Hoe Matthijs Vlaardingerbroek zijn godsbeelden kwijtraakte
19 augustus 2024 · 14:02
Update: 19 augustus 2024 · 14:11
Hij houdt zielsveel van God. Maar wie die God precies is, weet Matthijs Vlaardingerbroek soms niet zo precies meer. Een hoop godsbeelden gingen de prullenbak in. “Ik heb duizenden verhalen gehoord en liedjes gezongen over de zee, maar ben tot voor kort altijd op het strand gebleven.”
Op een koude novemberdag in 2023 loopt Matthijs Vlaardingerbroek de zee in. In zijn hand houdt hij drie opgerolde brieven, geschreven op wateroplosbaar papier. Eén brief aan Jezus: “Lieve Heer Jezus, ik wil graag mijn hart terug. Ik heb als 4-jarige uit angst mijn hart aan U gegeven. U was mijn Redder, maar ook de Boeman. Nu ben ik een volwassen man en wil ik graag mijn hart terug. Mag dat, terwijl wij toch vrienden blijven?” En eentje aan God de Vader: “Lieve Vader, ik heb als tiener beloofd dat ik honderd procent voor U zou leven. Ik wil niet meer voor U leven, maar wil graag als autonoom mens met U leven.” En een brief aan de heilige Geest: “Lieve heilige Geest, ik heb jarenlang gesmeekt of U mij wilt gebruiken. Maar ik wil niet meer gebruikt worden. Ik wil graag met U samenwerken.”
Hij laat zich vallen in het water, dat de brieven langzaam oplost. En tot zijn verrassing hoort hij in zijn gedachten God zeggen: “Hèhè. Eindelijk. Dat werd tijd!”
Buikspreekkunsten
Matthijs Vlaardingerbroek is zich er goed van bewust dat zijn brieven wat wenkbrauwen doen fronsen. Wat is er mis met je hart aan Jezus geven? Of honderd procent voor God leven? Dat begrijpt hij zeker – daarvoor kent hij de christelijke wereld te goed. Hij moet er even over denken – het levert een van de zeldzame stiltes in het gesprek op – maar berekent dan dat hij al 33 jaar christelijke kindervoorstellingen in kerken, scholen, conferenties of online maakt. Een hele generatie christenen is opgegroeid met zijn buikspreekkunsten. Hij is gepokt en gemazeld in het geloof. En zoals zijn voorstellingen zijn, zo spreekt hij ook: energiek, goedlachs en met een voortdurende stroom verrassende en tot nadenken stemmende beelden. Die drie brieven zijn zo’n beeld. Het moment dat Matthijs de zee in loopt, is een stap in een jarenlange reis.
Goed gezelschap
Hij vertelt over die levensreis in zijn woonkamer. Aan de muur hangen een schilderij van een kustlijn en een foto van een Schots eiland, op een katheder ligt een open boek met prachtige foto’s van de Schotse kust. “Je zou haast denken dat ik iets met de kust heb”, grinnikt hij.
Ik ben best goed gezelschap voor mezelf
En dan met name de Schotse kust, waar hij minimaal één keer per jaar naartoe gaat – liefst naar het eiland Canna. “Het is een reis van 36 uur: met de boot, dan met de auto Engeland door en dan weer met de boot naar het eiland. Tijdens die reis rem ik al af. En zodra ik op het eiland stap, voel ik de vrede van die plek. Ik ben een introvert die een groot deel van de tijd als extravert leeft – op het podium, in contact met mensen – dus het is heerlijk om dan even stil te zijn. Ik ben best goed gezelschap voor mezelf. En heel soms ontmoet ik daar dan God. Tenminste, ik denk dat het God is. Maar het is in ieder geval een stem die me koers geeft of een nieuw inzicht geeft.”
Warmwaterkruik en whisky
Zo is het ook in november 2019. “Ik zat daar in mijn klamme, niet warm te krijgen stacaravan met niets anders dan mezelf, een warmwaterkruik en een fles whisky. De hele week wilde ik al contact krijgen met God, maar ik had het idee dat er niks kwam. Tijdens een wandeling belandde ik boven op een heuvel en ineens was Hij daar. Normaal schrijf ik op wat ik dan hoor of ervaar, maar omdat ik geen pen en papier had, nam ik het op met mijn telefoon. Toen ik het pas terugluisterde, hoorde ik mezelf huilend zeggen: ‘God zegt: je moet Mij loslaten. Je hebt een te kinderlijk beeld van Mij.’ Ik had echt geen flauw idee wat het betekende, maar het raakte me diep.
In die periode was ik best moe – niet gek als je bedenkt dat ik tweehonderd voorstellingen per jaar gaf. Van een alternatief therapeut had ik een voedselsupplement gekregen dat me wat energie zou moeten geven. En toen kwam covid. Alle kerken en scholen gingen dicht. Mede dankzij dat supplement, dat op m’n schildklier werkte, kwam ik in een overenthousiaste hype terecht. Ik stond om half vijf ’s ochtends naast mijn bed, zei tegen mijn vrouw Lindsey dat ik zo’n zin had in vandaag, zo veel creativiteit, zo veel energie. In die tijd maakte ik de Henkie-show, een dagelijks programma voor kinderen. Maar ik wilde ook een tijdschrift. En nog meer. Ik had energie voor tien. Tot de Henkie-show klaar was. Toen was ik helemaal leeg.”
Wachtkamer van de tandarts
“Heel zwaar”, omschrijft Matthijs de burn-out waarin hij terechtkomt. “Ik was altijd positief, maar werd diep depressief, zelfs suïcidaal. De eerste keer dat ik, als normaal zo positief mens, de 113-zelfmoordpreventie belde, vergeet ik nooit meer. Heel raar. Er kwamen diepe angsten naar boven die ik niet kende. We hebben hier thuis crisishulp gehad, ik ben zes weken naar de dagopvang van de ggz geweest. In die diepste depressie maakte ik iedere avond een wandeling in Bleiswijk. Ik eindigde bij de Mariakapel van de katholieke kerk hier in Bleiswijk. Daar stak ik een kaarsje aan, ging op een bankje zitten en sprak de dag met God door. Maar op een van die avonden zat ik daar en toen was ik er ineens alleen. Alsof God het kaarsje van zijn aanwezigheid had uitgeblazen. De depressie was er nog, de suïcidaliteit was er nog, maar God was er niet meer. Ik was echt alleen.”
Iedereen daar leek God te ervaren, behalve ik
Eerst kan Matthijs het niet geloven. Dit kan hem niet overkomen. Maar de vertrouwde ervaring van Gods aanwezigheid blijft weg. “Dus ging ik wanhopig naar Hem op zoek.” Hij graaft in zichzelf – heeft hij een zonde gedaan waardoor God weg was? Nee. Dan gaat hij naar plekken waar mensen God ervaren. Naar het eiland Iona. “Ik ervoer niets.” Naar een conferentiecentrum in Wales, waar mensen massaal Gods aanwezigheid ervaren. “Maar toen ik in die ruimte zat, voelde het net alsof ik in de wachtkamer van de tandarts zat. Niks.” Naar een charismatische conferentie waar hij door een vuurtunnel moest lopen. “Zo wanhopig was ik. Iemand riep van het podium: ik ruik demonen in de zaal. Dus ik dacht: dat zal ik wel zijn. Want iedereen daar leek God te ervaren, behalve ik.”
Uiteindelijk eindigt hij in een heel oud kerkje in het zuiden van Engeland. “Daar heb ik gescholden, gevloekt, geschreeuwd tegen God: ‘Ik laat U niet los! U kunt mij loslaten, maar ik weiger U los te laten!’ Maar niks hoor. Nu zijn we drie jaar verder. Ik ben allang uit mijn burn-out en depressie, maar het is – op een sterke uitzondering na – hetzelfde.”
De sluitspier
Die vanzelfsprekende godservaring is nooit teruggekomen. “Op een goede dag zeg ik tegen mezelf: “Ik ben in de leegte van God gevallen. Want als God de wereld schiep naar zijn beeld, bestaat Hij wellicht wel uit een groot gedeelte leegte. Zoals iedere atoom 99,9 procent leegte bevat, en het universum uit 99,9 procent leegte bestaat, zo zou God ook weleens voor een groot deel uit leegte kunnen bestaan.” Lachend: “Klinkt mooi toch?”
En op een slechte dag? Matthijs: “Dan denk ik wat mijn niet-christelijke vrienden weleens tegen me zeggen: waarom stop je er niet helemaal mee, met dat geloven? Maar weet je, op de gekste momenten is God er toch soms ineens weer. Zo zat ik tijdens een autorit, in mijn depressie, te piekeren. Als ik hier ooit weer uitkom, dacht ik, wil ik een groep starten voor mannen die twijfelen aan het geloof. Als evangelisch opgevoed christen had ik altijd geleerd dat je een plekje bent in het lichaam van Christus. Ik had mezelf al eens omschreven als een mond of een hand. Maar nu dacht ik: met zo’n groep word ik de laatste plek waar mensen langskomen voordat ze het lichaam verlaten. Ik ben dan de sluitspier in het lichaam van Christus. Dat zei ik lachend tegen mezelf. En ineens is daar die stem, uit het niets, die zegt…” Even is het stil, Matthijs’ ogen vullen zich met tranen: “Die stem zei: ‘Matthijs, je bent deel van mijn hart.’ Ik zat te huilen in de auto. Daar bent U weer! En Hij was ook meteen weer weg.” Even is hij stil, met glimmende ogen staart hij de kamer in. “Van die God houd ik zielsveel. Wát ik over Hem geloof, weet ik soms niet zo goed meer. Ik heb een hoop geloofsbrillen afgezet. Dus die vraag kan ik moeilijk beantwoorden. Maar als je me vraagt: ‘Houd je van Hem?’ zeg ik: met heel mijn hart, absoluut.”
Geen succesverhaal
Volgens Matthijs gaat het in de kerk te vaak over of je wel het juiste gelooft. “Ik vergelijk God en de kerk weleens met de zee en het strand. Ik ben opgegroeid op het strand en heb daar eindeloos zandkastelen gebouwd. Daar hoorde ik de eerste verhalen over de zee. We zongen kinderliedjes over de zee, en toen ik opgroeide hoorde ik preken over de zee. Als tiener geloofde ik dat er een tsunami – een opwekking – zou komen die ons hele land zou bedekken. Daar heb ik voor gevast en gebeden. En als volwassene vertelde men me hoe groot en hoe diep de zee wel niet is, over eb en vloed en wat je allemaal wel of niet mag doen van de zee. We zongen duizenden liedjes over de zee. Ik ben zelfs in een achterstandswijk gaan wonen om daar een strandtent te bouwen en mensen die de zee nog nooit gezien hebben, daarover te vertellen. Maar bij dat alles ervoer ik ook dat verschrikkelijke, schurende zand dat overal tussen gaat zitten. En toen was het alsof de zee me riep, me lokte, en zei: Matthijs, durf je de zee op te gaan en durf jij jezelf te verliezen in Mij? En ja, dat wilde ik wel.”
Hij lacht: “Het is wel zuur dat ik die stap heb gezet, en in mijn zoektocht naar God Hem voor mijn gevoel ben kwijtgeraakt. Dit is geen succesverhaal waarmee ik onder mijn charismatische vrienden enige indruk maak. Geen aanwezigheid, geen profetie, geen genezing. Ik landde in de leegte van God, meer kan ik er niet van maken. Maar terug naar het strand kan ik niet. Nee, nee, ik kan niet meer tegen zand. Dat zand, jongen, dat zit overal tussen.”
Brillen in de prullenbak
Maar die groep twijfelende mannen, die is er wel gekomen. Onder de naam ‘Vrijbuiters’ trok hij een tijd met hen op. “We hebben onderzocht met welke bril we naar God keken. Velen van ons waren boos of teleurgesteld. Misschien wel omdat we keken door de bril van een God die wil dat je voorspoedig en gelukkig bent. Maar dan komt het leven met z’n pijn en gaat die bril aan flarden. Of door de bril van een God die je veroordeelt om je zondige levensstijl. Of de bril van een mysterieuze God die je niet kunt begrijpen – die bril past nu misschien wel het beste bij me. Maar uiteindelijk zijn het maar brillen, hè. Dus hebben we allemaal een bril gepakt – ik had ze op papier uitgeprint – en die in de prullenbak gegooid.”
Met een ondeugende blik zegt Matthijs: “Het nare van God is dat Hij aan incarnatie doet. Hij gaat ook nog eens in die bril van ons zitten. Hij ontmoet ons zo, dat wij Hem begrijpen. Dus voordat we het vergeten, gooien we per ongeluk mét onze bril ook God zelf weg.”
Noorderlicht
Waarom Matthijs God niet is kwijtgeraakt? Hij antwoordt zoals meestal met een verhaal. “Pas waren we even op IJsland voor een tussenstop en gingen we op expeditie om het noorderlicht te zien. Ik stond waar ik altijd sta: een beetje apart van de groep, alleen te kijken. Ik keek omhoog en daar danste het noorderlicht, in witte gordijnen, in ongrijpbare, prachtige patronen. Met mijn hoofd in mijn nek lachte en huilde ik tegelijk, want het was gewoon helemaal, volledig en compleet goed. Nu ben ik 53, ver over de helft van mijn leven, en ik weet dat ik een keer mijn ogen sluit en dan weer open. Dan zie ik Hem van aangezicht tot aangezicht en ga ik heel hard lachen en heel hard huilen en dan zegt Hij: ‘Goed gedaan, mijn trouwe vriend.’ Dat is het mooiste wat er kan gebeuren. Dus ja. Het komt goed.”