Sluit je aan

Inloggen bij eo

Praat je mee? Als je bent ingelogd, kun je reacties plaatsen en gesprekken volgen.

Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.

Hulp nodig?

Check de veelgestelde vragen.

Jan loopt veertien marathons.
© Ruben Timman

Jan loopt veertien marathons in veertien dagen

26 juni 2024 · 09:44Visie

Update: 26 juni 2024 · 11:36

Sport en geloof zijn voor veel mensen moeilijk te verenigen, merkt Jan Achterberg (37), zelf fanatiek sporter en enthousiast gelovige. Hij liep hiertegenaan toen hij op hoog niveau schaatste. Toch liggen er veel kansen voor het geloof in de sport, denkt hij. Om die kansen zichtbaar te maken voor christenen in Nederland gaat Jan veertien marathons rennen in veertien dagen.

Zolang als Jan zich kan herinneren, is sport onderdeel van zijn leven. “God heeft mij een talent gegeven voor sport”, vertelt hij. “Al tijdens het schoolzwemmen bleek dat ik aanleg had en zat ik bovenaan qua niveau.” Als jongetje probeert hij verschillende sporten uit, totdat hij blijft hangen bij voetbal en schaatsen. “In de winter had ik op zaterdagochtend eerst schaatstraining. Dan ging ik snel naar huis om even wat te eten en moest ik door naar een voetbalwedstrijd. Ik was goed in allebei, maar toen ik een jaar of 12 was, moest ik een keuze maken. Op de niveaus waarop ik voetbalde en schaatste, kon het niet naast elkaar. De kans dat ik een carrière kon opbouwen in de schaatswereld, was het grootst. Daarom besloot ik voor schaatsen te gaan.”

Winterslang glijdt hij ontelbaar veel kilometers over het ijs, ’s zomers is hij veel aan het fietsen, skeeleren, droogtrainen en hardlopen. Uiteindelijk schaatst Jan marathons op nationaal niveau. “Op een gegeven moment moest ik beslissen of ik hier echt mijn carrière van wilde maken. Als ik dat zou doen, zou ik, in ieder geval voor een bepaalde periode, alles moeten opgeven om me op het schaatsen te richten.”

Bewuste keuze

Naast sport speelt geloof al van kinds af aan een belangrijke rol in het leven van Jan. “Ik kom uit een christelijk nest, mijn ouders namen mij altijd mee naar de kerk. Toen ik een jaar of 10 was, ‘gaf ik mijn hartje aan Jezus’ tijdens een zomerkamp. Ik was misschien jong, maar het was wel een heel bewuste keuze.” In zijn tienerjaren groeit zijn passie voor sport, waardoor het geloof naar de achtergrond verdwijnt. “Jezus ging niet weg uit mijn leven, maar mijn geloof kwam wel een beetje in de verdrukking. Ik dacht dat mijn geloof niet relevant was op de plekken waar ik kwam. Het speelde daar niet echt een rol. Als iemand mij zou vragen of ik christen was, zou ik ‘ja’ zeggen, maar verder denk ik dat je het niet heel erg aan mijn leven kon zien.”

Als Jan 18 is, vragen vrienden van de kerk hem mee op een outreach, een reis met een missie, naar Afrika. “In de zomer hoefde ik een stuk minder te trainen, dus ik zei ‘ja’. Die reis heeft veel voor mij betekend. Ik voerde veel gesprekken met een van de reisleiders en kreeg daar het besef dat het geloof relevant is in alle facetten van je dagelijks leven. Dus ook in mijn sport. Daar wilde ik iets mee doen.”

Volg de actie

Jan vertrekt op 26 juli, de dag dat de Olympische Spelen beginnen en komt, als alles goed gaat, twee weken later aan als de marathon gelopen wordt. “Ik zou het heel tof vinden als mensen onze actie steunen en een stukje met me oplopen. De route komt binnenkort op onze website te staan en is waarschijnlijk live te volgen.”

Einde carrière

Na de zomer moet Jan weer terug in het strakke sportregime. Hij worstelt ermee hoe hij zijn geloof hierin een plek kan geven. “In de sport stuitte ik op onbegrip voor mijn geloof. Want waarom zou ik op zondagmorgen naar de kerk gaan, als ik die ochtend ook kan gebruiken om te herstellen of te trainen? In de kerk stuitte ik op onbegrip voor mijn fanatisme in sport. Ik was heel erg zoekende. Als ik op topniveau zou gaan schaatsen, zou ik vrijwel geen tijd meer hebben om naar de kerk te gaan en zou het een uitdaging worden mijn geloof invulling te geven. Mijn verlangen om God te leren kennen werd groter en ik besloot mijn carrière af te breken.” Een rigoureus besluit, maar wel eentje waar Jan vrede mee heeft. “Ik ging in die tijd een stuk minder sporten. Ik had het nodig om een stapje terug te doen en moest afscheid nemen van ‘Jan-de-topsportman’. Daarbij bleef ik wel met vragen zitten. Want als God mij had gemaakt met een talent voor sport, maar ik kon er vanwege mijn geloof eigenlijk niets mee, dan had God wel een gemeen grapje met mij uitgehaald. Als je talent hebt om muziek te maken, zegt iedereen in de kerk: ‘Hier is het podium, ga maar oefenen.’ Als je talent hebt voor sport, zoals ik, krijg je te horen: ‘Kijk maar uit dat het niet je afgod wordt.’”

‘Ik moest afscheid nemen van ‘Jan-de-topsportman’’
© Ruben Timman

Sport en geloof

Na zijn opleiding sportmanagement & marketing, komt Jan in contact met Athletes in Action, een organisatie die zich bezighoudt met sport en geloof. Hij gaat er werken en zo komt Jan in de Sport Ministry terecht. “Sport heeft het imago dat het iets heel werelds is. Daarnaast kan het concurreren met de kerk, omdat veel wedstrijden op zondag plaatsvinden. Natuurlijk schuurt dat bij veel mensen. Dat deed het ook bij mij. Als je veel sport, is het lastig om onderdeel te zijn van een christelijke gemeenschap, omdat je veelal aan die zondag vastzit. Maar ik ben ervan overtuigd dat sport en geloof júist goed te verenigen zijn. Ik geloof dat God ons naar zijn evenbeeld gemaakt heeft, de talenten die Hij in ons heeft gelegd, zijn echt geen foutje in de schepping. We hebben ons lichaam en de creativiteit gekregen om sport te kunnen bedenken en beoefenen. Als je je talenten gaat uitleven, kom je op plekken waar God je voor bedoeld heeft. Juist op die plekken kun je een levende getuige zijn. In Nederland zijn acht miljoen mensen die regelmatig sporten, daar ligt een enorme kans!”

Verbinding maken

“Hoe mooi zou het zijn”, gaat Jan verder, “als christenen hun wekelijkse bootcampuurtje of hun andere sportmoment benutten om iets van Jezus te laten zien. Laten we niet alleen over koetjes en kalfjes praten met onze teamgenoten, maar ook echte interesse tonen. Dan raken anderen ook geïnteresseerd in jou en zo ontstaat er iets moois. Het begint, heel eenvoudig, bij verbinding maken.” Jan werkt ondertussen voor een andere organisatie die sport en geloof aan elkaar verbindt: Next Move Ministries. “Wij hebben de slogan ‘pray, play, say’: bid voor open deuren, sport fanatiek en op een eervolle manier en grijp de mogelijkheden aan die je krijgt om over je geloof te praten. Wees daar niet krampachtig in. Vraag iemand naar zijn weekend, vertel dat je zelf naar de kerk bent geweest en dat het tof was. Het kan echt heel eenvoudig zijn.” Om praten over geloof makkelijker te maken, hebben verschillende Sport Ministries de handen ineengeslagen om het Marcus-evangelie voor sporters uit te brengen. Het bestaat al in het Engels, maar ze willen het graag in het Nederlands beschikbaar maken. “Hierdoor hoef je niet zelf, misschien hakkelend, het verhaal van Jezus Christus te vertellen”, zegt Jan enthousiast. “Je kunt bijvoorbeeld voorstellen om dit samen te lezen en zo Gods Woord zelf laten spreken.”

Als ik eenmaal aan het rennen ben, komt het wel goed

Naar Parijs

Jan is enorm bevlogen over zijn werk om sport te combineren met geloof. Om hier extra aandacht voor te krijgen, heeft hij iets bedacht. “Deze zomer vinden in Parijs de Olympische Spelen plaats. Ik ga dan in twee weken van Nederland naar Parijs rennen, dat zijn veertien marathons in veertien dagen. Ik hoop dat christelijke sporters en kerken zich hierdoor bewust worden van de kansen die er liggen in sport.”

Jan gaat niet alleen op pad, er zal een klein team met hem meegaan en een collega van hem legt dezelfde route af per fiets. Ook zal hij her en der een medische check-up krijgen, want zeshonderd kilometer in veertien dagen hardlopend afleggen, is natuurlijk nogal een aanslag op je lijf. “Mijn moeder vindt het maar niks dat ik dit doe, maar ik denk dat als ik eenmaal aan het rennen ben, dat het wel goedkomt. Mijn kinderen vinden het juist stoer en mijn vrouw is inmiddels wel wat van me gewend, haha! Ik liep eerder al een keer 160 kilometer op één dag, maar dit is natuurlijk wel wat extremer. Ik ben ervan overtuigd dat mijn lichaam dit goed kan verteren, anders zou ik het niet doen. Ik bereid me goed voor, ik ren nu zo’n honderd kilometer per week. Daarnaast probeer ik mensen te spreken die soortgelijke acties hebben ondernomen, want van hen kan ik leren. De grootste uitdaging zit ’m misschien wel in het genereren van aandacht voor mijn actie en in de voorbereiding. Er zijn heus wel momenten dat ik geen zin heb om te lopen, maar mijn moeder zei altijd: ‘Dan maak je maar zin!’ En ze heeft gelijk. Want 99 van de honderd keer dat je met tegenzin gaat sporten, kom je met een goed gevoel thuis. Als ik met mezelf de afspraak maak om te gaan, dan ga ik ook gewoon. Het geheim om het vol te houden straks is vooral niet te ver vooruitdenken. Als ik nog vijf stappen kan zetten, ga ik nog even door. En natuurlijk moet ik ook goed eten en rusten wanneer het kan. Ik heb met mijn team afgesproken dat als ik ben gefinisht, ik de volgende dag ook start. Je moet nooit opgeven als je in bed ligt.”

Tekst: Francien van der Valk

Deel dit artikel: