Sluit je aan

Inloggen bij eo

Praat je mee? Als je bent ingelogd, kun je reacties plaatsen en gesprekken volgen.

Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.

Hulp nodig?

Check de veelgestelde vragen.

Theoloog Jan Martijn Abrahamse.
© Jacqueline de Haas

Theoloog Jan Martijn Abrahamse: ‘Ik ben ongehoorzaam geweest aan mijn roeping’

30 november 2023 · 09:32

Update: 30 november 2023 · 13:24

Theoloog Jan Martijn Abrahamse (37), die samen met de EO onderzoek deed naar kerkgaande millennials, had twee jaar terug bijna zélf de band met het geloof doorgesneden. Wat hem weerhield? “Een hernieuwde ontmoeting met Jezus. Als ik daarover spreek, raakt het me elke keer weer.”

Toen Jan Martijn 6 jaar was, verlieten zijn ouders de hervormde Gereformeerde Bondsgemeente waar ze tot dan toe zondag aan zondag naartoe gingen. Het vijfkoppige gezin verruilde de statige dorpskerk in hun woonplaats Oud-Beijerland voor de lokale gymzaal waarin de evangelische gemeente samenkwam. 

Wit drumstel

“Van mijn allereerste kennismaking met de evangelische wereld herinner ik me vooral nog het witte drumstel dat in de hoek van diezelfde gymzaal stond”, vertelt Jan Martijn – dertig jaar na dato – in zijn Edese woonkamer, waar de houtkachel behaaglijk brandt. Lachend: “Kennelijk maakte vooral dát als kind indruk op me.”

Wat was de reden van jullie overstap?
“Mijn vader was kort daarvoor tot bekering gekomen door de Haamstedeconferenties – het was in de tijd dat mannen als dominee Dick Langhenkel en Henk Binnendijk daar spraken. Op grond van hoe hij daarna het Nieuwe Testament las, raakte mijn vader ervan overtuigd dat de kinderdoop niet Bijbels is. Daarom heeft hij zich samen met mijn moeder als volwassene laten dopen, en gingen we over naar die evangelische gemeente.”

Zelf heb je als tiener ook een bekeringsmoment meegemaakt?
“Klopt, rond mijn 14e. In de zomer van 2000 verhuisden we naar Doorn, een veel meer seculiere omgeving. In dat jaar besefte ik opeens heel sterk: als ik niet werkelijk met Jezus ga leven, zou ik echt ‘van God los’ zijn. Dan draaide het leven alleen maar om zaken als drank en genot. Het was alsof Jezus plotseling enorm veel betekenis voor me kreeg. Ik zag heel scherp in dat het leven met Hem echt een verschil maakt.”

Niet erkend

Terwijl hij een nieuw blok in de houtkachel duwt, vervolgt hij: “Ik denk dat ik 15 of 16 was toen ik me, zoals in die context gebruikelijk was, liet dopen. Natuurlijk was ik als baby al gedoopt, in de Zuiderkapel in Charlois, door ds. J.J. Poort. Maar die doop werd in deze gemeente niet erkend. En trouwens ook niet in ons gezin. Inmiddels sta ik zelf wel wat anders in die hele doopdiscussie, denk ik, maar goed. Ik zat in een omgeving waarin dat nu eenmaal de norm was als je ‘voor Jezus kiest’.”

‘Jij moet dominee worden’

Jan Martijn vertelt dat zijn vader “een enorme leergierigheid” had nadat hij tot geloof was gekomen. “Pa had zo’n drive om de Bijbel echt te bestuderen. En ik heb ook nog wel een vage herinnering dat hij – ik zat nog op de basisschool – tegen me zei: ‘Jij moet dominee worden.’ Toch koos ik op mijn 18e voor een rechtenstudie, in Utrecht. Voor evangelische christenen was theologie studeren niet zo logisch. Veel mensen zeiden ook: ‘Die studie moet je vermijden, want je valt erdoor van je geloof.’

Om met Christus te leven heb je de kerk nodig

Op mijn 19e ging ik op zendingsreis naar Albanië, in de zomervakantie. In een kleine huisgemeente, maximaal vijftien personen, vroegen ze mij om iets te delen. Ik weet nog dat ik vertelde over wat Jezus in Openbaring 3 tegen de gemeente van Sardis zei: ‘U hebt kleine kracht.’ Op datzelfde moment wist ik opeens: ik ben ongehoorzaam geweest aan mijn roeping toen ik voor rechten koos – ik moet theologie gaan studeren.”

‘Geweldig interessant’

Hij trok de stekker uit zijn rechtenstudie en verhuisde een paar weken later naar Leuven, om daar te studeren aan de Evangelische Theologische Faculteit. “Dat vond ik geweldig interessant. Daar heb ik drie jaar gestudeerd. Onder andere omdat ik ging trouwen én liever in Nederland wilde wonen, heb ik de laatste twee jaar aan de Vrije Universiteit Amsterdam gestudeerd. Met steeds in mijn achterhoofd: ik wil voorganger worden.”

Verenigde Staten

“Maar na de VU”, vervolgt hij, “heb ik eerst nog zeven maanden verder gestudeerd aan Duke University in Durham, in het zuiden van de Verenigde Staten, in het kader van mijn promotie. 

Hoe kijk je terug op jouw jaren als voorganger?
“Een heel mooie tijd, al waren er moeilijke momenten. Tegelijk vond ik het ook erg zwaar. Die verantwoordelijkheid...”

Waar worstelde je vooral mee?
Peinzend: “Mijn idealisme versus de soms weerbarstige praktijk. Ik ontdekte steeds weer dat het minder makkelijk is dan je hoopt om mensen mee te nemen in een verhaal. En ik was jong – 26 toen ik begon – en dus gevoelig voor kritiek. Al werd ik heel snel volwassen, juist door heftige dingen die ik meemaakte, bijvoorbeeld rond rouw. Ik had vooraf al gezegd dat ik het vijf jaar wilde doen. Misschien wel een beetje uit bangigheid... Maar na die periode voelde ik me doodmoe. Op dat moment was ik drie dagen per week voorganger,en twee dagen docent aan de CHE. Na die vijf jaar was ik toe aan rust. Ik had mezelf leeg gepreekt, zo voelde dat. Dus heb ik twee jaar rust genomen. Ik werkte alleen die twee dagen op de CHE. Onze kinderen waren toen nog jonger. Inmiddels zijn ze 10, 12 en 13.”

In 2021, in coronatijd, publiceerde je het pamflet ‘Eertijds evangelisch’. Daarin gaf je aan jezelf niet langer als ‘evangelisch’ te afficheren.
“Klopt. Ik schreef het niet uit boosheid, wel met een zekere nostalgie. Ik concludeerde: ik zou mezelf niet meer zo snel ‘evangelisch’ noemen.”

Maar één conclusie

De aanleiding voor dit pamflet?
“Na 12,5 jaar nam ik afscheid van het theologische tijdschrift Soteria (nu Inspirare, red). Terugblikkend vroeg ik mezelf af: hoe verhoud ik mezelf nu tot die evangelische beweging? En ik kon maar één conclusie trekken: ik ben eigenlijk niet meer evangelisch.”

Hoe kleur je ‘evangelisch’ in?
“Theologisch gezien zit ik er misschien nog wel dichtbij. Maar als ik naar de praktijk kijk, dus hoe ‘evangelisch’ vorm krijgt in ons land en in onze cultuur – daar hoor ik niet meer bij. Ik ben er los van gekomen.”Kun je dat concretiseren?Hij gaat rechterop zitten. “Het evangelische in Nederland kenmerkt zich door een sterk individualistische spiritualiteit. En door een kerkbenadering die heel pragmatisch en multimediaal is, waarbij ‘worship’ een dominante rol heeft gekregen. De preek is vaak een therapeutische, enthousiasmerende toespraak geworden. Verder zie je een soort verliefdheid op grootheid: grotere kerken, grotere aantallen bezoekers. En ik proef een sterk modernistische benadering: als er een nieuw lied is, moet dat gezongen worden. Het oude en klassieke is al snel achterhaald. Denk bijvoorbeeld aan Opwekkingsliederen: er komen elk jaar nieuwe, en de oudere raken in vergetelheid. Het is een steeds uitdijende bundel, met een in mijn ogen ernstig beperkte spiritualiteit.”

‘Ernstig beperkt’?
“Natuurlijk zijn er wel mooie liederen, maar met de meeste kan ik niets. De taal is te vlak. Het zijn geen verhalende liederen, ze missen context en draaien vooral om het bezingen van jouw eigen aanbidding van God: ‘Wij staan hier te aanbidden...’ De psalmen of andere klassieke kerkliederen helpen mij een andere wereld binnen, ze brengen mij tot rust en laten me zien hoe God in deze weerbarstige werkelijkheid aanwezig is en werkt. Ze zijn sterk gevoed door Bijbelse taal. Díé liederen raken me. Meer en meer ben ik de waarde gaan inzien van een goed doordachte liturgie, waarin schuldbelijdenis een plek heeft, maar ook reflectie op het wereldgebeuren. Veel evangelische liturgieën zijn sterk thematisch en eenzijdig. En de band is zo dominant geworden dat de theologische doordenking van de hele dienst in het gedrang komt.

Ik zou mezelf niet meer zo snel ‘evangelisch’ noemen

”Ben je gaandeweg vervreemd van de evangelische beweging?
“Inderdaad. Ik vroeg me steeds meer af: hoe kan ik me hier nog toe verhouden? Je kunt wel zeggen dat ik uiteindelijk echt door een geloofscrisis ben gegaan. Ik dacht bij mezelf: volgens mij ben ik alles kwijt; ik kan er niks meer mee. Ik voelde vooral heel veel frustraties. Ik wist niet meer hoe ik me constructief moest verhouden tot de evangelische kerk waar ik deel van uitmaakte. En tot mijn evangelische achtergrond. Innerlijk zat ik in een spagaat. Ik stond te boek als evangelisch, maar wilde mezelf niet meer zo noemen. De evangelische beweging is een andere kant op ontwikkeld dan ikzelf.”

Geoefend in het geloof

Hij staat op om een nieuwe kop koffie te halen. Zonlicht valt in de diepe achtertuin, waar – onder hoge bomen – wat kippen in hun hok rondscharrelen.

“Ik denk, achteraf, dat die crisis bij mij vooral draaide om de ‘stoffering’ van het christelijk geloof”, zegt hij als hij weer zit. “Dat is wat je ook best veel bij millennials ziet gebeuren, dat de praktijk van de kerk voor hen aanleiding is om kerk-loos te worden. Maar: je kúnt niet op jezelf geloven. Om met Christus te leven, heb je de kerk nodig.”

Waarom?
“Geloven is óók iets heel collectiefs. Dat kun je – op de langere termijn – niet op jezelf. Je hebt die anderen ervoor nodig. Een liturgische gemeenschap, waarin je wekelijks wordt geoefend in het geloof, waarin je een andere wereld binnen wordt geholpen. Dwars door de crisis heen, waarin ik uiteindelijk Christus opnieuw heb ontmoet, ben ik dit dieper dan ooit gaan beseffen. Dat Hij de waarheid is. Alleen bij Hem is het goede, waarachtige leven te vinden.” Verwonderd: “In preken die ik heb beluisterd, maar ook in theologische boeken die ik las – onder meer van Kees van Ekris – heb ik Christus ontmoet.”Je werd, zoals C.S. Lewis zei, opnieuw ‘verrast door vreugde’?“Ik snap nu nóg beter wat hij daarmee bedoelde. Wij kunnen zó getroffen worden door die vreugde, wat iets anders is dan blijheid, of blij zijn. Dit is een vreugde die je helemaal afpelt tot de kern. Die kan ook met tranen gepaard gaan, omdat je als schepsel voor God komt te staan en je uitgenodigd voelt om Hem antwoord te geven.” Zachter: “En dus… vreugde.”

Het raakt je?
“Ja. Als ik daarover spreek, raakt het me elke keer weer. Ik ben een gevoelsmens.”

Met ons verstand

Jan Martijn is de laatste om te beweren dat geloof vooral om emoties en gevoel draait: “We mogen God ook liefhebben met ons verstand. Daarom hecht ik ook zeer aan theologie. Juist omdat we in een complexe tijd leven, is het goed om je te verdiepen in wat we geloven. Via boeken, of bijvoorbeeld EO-podcasts als Eerst dit en Dit is de Bijbel als je niet zo’n lezer bent. Ook kerkgeschiedenis is voor mijzelf heel belangrijk. Wij zijn niet – zoals veel christenen soms lijken te denken – de eersten die de Bijbel lezen en over allerlei vragen nadenken. Ik houd enorm van de Schrift. Kennis ervan kan je leven in vuur en vlam zetten. Ik ontdekte dat ik niks ben zonder Christus. Paulus schrijft in Kolossenzen 3 dat ons leven met Hem verborgen is in God. Dat is iets wat vreugde geeft. En hoop. Oók als je met de rug tegen de muur staat.”

Het leven lacht je toe: je hebt een prachtig huis, een prima baan als lector aan de CHE en een mooi gezin. Waarom zijn vreugde en hoop voor jou dan tóch zo belangrijk?
Na een langere stilte: “Dat is wel een vraag waar ik zelf ook vaak over nadenk. Een heel terecht punt. En toch… toch lijden we in onze tijd aan het bestaan.”

Jij ook?
“Ja. In die zin dat ik net als iedereen zo’n ontzettend vol bestaan heb. Het kost ons meer moeite om Christus’ stem daarin te verstaan. In het onderzoek dat ik samen met de EO heb gedaan, zei iemand treffend: ‘Onze tijd wordt gekenmerkt door een gevecht om onze aandacht.’ Er is zo veel wat ons schijn-houvast biedt. Juist in de coronacrisis hebben veel mensen gemerkt hoe makkelijk het is om zonder God te leven. Veel mensen haakten helaas af.”Het onderzoek focust op millennials die wél bij de kerk blijven.

“Sommigen vonden door die crisis de weg juist terug naar de kerk, of zijn – toen dat weer kon – met vernieuwde toewijding naar de kerk gegaan. Omdat ze merkten dat ze niet zonder kunnen, in dit drukke en overvolle bestaan, waarin alles onze aandacht opeist. De kerk is voor hen een plek om op adem te komen, aangesproken te worden door God, en om medegelovigen te ontmoeten. Dat sociale wordt zelfs als nóg belangrijker ervaren dan het onderwijs dat ze er ontvangen en de liturgie.”

Naar welke gemeente ga je zelf?

“Een baptistengemeente, hier in Ede. Vooral vanwege de kinderen, die fijne contacten hebben met hun leeftijdsgenoten daar. Zelf zou ik me het meest thuis voelen in een traditionele gemeente, zoals de Hervormde Kerk uit mijn jeugd. Zo’n traditionele samenkomst voelt voor mij altijd vertrouwd.”

Preek je nog?
“Eén keer per maand. Prachtig om te doen.” Glimlachend: “Al denk ik vooraf vaak: waar ben ik aan begonnen?” 

Wat is de kern van wat je jullie kinderen wilt meegeven?
Jan Martijn zakt onderuit op zijn stoel, de blik naar buiten. “Daar denk ik zelf ook veel over na…” Met de vingertoppen tegen elkaar: “Ik hoop dat ze na mijn overlijden zullen zeggen: ‘Pa was een worstelende gelovige, die oprecht heeft geprobeerd het leven met Christus te vertalen naar hoe hij met mij omging. Hij heeft geprobeerd het leven met Jezus praktisch te maken, zo van: dit is volgens mij wat Hij in deze situatie van ons vraagt.’ En ik hoop dat zij de waarde inzien van de christelijke gemeente. En uiteraard hoop ik van harte dat zij dezelfde bron van vreugde ontdekken die ik zélf heb gevonden.”

Wie is Jan Martijn Abrahamse?

Jan Martijn Abrahamse studeerde theologie in Leuven, Amsterdam en Durham (VS). Van 2012 tot 2017 was hij voorganger van een evangelische gemeente in Aalsmeer. Vanaf 2015 was hij als docent systematische theologie verbonden aan de Christelijke Hogeschool Ede; sinds september 2023 is hij daar lector theologie. Jan Martijn, die in 2018 promoveerde, publiceerde onder andere Breekbaar halleluja. Onderweg met de pelgrimspsalmen (2018).  Binnenkort verschijnt Zoeken naar de dingen die boven zijn (samen met Sake Stoppels en Jan Marten Praamsma), over heil in deze tijd. Hij is getrouwd met Grace en vader van drie tieners.