God is niet vies van ons lijf
6 februari 2022 · 09:41
Update: 21 november 2024 · 07:48
Als christenen vinden we ons lichaam soms maar lastig. Dat is vleselijk en het gaat toch om het geestelijke… Of ligt het anders? En zo ja, wat kan de kerk daarvan leren?
Je kunt tegenwoordig een prima leven leiden zonder te geloven of lid te zijn van een kerk. Therapeutische gesprekken maken mensen aantoonbaar gelukkiger dan pastorale. De meeste TED-talks inspireren meer dan de gemiddelde preek. Financiële ondersteuning biedt de staat vele malen rianter dan de kerk ooit deed. En een fijne gemeenschap kun je ook vinden bij de hobbyvereniging of buurtclub. Vergeleken met eerdere eeuwen zijn er minder problemen en meer alternatieven. Wat hebben het geloof en de kerk dan nog te bieden?
Geen verschil
Als christenen kennen we allerlei antwoorden. Eén ervan is: wij gaan niet over geluk, wij gaan over de ziel. Geloven doe je niet voor de aarde, maar voor de hemel. Maar helpt dat? Verreweg de meeste minuten op een dag ben je gewoon met zichtbare, tastbare zaken bezig. Je moet eten koken, Excelsheets vullen, een kind opvoeden. Waar zit dan nog dat gaatje op een dag voor het onderhoud aan je ziel? Atheïsten stellen, ergens wel begrijpelijk, dat wij theologen geen verschil maken in de echte wereld. Daarom hebben we maar een fantasiewereld bedacht om daar fantasieverschil in te maken. Want doet dit leven er nog toe in je geloof? En dan vooral: doet je lichaam er nog toe, het meest concrete waar je altijd mee te maken hebt.
Netflixen
Het christendom kan iets onwerkelijks hebben. Verzamel geen aardse schatten, maar hemelse. Streef geen vleselijke, maar geestelijke doelen na.
“Dit moet je je voortdurend inprenten, dat je houdt van iemand die zal sterven en dat je liefde is gericht op iets wat jou niet toebehoort; het is je gegeven voor dit moment.” Het kon zomaar een passage zijn uit een reformatorische preek, maar het komt van Epictetus, een zogeheten stoïcijn en tijdgenoot van de vroege christenen. Het gaat niet om dit tijdelijke, herhaalden deze denkers telkens, maar richt je op je ziel en wees een goed mens. Deze Griekse filosofen worden vaak als hoofdschuldigen gezien van de ‘wereldmijdende’ stroming in het christendom.
Het complete leven verliest bijna alle betekenis
Het lijkt mij eerder een algemeen menselijk trekje. Als je pijn lijdt of zorgen hebt, wil iedereen wel even wegvluchten. De een gaat netflixen, de ander paardrijden, een derde drinken, en een volgende mijmeren over de hemel. Als bijvoorbeeld je been hapert, is het begrijpelijk om dat been wat te gaan relativeren. Er is nog zo veel buiten je been! Je hebt dat andere been nog, je armen, je zintuigen, enzovoorts. Maar als je door piekert? Want dat andere been kan óók uitvallen. En die armen en die zintuigen ook. Je hele lijf kan eraan gaan! Moet je dan alles relativeren? Wat heb je dan nog wél? Juist. Je ziel. De hemel.
Vreemde ruil
Dit escapisme (zoals dat wegvluchten met een mooi woord heet) is ook het christendom ingeslopen. Begrijpelijk, want het geeft kracht om je te concentreren op wat je wel hebt in plaats van op wat je mist. Veel vormen van christendom hebben die stoïcijnse methode dan ook ver doorgevoerd. Hecht je nooit aan dit aardse tranendal, stel het lichamelijke altijd op het tweede plan – alleen het geestelijke doet er echt toe. Om je aardse pijn te relativeren, relativeer je dan dus al het aardse. Dat helpt vast, maar het is een vreemde ruil. Want daarmee wordt het geloof inderdaad relevanter, maar het complete leven verliest bijna alle betekenis… Als het eigenlijk om ‘daar en later’ gaat, wat doet het ‘hier en nu’ er dan nog toe? Is dit leven slechts een snel te vergeten ongelukje voordat de eeuwige heerlijkheid begint?
Stoïcijnse zelfhulp
Nou, misschien wel – als Jezus niet was opgestaan. Zonder die opstanding was er natuurlijk sowieso geen christendom geweest, maar wél een soort stoïcijnse zelfhulp. Een set praktische adviezen om zonder al te veel emotionele extremiteiten vliegensvlug dit leven door te glippen. Op naar de hemel, gij vreemdeling op aarde, en kijk niet op of om.
Maar Jezus is opgestaan. En Zijn nieuwe lichaam kon weliswaar door muren heen, verplaatste zich razendsnel door de ruimte, leek onaantastbaar en kon niet meer sterven – het was hemels, maar ook verbijsterend aards. Je kon Hem gewoon zien, horen, aanraken. Hij wandelde met je mee, brak brood met je, roosterde een visje. En het schokkendste van allemaal – Hij had nog littekens. Wonden, in Zijn handen, voeten en zij. En geestelijke wonden, want het verraad door Petrus heeft herstel nodig.
Of is dit leven een snel te vergeten ongelukje?
Wat ís dit? Was er eindelijk iemand die los van deze tijd kon komen, vrij van dit aardse tranendal, had Hij nog stééds dat lastige lichaam, die madenzak – zoals strenge predikers het schamper noemden –, kon Hij nog steeds verlangen naar een lekker visje, had Hij nog steeds herinneringen aan het verraad van Petrus, was Hij zelfs nog herkenbaar aan Zijn lichamelijke littekens. Hij was toch onze grote kans om dat vervelende aardse bestaan van ons af te schudden? Als zelfs Hem dat niet volledig lukte… Hij bleef gewoon plakken aan deze minderwaardige schepping. Was dan alles voor niets geweest?
Nieuwe BMW
Of het was allemaal ‘voor álles’ geweest. Jezus is een blik in onze toekomst. Je kunt Zijn nieuwe lichaam wel vergelijken met een prototype. Als BMW over tien jaar een nieuw model wil lanceren, tonen ze op de autobeurzen nu al hun prototypes. Deze zijn familie van de huidige modellen en lijken daar in een aantal opzichten op. Maar ze wijzen ook in een heel nieuwe richting. De markt is er nog niet klaar voor, de fabrieken moeten nog worden gebouwd, maar met het prototype zeg je: “Dit is het plan, wen er alvast maar aan en kijk, technisch kán het ook.”
Dat betekent Jezus’ opstanding voor ons leven nu. Hij is een revolutionair ‘nieuw model’, we kunnen er alvast aan wennen en we weten dat het ‘technisch’ mogelijk is. Maar het oude is niet in Hem weggevaagd. Jezus is nog steeds familie van wat er nu op de weg is – van ons. Je herkent Hem als mens. Het oude neemt Hij mee.
De Bijbel schetst Jezus als een huwelijk tussen hemel en aarde: de hemel vervangt de aarde niet, maar transformeert het. Hij eet en drinkt nog gewoon mee en is herkenbaar als mens. Met zelfs die littekens. God is niet vies van ons lijf, Hij is er niet te heilig voor – anders had Hij het niet gemaakt en erin gewoond, inclusief alle gedoetjes en ongemakken die daarbij horen.
Met dit prototype weten we welke kant het opgaat. De aarde is er niet om snel doorheen te glippen. We logeren hier niet. We zijn al op het eindstation – dat weliswaar gerenoveerd gaat worden, maar toch, we zullen hier nog een eeuwigheidje of wat doorbrengen. Met onszelf, met elkaar. En daar kan het geloof weer relevanter door worden. Want misschien kunnen we in de kerk ons daarin trainen: hoe doe je dat, vanaf nu eeuwig met elkaar omgaan? Niet: hier-beneden-is-het-niet, maar: hier-beneden-is-het-eeuwig. Kijk om te beginnen nog maar eens goed naar je handen. Die zullen lang, láng meegaan. En kijk dan eens naar een buurman of buurvrouw. Reken er maar op dat je eeuwig met diegene zit ‘opgescheept’. Wat is het eerste wat je nu gaat doen?