Sluit je aan

Inloggen bij eo

Praat je mee? Als je bent ingelogd, kun je reacties plaatsen en gesprekken volgen.

Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.

Hulp nodig?

Check de veelgestelde vragen.

Uitgelichte afbeelding
© eigen foto’s en André van der Linden

Hanneke dook onder op twaalf ver­schil­len­de adressen

3 mei 2019 · 15:55

Update: 15 november 2024 · 10:59

Hanneke (83) ging als 6-jarig Joods meisje ‘uit logeren’. Het woord ‘onderduiken’ bestond in die tijd nog niet. Bij ieder nieuw adres veranderde haar achternaam en verhaal. “Als ik een fout maakte, pakten ze niet alleen mij, maar ook mijn gastgezin op.”

‘Houdoe’, zegt de mat voor het Scheveningse huis van Hanneke Gelderblom - Lankhout. Haar man doet open. “Het kan nog even duren, want Hanneke is nog bezig met een verklaring namens het Overleg Joden, Christenen en Moslims naar aanleiding van de verschrikkelijke aanslagen op Sri Lanka.” In de tussentijd lees ik in het vers verschenen boek over haar leven, genaamd ‘Hannekelief’.

“Ik ben Hanneke, ik ben Joods
en daar houden de Duitsers niet van.
Als ze me vinden, schieten ze me dood
en tante Joske en oom Jan ook.
Dus moet ik liegen
en mag ik me niet vergissen. 
Nooit!”

© eigen foto’s en André van der Linden

Een half uur later komt het oud-Eerste Kamerlid (D66) en oud-woordvoerster sociale- en buitenlandse zaken excuserend de woonkamer binnen. Niet veel later zijn we in de Tweede Wereldoorlog beland. “Een groot deel van mijn leven heb ik niet over mijn jeugd gesproken. Totdat ze in Den Haag een straat wilde vernoemen naar iemand die lid was geweest van de Kultuurkamer (een Duits instituut onder het bewind van de Nazi’s, red.), en in 1944 nog gauw het verzet inging. Ik zei dat ik wel een betere naam had. De naam van de verzetsheldin die er mede voor heeft gezorgd dat ik nog leef: Ru Paré.
Maar die naam was totaal onbekend. Toen moest ik wel met mijn verhaal naar buiten komen.”

Ster op mijn jas

Dat verhaal begint in 1936, als Hanneke in Den Haag wordt geboren in een Joods gezin. “Toen ik zes jaar was, mocht ik ineens niet meer op straat spelen. Waarom werd niet verteld. Mijn moeder zei heel zakelijk dat ik uit logeren ging. Mijn broertje was nog te klein om mee te gaan. Ik moest met ‘tante Zus’ mee, de zus van de bedrijfsleider van de meubelzaak van mijn opa Loeb, naar haar woonplaats Ter Apel. In mijn koffertje zat wat kleding, een pop en mijn nieuwe sprookjesboek van de gebroeders Grimm.

In de trein vroeg ik aan tante Zus waarom ik geen ster op mijn jas had, want dat moest toch? Opeens was de hele coupé doodstil. We stapten uit en tante Zus zei heel streng: ‘Over die ster mag je nooit meer praten; dan weten ze dat je Joods bent en schieten ze je dood’. We liepen naar de voorkant van de trein en stapten weer in. Dat was mijn eerste les.”

© eigen foto’s en André van der Linden

De tweede les volgt in Ter Apel. “In tegenstelling tot veel kinderen van mijn leeftijd kon ik als 6-jarig meisje al lezen. Op het marktpleintje in Ter Apel las ik de andere kinderen voor uit mijn sprookjesboek. Dat viel te veel op, dus moest ik naar een nieuw onderduikadres.” Hanneke wordt in twee jaar tijd op twaalf onderduikadressen ondergebracht. Steeds verandert haar achternaam en haar verhaal. “Ik moest altijd lief en dankbaar zijn en mocht nooit problemen veroorzaken. Want als ik een fout maakte, pakten ze niet alleen mij, maar ook mijn gastgezin op.

Veel herinneringen zijn verdwenen, omdat ik ze niet meer mócht herinneren. Ik weet nog dat ik op één adres vreselijke kiespijn had, maar naar de tandarts gaan was veel te gevaarlijk. Vervolgens draaide ik puntjes papier uit mijn sprookjesboek en stopte die in het gat in mijn kies, zodat de pijn iets minder werd. Ik had nachtmerries en plaste vaak in mijn bed van angst. Dan schaamde ik me rot. Soms was dat een reden voor een gastgezin om Tante Zus te bellen. ‘Dit is te lastig, hoor, kom haar maar weer halen’.”

Doodsbenauwd voor de Duitsers

Na elf adressen komt Hanneke bij Jan en tante Joske in Eerde terecht. “Daar was het verhaal dat mijn ouders bij het bombardement van Rotterdam waren omgekomen. Ik had zwart haar omdat ik in Surabaja, Nederlands-Indië, zou zijn geboren. Heimwee had ik niet, want ik had al jong geleerd om zakelijk te zijn en van dag tot dag te leven. Het was nog steeds onveilig en ik was doodsbenauwd voor de Duitsers. Als ik hun laarzen of vliegtuigen hoorde, kroop ik onder de tafel. Als de Duitsers te dichtbij kwamen, verstopte ik me in het hondenhok.

Mijn leven werd in Eerde een stuk beter, omdat ik eindelijk weer naar school mocht. Daarvoor moest ik wel worden gedoopt en netjes eerste communie doen. Ik deed een spoedcursus ‘catechismus’ en hoorde alle mooie verhalen over Jezus. Op school kreeg ik weer vriendinnetjes. Een van hen gaf me zelfs een van haar poppen, wat ik natuurlijk geweldig vond.”

Hanneke met tante Joske
© eigen foto’s en André van der Linden

Totdat ook in Eerde op 17 september 1944 de strijd tussen de Duitsers en Amerikanen losbarst. “Oom Jan bleef achter in Eerde, wij vluchtten weg op de fiets. Tante Joske voorop, ik achterstevoren achterop, zodat ik de kinderwagen met daarin haar pasgeboren dochtertje Regientje kon vasthouden. Het was mijn slag om Arnhem. Na een paar dagen zwerven van de ene gevechtszone naar de andere, kwamen we aan bij een boerderij van vrienden in Mariaheide. Daar waren we veilig. Toen we werden bevrijd door de Amerikanen, waren er sigaretten voor de volwassenen en chocola voor de kinderen. En kauwgom. Dat had ik nog nooit gegeten!”

Houdoe

Al die tijd weet Hanneke niet hoe het met haar ouders gaat. “Als tante Zus langskwam om valse bonkaarten te brengen was het feest, want dan kon ik over mammie praten. Ze zei dat ze niets wist over pappie, maar dat het goed ging met mammie en mijn broertje Paul. Ik mocht voor haar verjaardag een brief schrijven, dan zou tante Zus die bezorgen. Bovenaan de brief schreef ik netjes de plaatsnaam en datum, zoals ik dat op school had geleerd, maar tante Zus knipte dat er voor de veiligheid af. Ik sloot af met ‘Houdoe’, wat tante Zus – waarschijnlijk per ongeluk – liet staan.”

Dat ene woordje maakt dat Hannekes moeder, die het contact met tante Zus was verloren doordat nog niet heel Nederland was bevrijd, gericht kan gaan zoeken naar haar dochter. Ze fietst langs pastoors van de vele dorpen waar ‘Houdoe’ geen ongebruikelijk woord is en wordt naar Mariaheide gestuurd. “Dat moment zie ik voor ogen als een film. Ik was aan het spelen op het erf, toen ik een heel vertrouwde stem ‘Hanneke’ hoorde roepen. Het was een droom die uitkwam. Ik rende op mijn moeder af en sprong in haar armen. Niet veel later vond mammie een baan als tolk en konden we samen in Veghel wonen tot de vrede op 5 mei 1945.”

Het echte verhaal

“Waarom ik de oorlog heb overleefd, vind ik de verkeerde vraag. Ik stel mezelf wél de vraag wat ik doe met dat geschenk. Daarom zet ik mij in voor samenwerking tussen Joden, Moslims en Christenen. Vrijheid is voor mij: het echte verhaal kunnen vertellen. Geen politiek correcte verhalen. Kinderen leren op school het woord ‘onderduiken’, maar ze weten niet wat het betekent. Er moet een echt verhaal bij. Dan maar mijn verhaal. Ik vind het best eng hoor, dat er een boek over mij is geschreven. Maar ik vind het belangrijk dat kinderen leren waarom ze niet moeten meedoen in het wij-zijdenken. Vrijheid is van ‘wij’.”

Meer lezen over Hanneke of het boek ‘Hannekelief’ bestellen? Dat kan via http://www.hannekelief.nl/nieuws.htm

Beeld: eigen foto’s en André van der Linden

    Deel dit artikel:

    Neem een koekje.

    Jammer! Door je cookie-instellingen kan je dit deel van de site niet zien. Als je meer cookies accepteert, kan je dit deel wel zien.

    Toestemmingen aanpassen