Frénk van der Linden: ‘Ik luisterde lange tijd slecht naar mijzelf’
5 februari 2021 · 09:00
Update: 10 mei 2023 · 15:48
“Wat is je journalistieke droom?” Een interview met Frénk van der Linden kan niet beginnen zonder een vraag van zijn kant. Maar zodra de meesterinterviewer de rol van ondervraagde oppakt, geeft hij zich volledig. “Weet je wat ik de alle ingewikkeldste vraag vind in mijn leven? Of ik wel echt van mezelf houd.”
“Als ik iets heb moeten leren, is het wel luisteren. Om te beginnen naar mijn vader en moeder, die beiden ernstig leden onder hun vechtscheiding.” Het is de reactie van Frénk van der Linden (63) op het interviewverzoek van Visie,die deze week over luisteren gaat. En, voegt hij eraan toe, het interviewverzoek komt “geweldig goed uit”. Eind januari verscheen namelijk zijn boek En altijd maar verlangen. De liefdesoorlog van mijn ouders. De schrijver en journalist noemt het “een plak van mijn ziel”.
Een dierbare verloren
In een verlaten EO-gebouw spreken we elkaar. Omdat Frénk twee jaar geleden een interviewtraining gaf aan journalisten bij de EO, gaat het al snel over schrijven – volgens hem “het moeilijkste en meest bevredigende wat er bestaat”. Vooroverleunend, handen gevouwen op tafel: “Ik heb met vriend en journalist Pieter Webeling in De Volkskrantde onregelmatige serie ‘Hoe besta je na?’. Daarin spreken we mensen die een dierbare verloren hebben. CDA’er Jack de Vries bijvoorbeeld, die vertelt over het plotselinge verlies van zijn partner Melissa Goede, voor wie hij zijn gezin verliet en aftrad als staatssecretaris. Of de weduwnaar van oud-minister Ella Vogelaar, die suïcide pleegde. Zulke verhalen beklijven veel langer dan de gemiddelde radio- of tv-uitzending.”
Angstaanjagend
“Ik hoop dat dat voor mijn boek ook geldt,” vervolgt Frénk vlot. “Sowieso heb ik weer eens gemerkt dat schrijven schrappen is. Alles wat sentimenteel dreigde te worden, heb ik weggegooid. Er zitten heel wat dierbare zinnen in. ‘Als ik iets angstaanjagend ben gaan vinden, is het kwetsbaarheid,’ bijvoorbeeld. Dingen zijn zo breekbaar, zo ontstellend fragiel, zo snel stuk.” Een stuk zachter: “Van alles… geluk, mensen, vriendschappen, enfin, noem maar op.”
Gelijk had ik al, daar is niks aan
Je koos ervoor om je ouders in dit boek direct aan te spreken, in de vorm van honderd brieven.
“Ik merkte na het overlijden van mijn moeder – ze leed aan alzheimer – dat ik haar ging aanspreken in mijn dagboek.” Frénk ritst de rugzak naast zich op de bank open en haalt er een zwarte Ryam-agenda uit. Hij slaat het boekwerk op een willekeurige plek op en toont de volgeschreven bladzijden. “Kijk, sinds mijn vijftiende schrijf ik elke dag over wat ik zie, hoor en lees.” Terwijl hij de agenda weer opbergt: “Toen ik eenmaal een stuk of twintig brieven aan mijn moeder geschreven had, stopte ik daar weer mee. Na het overlijden van mijn vader schreef ik ook een aantal brieven aan hem. De meeste gebruikte ik in dit boek. Het was een zware puzzel, maar ondertussen werd ik lichter en lichter. Ik vond het een feest om me al schrijvend te ontdoen van mijn pijn.”
Journalistiek, jouw vak, heeft alles met goed luisteren te maken. Ben jij altijd een goede luisteraar geweest?
“In veel opzichten zeker niet. Ik luisterde lange tijd slecht naar mezelf, naar mijn noden, behoeften en gevoelens. En ook niet naar wat er in stiltes of in blikken door mijn vader en moeder werd gezegd over hun teloorgaande liefde. Ik begreep niet wat dat inhield, wat ik ermee kon.
Luisteren intrigeert me. Waar hebben we het precies over? De banale interpretatie is: je mond houden, aanhoren wat iemand zegt. Maar volgens mij betekent goed luisteren óók dat je de juiste vragen stelt, zodat luisteren in de diepere zin van het woord vruchtbaar wordt. Een echte dialoog is een betere vorm van luisteren dan je mond houden en iemand aanhoren.”
Complexer
Hoe heb jij je die betere vorm van luisteren eigen gemaakt?
“Ik vind het steeds leuker om ongelijk te krijgen. Gelijk had ik al, daar is niks aan. Je staat stil en kunt eigenlijk al je graf in – dood voor je tijd. Maar als je ouder wordt en ontdekt hoe weinig je eigenlijk weet over het leven, de liefde, Laos, lust, Loppersum, ga je des te beter luisteren en kom je tot leven. Ons bestaan is zoveel complexer dan hoe ik het vroeger inschatte.”
Met een grijns: “In de Bijbel staat dat vermeerdering van kennis vermeerdering van smart is. Er staat veel waardevols in dat boek, maar daar ben ik het hardgrondig mee oneens. Vermeerdering van kennis betekent extra levensvreugde. Vermeerdering van kennis maakt me nieuwsgieriger naar de ingewikkelde, gelaagde ander tegenover mij. En die nieuwsgierigheid verkleint de afstand tussen ons, met naastenliefde tot gevolg. Daar kunnen de Bijbelschrijvers toch niet op tegen zijn geweest?”
Je schrijft dat je je nieuwsgieriger voelt dan toen je nog veel te leren had.
“Op jongvolwassen leeftijd denk je: geef die wereld maar aan mij, dan deel ik hem even goed in. Weg met Trump, hiphopmuziek, gevulde koeken, moeilijke toneelstukken en Wilders. Het maakt me lacherig dat ik echt zo kon denken. Politiek gezien zou ik nu letterlijk en figuurlijk ‘bij God’ niet weten welke kant we op moeten. Ik weet niet eens op wie ik moet gaan stemmen in maart. Ik weet ook niet wat mij na twee gestrande huwelijken – wat ik grotendeels aan mezelf te wijten heb – nu zo gelukkig maakt met mijn vrouw Mylou. En hoe zit het met God of niet-God? Enorm belangrijke dingen – ik wéét ze niet. Gek genoeg vind ik die onzekerheid nog plezierig ook.”
Heeft de documentaire ‘Verloren band’, die je elf jaar geleden over je ouders maakte en hen uiteindelijk bij elkaar bracht, je zo onzeker gemaakt?
“Wist ik het maar. Er zijn zo veel dingen die een mens uiteindelijk maken tot wie hij is. Of je de zon veel of weinig ziet schijnen, welke genen je meekrijgt, je opleiding, je hormonen, wie je ontmoet. Het valt allemaal niet tot één moment terug te leiden.”
Jezus zegt: ‘ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard’
“Dan vraag jij natuurlijk: wat maakt dat je tot dit inzicht komt? Het interessante aan ouder worden, is dat het accent meer van het ik naar het wij verschuift,” vervolgt Frénk. “In het eerste deel van je leven ben je ik-gericht. Begrijpelijk: je moet iets opbouwen, je houdt jezelf staande met veel energie en namaakzekerheid. Maar later kun je jezelf meer luwte veroorloven, meer rust in je gedachten. En ruimte voor twijfel. Zo begon ik me te realiseren dat ik mijn moeder verregaand onrecht had aangedaan door haar vanaf de scheiding – ik was toen zo’n 12 jaar – tien jaar lang niet meer te willen zien. Zij vertrok en trouwde met haar minnaar John en dat vond ik verraad. Pas toen ze de 40 al was gepasseerd, besefte ik dat waar twee vechten twee schuld hebben. En nog weer later – hoe schrijnend is dat – ontdekte ik dat mijn moeder het grootste gelijk van de wéreld had dat ze bij ons wegging. Ze had het koud bij haar man en moest vertrekken uit die kilte om zichzelf te redden. Anders kwam ze erin om.”
Na een korte stilte: “Mijn moeder was een niet-opgeleide vrouw, die door familieleden en vriendinnen werd tegengesproken toen ze de neiging had om op te stappen. En toch had ze de moed om een nieuw leven op te bouwen. Ondertussen bleef ze mijn vader liefhebben. Ze ging wekelijks naar het graf van Benno, het zoontje van mijn vader uit zijn tweede huwelijk dat op 2-jarige leeftijd onder een vrachtwagen kwam. Zo wilde ze mijn vader troosten en m’n broertje eren. Nou, dan ben je een groot mens.”
Mist van alzheimer
Dat heb je nooit tegen haar kunnen zeggen.
“Mondjesmaat, in ieder geval niet zoals ik het nu tegen jou kan zeggen. Toen ik het wilde doen, hield de mist van alzheimer haar al gevangen. Het was niet te laat om mijn vader dit voor te houden. Maar daar heb ik de moed nooit voor opgebracht.”
Moet je jezelf dat kwalijk nemen?
“Ik vind van wel. Ik heb vanaf mijn 20e ministers, filosofen en cultuurpausen geïnterviewd en altijd een grote bek gehad. Dan mag je jezelf toch wel de maat nemen als je tot je 60e je mond houdt tegen je vader over zo’n belangrijk onderwerp? Ik was best bang voor mijn vader.”
En hij voor de zijne, schrijf je.
“Het leven is een Drostedoos: je geeft door wat je krijgt. Maar dan nog: wat weerhield me om Jan van der Linden te vertellen dat zijn vrouw gelijk had door bij hem weg te gaan? Wellicht speelde ook mee dat ik hem niet veel pijn meer wilde doen. Hij had geen maximaal gelukkig leven, voorzichtig gezegd, en als dan vlak voor je dood je zoon nog met zoiets komt, is dat ook weinig opbeurend.
Die paar keren dat we als gezin – mijn zus was er ook bij – kort na de documentaire weer bij elkaar kwamen, heeft mijn vader ongetwijfeld gezien hoeveel ik weer van mijn moeder hield. Daaruit heeft hij ook iets kunnen afleiden.”
Misschien mag ik een beetje milder zijn als ik in de spiegel kijk
Eigen leugens zwart op wit
Je boek gaat nog een spade dieper dan de documentaire over de vechtscheiding van je ouders. Ben je er nu klaar mee?
“Niemand is ooit helemaal klaar met z’n ouders. Je blijft altijd met ze in gesprek, ook als ze dood zijn. Ik sterf met de vraag ‘waarom’ op mijn lippen. Moet je nagaan: ik deed nog maar zes weken geleden in het Noord-Hollands Archief de ontdekking waar ik aan het eind van mijn boek mee kom. Uit de echtscheidingsakte blijkt dat ik heb gelogen tegen de rechter om bij mijn vader te kunnen blijven. Gelogen over slechte schoolresultaten, over het gebrek aan liefde van mijn moeder voor ons, ga zo maar door. Ik schrok, maar tegelijk zag ik mijn leugens – zwart op wit – als een geschenk. Want als je jezelf zulke leugens kunt vergeven, moet je je vader en moeder ook gunnen dat ze vuile handen hebben gemaakt.”
Vergeving voor jezelf betekent vergeving voor de ander?
“Ja, het begint vreemd genoeg bij jezelf. Jezus zegt Matteüs: ‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.’ Nieuwe waarheden doen pijn, slaan wonden. Maar als je die pijn doorstaat, kom je verder in het leven. Ik wil leren en hoop dat anderen dat ook willen.”
Aarzelend: “Dit land beleeft zo veel vechtscheidingen. En je kunt je naasten niet veranderen. Of het nu je alcoholistische vriend is, een egocentrische geliefde of je vechtende ouders. Wel heb ik gemerkt dat je mensen een spiegel kunt voorhouden over hun bloedeigen kinderen die gebukt gaan onder de strijd van hun ouders. Dat willen ze niet. Want je kind, ben je eigenlijk zelf. Ik hoop daarom met mijn boek mensen even na te laten denken over waar ze mee bezig zijn.”
Kritisch zelfonderzoek
Moet je echt zo ongenadig over jezelf zijn in je boek?
“Dat vragen mijn vrienden die het gelezen hebben ook. Maar als ik als journalist verlang dat mensen eerlijk zijn en hun innerlijk gevecht verwoorden, moet ik er zelf ook aan geloven. Ik hoor trouwens liever dat ik ongenadig voor mezelf ben, dan dat iemand zegt dat ik mezelf spaar. Als je verder wilt, ontkom je niet aan kritisch zelfonderzoek.”
Opnieuw die zachte toon: “Maar oké, misschien mag ik een beetje milder zijn als ik in de spiegel kijk.” Na een korte stilte: “Weet je wat ik de aller ingewikkeldste vraag vind in mijn leven? Of ik wel echt van mezelf houd. Ik ben nog vaak zo boos op en verdrietig over mezelf. Soms denk ik: dat gebrek aan eigenwaarde is misschien ontstaan doordat mijn moeder bij me wegging, een dag nadat ze zei: ‘Ik houd van niemand meer dan van jou en je zusje.’”
Heb je een antwoord op die aller ingewikkeldste vraag?
Er lijkt een lichte ontroering in zijn stem te komen: “Veel van het antwoord heeft te maken met Mylou. Tegen haar emotionele directheid heb ik geen weerwoord. Zij gaat bij mij als een tank door een pak boter. Zij heeft me zo lief dat ik me eindelijk kan openen, kan overgeven. Ik kon vanaf mijn puberjaren tot tien jaar geleden gewoon ontstellend slecht bij mijn gevoel. De vechtscheiding, de dood van mijn broertje, het was simpelweg te veel. En de emoties die ik zelf in de vrieskist stopte, haalde ik op bij mijn geïnterviewden. Bizar hè?”
Je schrijft dat wij mensen maar prutsers zijn. Waar houd jij je aan vast?
“Prutsers ja, maar we prutsen steeds meer op niveau. We vorderen. Ik denk bijvoorbeeld niet dat mijn angst om te falen als journalist of mijn angst voor de vraag of ik echt van iemand kan houden minder groot is dan vroeger, maar ik heb er nu een omgangsregeling mee. Die angst is een soort boei, die aangeeft waar het linke soep is op de levenszee en welke andere route ik kan nemen. Ik ervaar angst steeds meer als een zegen.”
Heb je ook boeien voor de angst voor de dood?
“De Amerikaanse natuurkundige Richard Feynman geloofde niet in God, maar in de exacte wetenschappen. Aangezien hij meer verstand had dan ik, besloot ik me te verdiepen in zijn werk. Hij zegt dat iedereen met een gezond stel hersens die het niet-bestaan van God niet kan bewijzen, de morele plicht heeft om te onderzoeken of Hij er misschien is. Als je dat nalaat, ontbreekt het je blijkbaar aan echte nieuwsgierigheid. Dat zou niet best zijn voor iemand met mijn vak, dus ik zoek. Tot nu toe heb ik bijster weinig gevonden, maar ik respecteer elke keuze van ieder ander. Deze houding van Feynman helpt me om te gaan met het naderen van de dood. In de diepste kern zou je kunnen zeggen dat ik steeds meer vrede krijg met het gegeven dat het leven en onze eindigheid één grote vraag is. Niets is fijner voor een journalist dan dat.”
Frénk van der Linden
Beeld: Jacqueline de Haas