Henk van Steeg: ‘Ben ik verwend als ik méér van God wil?’
2 februari 2022 · 09:00
Update: 15 november 2024 · 10:18
Ten diepste wil EO-presentator Henk van Steeg (41) héél even terug naar zijn 16e: naar de tijd dat hij Gods aanwezigheid overal ervaarde en zijn geloof helder en zwart-wit was. Maar de weerbarstigheid van het leven tartte zijn gepolijste antwoorden. “Ik knoop de losse eindjes niet meer aan elkaar.”
“Kijk, dit ben ik.” Henk zit in zijn studeerkamer voor het videogesprek en houdt een foto uit zijn babyalbum voor de laptopcamera. Een ventje van een paar maanden oud – zwart tuinbroekje, inclusief babykuif en twee ondertandjes – ligt op zijn buik op de leren bank en kijkt fotogeniek lachend naar iets wat zich buiten de foto afspeelt. Henk legt het album weer op zijn bureau en slaat grinnikend een aantal bladzijden om. Dan trekt hij zijn wenkbrauwen op. “Mijn doop was één groot familiegebeuren, zie ik nu. Neven, nichten, ooms en tantes: ze zien er allemaal práchtig uit.” Hij tovert een nieuwe foto tevoorschijn. Hier ligt de kleine Henk in een doopjurk bij zijn oma op de arm. Zijn opa – zwart pak, bordeauxrode stropdas – zit ernaast en kijkt vol trots naar zijn kleinzoon.
In een noodgebouwtje
“Ik ben gedoopt en groeide op in een soort pionierskerk,” blikt Henk terug. “Mijn ouders verhuisden een paar jaar voor mijn geboorte naar een grote nieuwe wijk in Huizen – een buurt die je tegenwoordig een Vinex-wijk zou noemen. De Hervormde Kerk van Huizen startte daar in een noodgebouwtje een nieuwe Gereformeerde Bondsgemeente. Na een grote inzamelactie verhuisde de gemeenschap naar een vast kerkgebouw. Maar juist aan de manier waarop de jonge gezinnen in dat noodgebouwtje hun leven spontaan met elkaar deelden, koester ik heel positieve en warme herinneringen.”
Hoe zag jij als kind God?
“Als iemand om bang voor te zijn. Als mijn vader na het eten uit de Bijbel voorlas, moesten we eerbiedig stil zijn. Maar als hij zich versprak, kreeg het hele gezin Van Steeg alsnog de slappe lach. Want humor speelde óók een belangrijke rol in ons gezin, en dat bracht de nodige ontspanning.
Ik weet nog goed dat mijn ouders cassettebandjes met kerkdiensten meenamen op vakantie. Elke zondagochtend zetten ze het cassettedeck pontificaal op de campingtafel – alle kampeergasten konden meeluisteren, of ze het nu wilden of niet. Als kinderen verstopten we ons vol gêne achter in de vouwwagen. We moesten erbij zijn, maar we wilden niet gezien worden natuurlijk. Terugkomend op je vraag: voor mij was God vooral heilig, ontzagwekkend en ver weg.”
Ten diepste wil ik door Hem gezien worden
En hoe zag je Jezus?
“Ik genoot van de mooie verhalen. Jezus vertegenwoordigde de praktische kant van geloven…” Plotseling valt Henk stil. Hij staart in de verte: “Ik zit opeens te denken: ‘Was er wel aandacht voor Jezus?’ Maar nee, die aandacht was er wel.”
En toch twijfel je eraan?
Zoekend naar woorden: “Ik vind dit lastig om uit te leggen, omdat het ook over mijn vader gaat. In mijn kindertijd wist ik niet altijd wat ik van mijn vader kon verwachten. Dat zal ook mijn beeld van God als Vader beïnvloed hebben. Maar nu heb ik een heel goede band met mijn vader. Hij kwam een keer bij ons eten toen mijn moeder in het ziekenhuis lag, en er kwamen allerlei verhalen boven. Voor mij was dat de aanleiding om hem een paar keer uit te nodigen voor een goede wandeling en een lekkere lunch. Ik kan het iedereen aanraden: ga – als het nog kan – een lang stuk wandelen met je ouders en durf al die vragen die op je hart komen te stellen. Het leverde me zo veel inzichten en begrip op!”
Geloof afpellen
Tot zijn tienertijd beleeft Henk het geloof vooral als “een serieuze aangelegenheid”. Dat verandert als hij rond zijn 15e met een vriendengroep van onder andere de hervormde knapenvereniging gaat rondkijken in kerkelijk Huizen. “Pinkstergemeenten, Vrije Evangelische Gemeenten, de baptisten: we hebben ze allemaal bezocht. Die vrijheid kreeg ik van mijn ouders, wat ik nog altijd ontzettend tof vind. Ze moedigden me aan God te zoeken waar ik Hem kon vinden, in plaats van: ‘zo doen we het, en zo hoort het’. Naast ontzagwekkend, ontdekte ik toen dat God ook liefde was. In diezelfde periode begon mijn zoektocht naar de kern: waar draait het geloof nu écht om? Langzaam pelde ik mijn geloof laag voor laag af, zoals je een ui afpelt. Kan ik God alleen aanbidden in nette zondagskleding?, vroeg ik me bijvoorbeeld af. Nee, stelde ik vast. Vind je God alleen in een kerkgebouw? Dat soort vragen.”
Gespierde zwemmer
Terwijl Henk in de kerk een fijne vriendengroep heeft, beleeft hij op de middelbare school een zware tijd. “Ik ging vanuit het beschermde Huizen – iedereen die ik tegenkwam, kende ik van de kerk – naar het onkerkelijke Bussum. Op één klasgenoot na geloofde niemand. En ik werd gepest. In het tweede jaar ging klasgenoot Sander, een gespierde zwemmer, voor me staan om me te helpen. ‘Nu blijven jullie van Henk af,’ zei hij. Hij was niet gelovig. Heel verwarrend vond ik dat. Door mijn beschermde opvoeding had ik impliciet meegekregen dat alles buiten de kerk niet goed, spannend, fout of eng was.”
Het leven is in z'n volle hevigheid binnengekomen
“Mijn geloof werd steeds radicaler,” vertelt Henk verder. “‘Als ik het dan toch in mijn eentje moet doen, dan maar met God,’ dacht ik bij mezelf. Bij Hem vond ik in ieder geval erkenning en troost. Daar veranderde niets aan toen ik na 3 havo aan de mbo-opleiding bouwkunde in Amersfoort begon. Ik verruilde de kakkers uit Bussum voor het boerenvolk uit Spakenburg en was wéér het buitenbeentje. Mijn Spakenburgse klasgenoten gingen op zondag dan wel naar de kerk, op maandag pochten ze over de meisjes die ze zaterdagavond hadden ontmoet en meegenomen naar ‘huus’. Je mag niet vloeken, maar ondertussen wel lelijk over meisjes praten? Zwart-wit als ik was, ging ik daar vol tegen in. Nee, ik ben er niet trots op hoe ik me in die tijd gedroeg.”
Je was op beide scholen een buitenbeentje.
“Misschien vind ik dat ook een fijne rol, hoor. Dan hoef je met niemand rekening te houden.” Met een zucht: “Terwijl je ook geliefd wilt worden. Daarom was God mijn toevlucht. Ik plakte een Ichthus-visje op mijn brommer, bad op straat bij de evangelisatiecampagne ‘Love Europe’ van Operatie Mobilisatie in Engeland, en luisterde alleen nog christelijke muziek. Ja, dat was de meest radicale tijd uit mijn leven.”
Is je geloof in de tussentijd veranderd?
“Ik verlang nog weleens naar die God die zo dichtbij was op mijn 16e. Dat ik op mijn brommertje zat te bidden en het idee had dat God persoonlijk tot mij sprak. Nu maak ik dat een stuk minder mee. Ik hou van wederkerigheid in een relatie, en dus ook bij God. En die ervaar ik nu niet. Moet ik het dan allemaal uit de Bijbel halen, of uit verhalen van andere mensen? Dat vind ik lastig. Ben ik een verwend kind als ik méér van God wil, het kind dat – terwijl hij al een pot snoep heeft gehad – toch nog dat extra snoepje wil?”
‘Heilige Henk’
“Uit pure onmacht vloek ik nu weleens,” flapt Henk er opeens uit. “Mijn kinderen schrikken er soms van. Nu ik het leven heb ervaren, heb ik geen mooie, afgeronde antwoorden meer. Ik zie vooral veel losse eindjes, die ik niet zomaar aan elkaar knoop. Afgelopen jaar bleek dat een vriendin van ons weer borstkanker had. Voor de tweede keer. Natuurlijk bid ik voor haar. Maar waar ik vroeger een rotsvast vertrouwen had, weet ik nu: het kan ook een keer niet goed aflopen. En dan ga ik niet zoeken of dat iets positiefs heeft voortgebracht. Nee! Dan is het gewoon even dít. En daar heb ik dan geen antwoord op. Het leven is in z’n volle hevigheid binnengekomen.”
Zou je überhaupt nog antwoorden op je vragen willen hebben?
“Ergens wel. Maar het was ook iets te… gepolijst, misschien? Ik zou er nu niet meer tevreden mee zijn.”
Uit pure onmacht vloek ik nu weleens
Je zegt net dat je bent gaan vloeken?
“Niet bewust, maar het floepte er een keer uit. En dat voelde als een opluchting. Gek hè? Misschien hoort dat ook wel bij het afpellen van de ‘geloofsui’: kan ik alles tegen God zeggen? Het zijn lelijke woorden – ik ben er ook helemaal niet trots op – maar ze kunnen soms de onmacht van het leven zo treffend verwoorden. Ik denk dat ik God wil uitdagen. Ik lijk wel een klein kind, dat zegt: ‘Ik ervaar U zo ver weg, wat doet U dan als ik vloek?’ Ten diepste wil ik door God gezien worden. Misschien zou ik het daarom moeten omvormen tot: ‘Heer, waar bent U? Of: ‘Heer, help me!’”
Dat gaat diep, zo’n vloek.
“Ik heb getwijfeld of ik dit wel moest delen. Ik werk per slot van rekening ook voor de EO. Maar ik wil niet als een ‘heilige Henk’ door het leven gaan. Toen ik een aantal jaar geleden als presentator begon bij Nederland Zingt, nam ik bijna automatisch een domineesrol aan. Ik stond daar in een strak pak in een mooie kerk, en bijna automatisch kwam die heiligheid uit mijn jeugd weer terug en ging ik me daarnaar gedragen. ‘De presentator-Henk is een andere Henk dan die ik in het dagelijks leven tegenkom,’ kreeg ik toen terug van collega’s. Juist de laatste jaren probeer ik meer te delen over mijn leven – mét de lelijke kanten. Dat levert veel eerlijkere gesprekken op.”
Beeld: Ruben Timman