Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Hoe zit het met uw verwachtingsmanagement?

'Het verwachten van God kleurt ons bestaan'

Kunnen we maar beter niet te veel verwachten in het leven? Van God? Het behoedt ons in elk geval voor al te grote teleurstellingen. Of kan dat ook gevaarlijk zijn? “Als je niet te veel meer verwacht, wordt het al gauw een tamme boel.”

Deel:

Toen ik een jaar of 9 was, gingen we een zomer niet op vakantie. Terwijl mijn vader de badkamer verbouwde, kregen mijn broers en ik een zomerabonnement op het plaatselijke zwembad. Zes weken lang sprongen we bijna dagelijks van de duikplank en waren we de baas over de glijbaan. In de tien minuten reistijd – we mochten er zelf heen, op de fiets – maakten we onze plannen en fantaseerden we over de speeltoestellen die in het water zouden liggen en welke trucjes we zouden doen van de duikplank.

Regen en tegenwind

EerstDit5cextra

Op een koude zomerdag regende het, en omdat mijn moeder ons toch liever kwijt was, stapten we opnieuw op onze fietsjes richting het zwembad. De sfeer was gelaten: we waren nat, het was koud en we hadden tegenwind. Op de fiets spraken we onze hoop uit dat het water warmer was dan ooit, en dat er als verrassing misschien wel een bubbelbad was gebouwd. O, en ook dat het hopelijk heel rustig was in het zwembad. De verwachtingen waren hooggespannen. Tot mijn oudere broer zei: “Je kunt maar beter niet te veel verwachten, dan kan het alleen maar meevallen.”

Die was raak. De sfeer sloeg om. We vertelden elkaar hoe koud het water ging zijn, dat de glijbaan waarschijnlijk gesloten was, en dat we misschien wel bij de deur weer naar huis gestuurd werden omdat het te vol was in het zwembad. Zo zou de werkelijkheid alleen maar kunnen meevallen, en zouden we in ieder geval niet teleurgesteld worden.

Torenhoge verwachtingen

“Je kunt maar beter niet te veel verwachten.” Ik heb in de afgelopen anderhalf jaar regelmatig aan die uitspraak teruggedacht. Persconferentie na persconferentie waren de verwachtingen torenhoog, in de hoop dat er weer iets meer kon. Dat we tóch Pasen, tóch Pinksteren, tóch Kerst konden vieren met elkaar. Tot de teleurstelling te veel werd. “Als je niet uitgaat van versoepelingen, kan het ook niet tegenvallen.” Toen de eerste versoepelingen zich aandienden, was ik matig enthousiast. Het zou vast weer een keer worden teruggedraaid...

Wij zijn wachters

Ook in de kerk heb ik die uitspraak regelmatig gehoord, de afgelopen anderhalf jaar. En hoewel ik het zelf had kunnen zeggen (ik ben ook gewoon een mens), ben ik er ook van geschrokken. Waar is onze verwachting gebleven? In de traditie waar ik vandaan kom, hoor ik iedere zondag dat onze verwachting ligt in de naam van God. Niet in de overheid, in versoepelingen, niet in meer of minder mogelijkheden. Wij christenen, wij zijn wachters. Wij verwachten God. En die verwachting kleurt ons bestaan. In én buiten de kerk.

Is ons christelijk verwachtingsmanagement een beetje op orde? Of verwachten we maar niet te veel meer van God, uit angst voor teleurstelling? Dat lijkt me gevaarlijk. Als je niet te veel meer verwacht, wordt het al gauw een tamme boel. Overleven, het met elkaar uitzitten. Doemscenario’s schetsen en hopen dat het meevalt. Misschien is het zelfs wel een garantie voor teleurstelling. Als je als kerk je verwachtingen van God bijstelt, of zelfs verliest, wat blijft er dan nog over? Wat zeg je dan nog, aan het begin van de dienst?

Bevrijding en redding

In de Bijbel kom ik ze steeds weer tegen: verwachters. Mensen die hun hoop op God stellen, met en op Hem rekenen in de keuzes die ze maken en op de wegen die ze gaan. Ik denk aan Noach, die Gods stem serieus nam toen hij de opdracht kreeg een ark te bouwen. Hij verwachtte niet alleen een oordeel, maar ook Gods bevrijding en redding voor hem en zijn gezin. Wat nou als hij zijn verwachtingen had bijgesteld?

Of de psalmisten, die maar al te goed wisten dat verwachting en teleurstelling niet eens zo ver uit elkaar liggen. Zelfs als God wegblijft, zingt de psalmist van Psalm 130: ‘Mijn ziel verlangt naar de Heer, meer dan wachters naar de morgen.’ Ga de lijst in de Hebreeënbrief maar na. Stuk voor stuk mensen die hoge verwachtingen hadden – en die verwachtingen zijn lang niet altijd waargemaakt.

Zullen we dat nooit meer zeggen in de kerk?

Neem nou Johannes de Doper. De lang beloofde profeet van God, die zonderling in de woestijn, die oordeel voorspelde en opriep tot bekering. Torenhoge verwachtingen had hij, van de Messias die na hem zou komen. Het liep allemaal iets anders. Het oordeel bleef uit, de Messias bleek genadig te zijn en zich te ontfermen over arme zondaren. Maar toen bij Johannes alles in het leven tegenzat, bleef de ontferming uit. Geen genezing, geen bevrijding voor hem. Hoe zat het nou met die belofte van God? Twijfel, wanhoop, teleurstelling. “Bent U het eigenlijk wel? Of moeten we het toch van een ander verwachten?” (Lucas 7)

Een baken van geduld

Of Anna, de biddende vrouw die zo ongeveer woonde in de tempel, en daar Jezus begroette bij Zijn besnijdenis. Ze stond erom bekend dat ze hoorde bij de Joodse gemeenschap ‘die de bevrijding van Israël verwachtte’ (Lucas 2). Hoelang zal ze verwacht hebben? Zou ze nou nooit eens getwijfeld hebben, zuchtend geklaagd dat het te lang duurde? Ze lijkt een baken van geduld en vertrouwen. Ze leefde een leven dat in het teken staat van de verwachting dat God Zijn belofte waarmaakt. Hoe ziet dat er voor ons uit?

Doemscenario

In het evangelie spreekt Jezus regelmatig over de komst van het koninkrijk, en geeft Hij Zijn leerlingen en luisteraars de opdracht daar actief naar uit te zien. Klaarstaan tot de Mensenzoon komt – wanneer dat ook zal zijn. Het koninkrijk verwachten blijkt een zaak op leven en dood te zijn (Matteüs 24).

Voor wie niet te veel verwacht, en alleen nog maar leeft bij de dag, is het einde nabij. Dat klinkt toch alsnog als een doemscenario… Is het niet te zwart getekend? Gelijkenis op gelijkenis stelt Jezus de verwachtingen op scherp. De komst van het koninkrijk is een hoopvolle verwachting, maar je moet wel volhouden. Het is een zaak van de lange adem, van geduld en volharding. Net zoals het bouwen van een ark, of geloven in bevrijding uit een ballingschap, of volhouden dat de Messias komt. Het is de hongerigen voeden, de naakten kleden, en hoop bieden aan wie geen hoop meer heeft. Het is recht doen en trouw zijn, en eerlijk je weg achter God aangaan. Het is een weg van eindeloos geduld, soms slikken en weer doorgaan. Het is met hart en ziel ongestoord wachten, zoals de psalmist dat zo mooi zingt in de oude berijming van Psalm 130. Zoals die wachters op de morgen, die bij het eerste straaltje zonlicht weten dat het diepste van de nacht voorbij is.

Een lach en een traan

“Je kunt maar beter niet te veel verwachten.” Zullen we dat nooit meer zeggen in de kerk? Zullen we gewoon weer veel van God verwachten, op de basis van Zijn belofte, dat Hij is wie Hij is? Zullen we moed vatten uit de straaltjes zonlicht die langzaam doorbreken, nu het diepste van de nacht voorbij is? Waar zouden we bang voor zijn? Ik ben voor een nieuwe, christelijke wachterscultuur. We wachten samen, met een lach en een traan, in de wetenschap: het kan mijn verwachtingen alleen maar overtreffen. Alles op Jezus – of helemaal niets.

Eerst dit

De dagelijkse Bijbelpodcast Eerst dit van de EO en IZB is te beluisteren via NPOradio5.nl/podcasts en de bekende podcastkanalen. De zomerserie, die vijf weken lang duurt, begon op 19 juli.

Tekst: Nienke de Ronde
Beeld: Gerdien van Delft-Rebel

--:--