook pas over twee jaar opkomen. Het kan zijn dat iemand zich niet tijdens onze samenkomst aan Jezus geeft, maar pas veel later. God geeft meer in individuele levens dan we kunnen zien met het blote oog. Onze strategie is om van stad tot stad te trekken. We merken dat de impact groot is, omdat God groot is.
Ik ontmoet in Afrika ook zendelingen die na jaren arbeid met moeite een paar moslims tot geloof zien komen. En dan komt meneer De Vos langs en maken ineens een paar duizend mensen een keus voor Jezus. De vraag is dan niet zozeer wie het beter doet, maar vooral: doe je wat God van jou vraagt? De zendeling en de evangelist zijn beide nodig!”
Voor thuisblijvers zijn die enorme aantallen bekeerlingen in verre oorden vaak zo lastig te controleren. Waarom ga je niet in Amsterdam staan, zodat daar twintigduizend mensen tot geloof komen?
“Ik geloof dat ik voor Afrika geroepen ben. En vergeet niet: er gebeurt in de stoffige steden waar ik kom meestal niet zoveel. Mensen komen gewoon uit nieuwsgierigheid kijken. Maar als de Heilige Geest vervolgens in harten werkt, ontstaat er iets. In Nederland doe ik dit werk ook, maar dan anders. Met Pasen hadden we een evenement in de IJsselhallen in Zwolle en dat draait om hetzelfde: mensen verbinden met Jezus. En dat gebeurde ook. Een man vertelde me dat zijn kinderen niet geloofden. Zijn zoon en diens atheïstische vriendin gingen toch met hem mee naar Zwolle. Aan het einde gingen ze hand in hand naar voren om hun hart aan Jezus te geven. De volgende ochtend vroeg het meisje aan haar schoonvader: wat moet ik doen om meer over het geloof te weten te komen? Daar doe ik het voor! Dat is mijn drijfveer! Maar als je in Nederland groot durft te denken is de reactie vaak: wie denk je wel dat je bent? Dat begrijp ik. Wij hebben niet dé methode, maar zijn een van de manieren die God gebruikt.”
Een witte man die een stadion vol Afrikanen toespreekt doet een beetje koloniaal aan. Waarom organiseren lokale voorgangers niet hun eigen evangelisatiecampagne?
“Nou, mensen in Afrika zijn niet gek. Ze gaan niet zomaar een witte man geloven. Het heeft niets te maken met kolonialisme, maar met mijn roeping. Ik begrijp je vraag, maar ik kan alleen maar zeggen: ik heb echt liefde voor de mensen. Ga maar na: preken met dertig graden, slapen op een doorgezakt matras, dingen eten waarvan je soms ziek wordt, voortdurend het gevaar van malaria... Ik denk weleens: waarom doe ik dit? Maar als ik daar sta en verbinding maak met de mensen en de liefde van God voel voor de massa, weet ik het antwoord.”
Een liefdevolle houding vind ik belangrijker dan een wonder
Niet iedereen geneest na een bezoek aan jouw samenkomst. Is daar ook nazorg voor?
“Ja. Ik stel me daar kwetsbaar in op. Waarom de een wel en de ander niet geneest...”
Hij is even stil. Dan: “Dat blijft een vraagteken voor me. Daar zit veel pijn. Maar God is soeverein en niet te besturen met een joystick. Ik denk persoonlijk dat we de veroordeling eraf moeten halen. Als je geen wonder krijgt, houdt God nog steeds evenveel van je. Je kunt op zoek gaan naar redenen waarom het niet gebeurde, maar je kunt beter zoeken naar Jezus. Ik ken veel mensen die niet genazen maar wel vrede in God hebben. Dat is heel mooi.
Ik heb met mijn neus boven op wonderen gestaan, mensen die blind waren, konden weer zien. Maar ik stond er óók als mensen met hun ziekte weer naar huis moesten. Je zou maar ziek, blind of doof zijn...! Ik kan geen wonderen doen, maar ik kan wel over Jezus vertellen, zodat er ruimte komt voor wonderen. Het gaat om God! Een liefdevolle houding vind ik belangrijker dan een wonder. Ik zou mensen die genezen zijn misbruiken als zij een teken zouden zijn van mijn succes.”
Maar op foto’s van Go and Tell, met al die massa’s mensen, lijk je wel een popster.
“Als ik een christelijke zanger was geweest, was niemand daarover gevallen. Langs de A12 zag ik onlangs een levensgrote billboardfoto van Bert van Leeuwen. En als je naar de EO-website gaat, zie je ’m wéér knalgroot. Dat vindt niemand een probleem. Maar als het om een evangelisatiecampagne gaat, kan het kennelijk niet. Ten diepste gaat het niet om mij, maar om Jezus. God identificeert zich met namen. Hij is de God van Abraham, Isaak en Jakob. Hij is ook de God van David de Vos. Maar ik snap je punt, ik vind het een dilemma: ik zou wel willen weten hoe het anders zou moeten. Hoe kan ik mensen naar de IJsselhallen laten komen voor mijn boodschap als ze niet weten dat ik daar ben? Ik heb de roeping van een evangelist. Ik hoop dat mijn naam garant staat voor veiligheid; dat mensen hun vrienden mee durven te nemen, omdat het cool is. Overigens: het is geen onzekerheid die ik probeer te compenseren met foto’s van mezelf.”
Het heeft niet te maken met je pestverleden, bedoel je?
“Mijn roeping gaat terug naar de tijd vóór de middelbare school. Ik zou mezelf dus niet aandachtsverslaafd willen noemen door mijn pestverleden. Ik heb geen drang om op een schoolreünie te laten zien wat ik nu allemaal doe. Soms zie ik mijn pesters nog. Sommigen volgen me ook op Facebook. Dat contact is nu oké. Vroeger zeiden ze: ‘Jij met je Jezus altijd.’ En nu zeggen ze: ‘Jij bent gaan doen waar je het altijd al over had.’ Mensen over Jezus vertellen, dát is verslavend! Niet al die aandacht. Het is zo gaaf als je bij anderen de bron van Leven voelt stromen!”
Hoe voel je dat bij anderen die bron stroomt?
Met de hand op de buik: “Innerlijke vreugde, vrede. Prachtig als mensen dat ontvangen. Als ik alleen intimiteit met God heb, ervaar ik dat ook. Dan maakt het allemaal niet uit wat mensen van me vinden. Bij God voel ik mij het meest veilig. Als alles in mijn leven en in mijn bediening weg zou vallen, en ik houd dat contact met God over, dan is het goed.”
Tekst: Sjoerd Wielenga
Beeld: Goed Folk