Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Gods diepste verlangen

De Bijbel open met dominee Arie van der Veer

Deel:

Vandaag is het de derde adventszondag. Nog een keer slaan wij samen de Bijbel open bij de laatste brief van Petrus, zijn geestelijk testament. Petrus schrijft hierin over de wederkomst en over het oordeel van God.

Petrus reageert op dwaalleraren

Het Bijbelrooster dat wij volgen, vraagt aandacht voor het laatste hoofdstuk van deze brief. Daarin staat veel over de wederkomst van de Here Jezus. Petrus gaat op dit onderwerp in vanwege de opkomst en de leer van dwaalleraren. Dat waren voorgangers in Klein-Azië, die de christenen op een totaal verkeerd spoor zetten. Zij gebruikten de boodschap van Jezus Christus, Die voor onze zonden gekruisigd is, als een vrijbrief om te zondigen: het was immers allemaal toch al vergeven. Zij geloofden ook niet (meer) in de wederkomst van Christus, dus voor Gods oordeel hoefde je ook niet bang te zijn.

Deze boodschap had in die tijd veel invloed. Dat had alles te maken met hun enorme teleurstelling. Bij de eerste en tweede generatie christenen leefde namelijk de sterke verwachting dat Jezus tijdens hun leven terug zou komen. Toen dat niet gebeurde, begonnen de mensen steeds meer aan de boodschap van Jezus’ wederkomst te twijfelen.

Waarom blijft de wederkomst uit?

Petrus heeft een scherp oordeel over de opvattingen van deze dwaalleraren. In zijn laatste brief legt hij uitvoerig uit waarom de wederkomst zo lang uitbleef. Hij noemt vier argumenten:

  1. De eerste wereld is ook vergaan (2 Petrus 4:5-7). De zondvloed, waarvan Noach profeteerde, kwam er ook, ondanks het hoongelach van zijn tijdgenoten.
  2. Gods tijd een andere dan de menselijke tijd (2 Petrus 4:8). ‘Voor God is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag.’
  3. Gods uitstel heeft een genadige bedoeling (2 Petrus 4:9). ‘God heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat.’
  4. De dag des Heren zal onverwacht komen (2 Petrus 4:10). ‘Maar de dag van de Heere zal komen als een dief in de nacht.’ Dat heeft Jezus ook gezegd.

Ik wil wat dieper ingaan op zijn derde argument. Dat gaat over het geduld van God en Zijn verlangen dat niemand verloren gaat, maar dat iedereen juist tot bekering komt.

Jezus weet hoe erg het in de hel is.

Waarom is de hel verschrikkelijk?

God wil niet dat ook maar één mens verloren gaat. Wat is dat, ‘verloren gaan’?

Het bekende antwoord is dat je na je sterven niet naar de hemel, maar naar de hel gaat. De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus is daar een bekend voorbeeld van.

Vroeger boezemde de hel de mensen angst in, maar wie is er nog bang voor het vuur van de hel? Als God daar zou zijn, is dat nog dragelijk. Erger dan het beeld van het vuur is de totale afwezigheid van God. Niemand kan beseffen hoe groot daar de gevolgen van zijn. Dat het heel erg is, blijkt uit het geschreeuw van Jezus aan het kruis. Hij bevond zich in de totale duisternis. Dat wil God zondaren besparen.

God neemt de tijd

God wil niet dat ook maar één mens verloren gaat. Petrus schrijft: ‘De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, zoals sommigen menen; hij heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat’ (2 Petrus 3:9).

Ook Paulus heeft daarover geschreven: ‘Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen’ (1 Timoteüs 2:3,4).

Maar hoe zit dat nu? Als dit Gods verlangen is, dan kan dat toch gewoon vandaag of morgen gebeuren? Gods wil is toch wet? Dan hoeven we daar toch geen 2.000 jaar op te wachten?

Gods verlangen en Zijn besluit

Er bestaat in de Bijbel verschil tussen Gods verlangen en Zijn besluit. Een mens kan Gods verlangen weerstaan, maar Gods besluit niet. De beroemde uitspraak van Jezus over Jeruzalem is daarvan een duidelijk voorbeeld: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild’ (Matteüs 23:37). De bevolking van Jeruzalem kon de wil van Jezus dus blijkbaar weerstaan.

Gods verlangen en Gods besluit lijken veel op elkaar. Het Griekse laat het verschil zien. In het nieuwtestamentische Grieks bestaan twee woorden voor ‘willen’, namelijk ‘theleo’ en ‘boulomai’. ‘Theleo’ betekent graag willen, onze diepste drijfveren, het verlangen van ons hart. Helaas dat gebeurt niet altijd. ‘Boulomai’ betekent ook willen, maar dan in de zin van besluiten. Wat je besluit, gebeurt ook. Het is een sterkere uitdrukking.

Gods Huis staat altijd voor iedereen open.

In onze tekst gebruikt Petrus het werkwoord ‘boulomai’. Hij schrijft dus over willen als iets wat God vast heeft besloten. Iets waar niemand wat aan kan veranderen. Wat dat vaste verlangen is? Dat niemand verloren zal gaan. Gods Huis staat altijd voor iedereen open. De weg tot behoud is voor iedereen toegankelijk. Het is en blijft Gods uitdrukkelijke verlangen dat iedereen de hemel zal binnengaan. Daar kan geen enkele zonde ook maar iets aan veranderen. Toch gaan er mensen verloren. Hoe kan dat dan?

De verloren zoon

De gelijkenis van de verloren zoon maakt dat duidelijk. Let op de houding van de vader en op de verantwoordelijkheid van de zoon. De vader liet de zoon gaan, maar hij verstootte hem niet. Ondanks het intens verdrietige optreden van de zoon, bleven het huis en het hart van de vader altijd openstaan voor deze zoon. Dat was zijn uitdrukkelijke wil. Daarom stond de vader na jaren nog steeds op de uitkijk. Daar kon niets en niemand wat aan veranderen, ook zijn oudste zoon niet. Er is geen moment geweest dat de vader dacht: Laat hem maar wegblijven. Eén ding deed de vader echter niet: Hij ging zijn zoon niet halen. Hij moest zelf komen.

De Vader staat elke dag op de uitkijk.

De redding van mensen

God wil dat niemand verloren gaat. Nogmaals: niets of niemand kan iets veranderen aan die wil. Maar het is ook een feit dat een mens moet opstaan, zich moet bekeren, naar de Vader moet gaan. Dat is de verantwoordelijkheid van de mens, ondanks het feit dat de Vader elke dag op de uitkijk staat. Zo is God!

Niet alleen Petrus, maar ook Paulus heeft daar zo over geschreven: ‘Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen’ (1 Timoteüs 2:3,4).

God wil elk mens behouden. In Johannes 3:16 staat: ‘Alzo lief heeft God de wereld’ en niet ‘een deel van de wereld’. Jezus zegt in Matteüs 11:28: ‘Komt allen tot Mij’ en niet ‘Laat die mensen naar voren komen die uitgekozen zijn’.

'Willen jullie wel?'

Petrus heeft nooit geschreven dat God wil dat er sommige mensen verloren gaan. Geen mens zal kunnen zeggen: Ik wilde wel, maar God wilde niet. God schiep geen mensen om ze verloren te laten gaan. De Heere Jezus heeft over Jeruzalem gehuild. Hij heeft de bevolking van deze stad toegeroepen: ‘Hoe vaak heb Ik jullie bijeen willen vergaderen, maar jullie hebben niet gewild.’ Helaas, er zijn mensen die verloren gaan. Maar als dat gebeurt, gaat de mens dus verloren door eigen schuld.

De tijd komt…

Waarom wachten wij al zo lang op de wederkomst? Op die vraag ging Petrus in. Een van zijn antwoorden luidt dat God wil dat alle mensen behouden worden. Jezus heeft ooit gezegd: ‘Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen’ (Matteüs 24:14).

Niet iedereen zal komen, maar iedereen moet weten dat God altijd als een vader op iedereen wacht, tot de laatste dag. Daarom duurt het zo lang!

Beluister hier de uitzending van De Bijbel Open

Geschreven door

Arie van der Veer

--:--