Het verhaal van Maria is allesbehalve romantisch
22 december 2020 · 20:30
Update: vandaag · 07:39
Komt het door kinderbijbels, kunstschilders en kerstfilms? In de adventstijd kijken we – onwillekeurig – vaak door een romantische bril naar Maria. Een alledaags meisje hoort van een engel dat zij gezegend is én moeder wordt van Gods Zoon, de Verlosser. Kan niet mooier, toch?
Maar neem dit overbekende verhaal nog eens onder de loep en let daarbij op bepaalde details. Als je die op je laat inwerken, zie je hoe heftig die allereerste advent voor Maria moet zijn geweest. Ga maar na:
1. Een leven in armoede
Jozef is een afstammeling van David (Matteüs 1), en volgens sommige uitleggers geldt dit ook voor Maria. Zij baseren dit op Lucas 3. De Eli of Heli die daar als de "vader" van Jozef wordt genoemd, is volgens deze interpretatie zijn schoonvader (zoals in Ruth 1 Naömi haar schoondochters "dochters" noemt).
In zekere zin waren Jozef dus een prins, en Maria mogelijk een prinses. Maar rond het begin van onze jaartelling is het huis van David vervallen. Van de glorie van weleer is niets meer over en Israël zucht onder het Romeinse juk. Jozef en Maria zijn arm (hun offer in Lucas 2:24 wijst daar ook op). Dus het Kind wacht armoede.
2. Nazaret: een onooglijk plaatsje
Nazaret: die naam had beslist een bittere bijklank. Het was een onaanzienlijk stadje in het verachte ‘Galilea van de heidenen’: een broeinest van revolutionair gedachtegoed. Ver van Jeruzalem, de tempel en de offers.
‘Uit Nazaret? Kan daar iets goeds vandaan komen?’ vraagt Natanaël verbaasd aan Filippus als die hem vertelt over Jezus, ‘de Man over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken’ (Johannes 1:46). Die uitroep onderstreept de toenmalige minachting voor Maria’s woonplaats, die je tevergeefs in het Oude Testament zult zoeken. ‘In Israël kon nauwelijks een plaats onooglijker zijn dan Nazaret,’ schrijft prof. Willem Ouweneel in zijn boek De Christus van God (2007).
Maria’s Zoon zal later vaak ‘Jezus van Nazaret’ worden genoemd, meestal in negatieve zin. Demonen duiden Hem zo aan (zie onder meer Marcus 1:24, 10:47, 14:67), maar bijvoorbeeld ook Pilatus en de soldaten (Johannes 18:5, 19:19). De naam van dit nietige stadje prijkt zelfs op het bordje boven Jezus’ hoofd aan het kruis.
Afkomstig uit Nazaret? Alleen daarom al kon Jezus volgens talloze tijdgenoten, vooral de Joodse leiders, onmogelijk de ware Profeet zijn (zie Johannes 7:52). Terzijde: opvallend is dat de engel bij het lege graf (Marcus 16:16) en Petrus op de eerste pinksterdag (Handelingen 2:22) ook over ‘Jezus van Nazaret’ spreken.
3. Maria ‘schrok hevig’
Maria schrok enorm en was verward toen ze opeens oog in oog stond met een engel, die haar begroette. Maar omdat het verhaal in de Bijbel kort en bijna zakelijk wordt verteld, lees je daar snel overheen. ‘Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden,’ noteert Lucas (1:29), ‘en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had.’
Joseph Ratzinger (de latere paus Benedictus XVI) wijst in zijn boek Jezus van Nazareth – Proloog: de Kinderjaren (2012) op iets verrassends: Gabriël spreekt Maria niet aan met de gebruikelijke Hebreeuwse groet sjalom (vrede zij met je), maar met het Griekse woordje chaíre (wees gegroet). De eigenlijke betekenis is volgens Ratzinger: ‘Verheug je!’
4. Maria kon worden gestenigd
Verheug je! Ondanks die geruststellende groet, moet Gabriëls boodschap – evenals zijn verschijning – verbijsterend voor Maria zijn geweest: ‘Luister, je zult zwanger worden en een Zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot Man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van Zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan Zijn koningschap zal geen einde komen.’
Zij, ongehuwd zwanger? Ze wist ongetwijfeld dat ze daarmee het risico liep als een overspelige gestenigd te worden (Deuteronomium 2:20-24). Wat zou Maria tot haar verdediging kunnen zeggen als mensen haar beschuldigden? De waarheid? Dikke kans dat de geestelijk leiders van het volk haar ter dood zouden veroordelen wegens godslastering. En de keien om haar ter plekke te stenigen, lagen letterlijk voor het grijpen.
En als ze niet gestenigd zou worden? Dan moest Maria er minimaal rekening mee houden dat ze de komende tijd flink over de tong zou gaan. In Johannes 8:41 roepen de farizeeën uit: ‘Wij zijn geen bastaardkinderen!’ – waarmee ze mogelijk suggereren dat Jezus wél een onwettig Kind is.
5. Maria dreigde Jozef te verliezen
Jozef moet zich wild zijn geschrokken toen hij hoorde – of merkte – dat ze zwanger was. Als ongehuwd zwanger meisje had zijn aanstaande bruid heel wat uit te leggen. Want net als Maria wist hij één ding zeker: zij hadden Gods richtlijnen gevolgd en nog nooit met elkaar geslapen, omdat ze nog niet getrouwd waren. ‘Ik kan onmogelijk de vader zijn – wie is dat dan wel?’ zal hij vertwijfeld hebben gedacht.
Matteüs vertelt dat Jozef aanvankelijk van plan was Maria heimelijk te verlaten. Haar aanklagen? Hij wist dat dit voor haar de doodstraf kon betekenen. ‘Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten,’ lezen we in Matteüs 1:19.
Pas nadat een engel Jozef ’s nachts tekst en uitleg heeft gegeven, besluit hij (ondanks alle vragen) bij haar te blijven. Door adoptie wordt hij later Jezus’ wettige vader. Daarmee is Jezus in dubbel opzicht een afstammeling van David: door adoptie via Jozef, als bloedverwant via Maria.
6. Hoogzwanger op reis
Maanden na de ontmoeting met Gabriël ging Maria, ten tijde van Herodes’ volkstelling, met Jozef vanuit Nazaret in het noorden naar Betlehem in het zuiden. Een reis van pakweg drie dagen. ‘Betlehem ligt ongeveer acht kilometer ten zuiden van Jeruzalem, op een behoorlijke afstand van Nazaret, met heuvels en bergen ertussenin,’ schrijft Beth Moore in Portret van Jezus (2009). ‘Hun reis was niet makkelijk. In Lucas 2:5 staat slechts dat Maria zwanger was, maar we kunnen gerust aannemen dat zij al hoogzwanger was en nog steeds zwaarder werd.’
God leidde het zo dat Maria moest bevallen in dezelfde stad waar, eeuwen eerder, koning David het levenslicht zag. Of Jezus nu in een stal, een grot of een voor vee bestemde ruimte in een huis werd geboren (uitleggers verschillen van inzicht), de plek was sowieso verre van ideaal als kraamkamer. Maar ook dit onderdeel van het verhaal past in een breder plaatje, zie Filippenzen 2:5-11.
En toch: geloofsovergave
Voor Maria was advent dus allesbehalve romantisch. Juist daarom is haar antwoord aan Gabriël zo’n ontroerend blijk van geloofsovergave: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet de engel haar weer alleen’ (Lucas 1:38). En ongetwijfeld was het vol vreugde dat ze, op bezoek bij haar nicht Elisabet, haar beroemde loflied zong:
Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn Redder:
Hij heeft oog gehad voor mij, Zijn minste dienares.
Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
heilig is Zijn naam.
Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht,
voor al wie Hem vereert.
Hij toont Zijn macht en de kracht van Zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot Hij van hun troon
en wie gering is, geeft Hij aanzien.
Wie honger heeft, overlaadt Hij met gaven,
maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.
Hij trekt zich het lot aan van Israël, Zijn dienaar,
zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd:
Hij herinnert zich Zijn barmhartigheid
jegens Abraham en zijn nageslacht,
tot in eeuwigheid.
Beeld: The Nativity Story
Dit artikel hoort bij de campagne
Vier kerst met de EO