Ewald en Lianne doen zendingswerk in West-Afrika
4 september 2024 · 10:45
Update: 4 september 2024 · 10:45
“Nooit meer naar Nigeria!” zeiden Ewald en Lianne Harmsen (beiden 36) nadat ze hun dochter Imolè uit dit West-Afrikaanse land hadden geadopteerd. Nu, negen jaar later, zijn ze op verlof uit precies dit land.
“We zitten af en toe op de grens van wat we kunnen. Je probeert je te verweven met een totaal andere cultuur met ongekend hoge temperaturen. Maar dat is soms bijna onmogelijk.”
Even in de zon zitten
Het stel zit in de ruime woonkeuken van het ouderlijk huis van vrienden, in het buitengebied van Delft. Hier bivakkeren ze tijdelijk, samen met hun twee kinderen Imolè (10) en Jaron (2). “Het leven in Nigeria is intens”, zegt Ewald. “Alleen al door de temperatuur. Rond de middag is het 45 graden, daarna koelt het af, maar ’s avonds gaan we vaak met 35 graden slapen. Een airco installeren heeft geen zin, we hebben vaker niet dan wel stroom.”
Hij schiet in de lach: “Laatst las ik dat je het beste slaapt als de temperatuur tussen de achttien en twintig graden is. Dat halen wij nooit. Drie maanden per jaar koelt het iets af. Dan waait de wind over de Sahara en houdt het woestijnzand de zon tegen. Er ligt dan overal stof, maar de temperatuur daalt naar zo’n vijfentwintig tot dertig graden. Dat is heel fijn.”
“Het is zo heerlijk dat we hier gewoon even in de zon kunnen zitten zonder dat je meteen oververhit raakt”, haakt Lianne aan. “En dat ik onder een deken kan slapen omdat het daar koel genoeg voor is.”
Wie zijn Ewald en Lianne?
Lessen voor het leven
Jong en idealistisch. Zo omschrijven ze zichzelf als ze terugkijken op de afgelopen jaren. Ze trouwen tijdens hun studie en gaan wonen in een woongemeenschap in Delft. Daar zijn ze naast hun baan als ICT’er en docent missionair actief voor de buurt. Ze dromen van een multicultureel gezin met geadopteerde kinderen uit diverse continenten, en willen graag naar het buitenland. Het liefst met een missie.
Niet al hun dromen worden waarheid. Ze wachten jarenlang op kinderen en hun buitenlandmissie blijkt niet zo rooskleurig als ze dachten. En toch is hun verhaal er één van uitdaging en enthousiasme. Van ontdekken wat God van hen vraagt en lessen leren voor het leven. “Er zijn wel een paar rafelrandjes in ons leven,” zegt Lianne, “al noem ik het liever losse eindjes. Maar losse eindjes zijn ook een kans om verweven te raken met anderen.”
Adoptieproces
Het Nigeria-verhaal van Ewald en Lianne heeft een lange aanloop en begint bij de adoptie van dochter Imolè. Na een buitenbaarmoederlijke zwangerschap vroeg in hun huwelijk, besluiten Ewald en Lianne een adoptieproces te starten. Ze weten immers dat zwanger wórden voor hen geen probleem is – althans, dat denken ze – dus dat kan altijd nog, terwijl adoptie een lange weg zal zijn.
Ze kiezen voor adoptieland Slowakije. Is de wachtlijst voor dit land eerst een jaar, naarmate de tijd verstrijkt, wordt de wachtlijst twee, drie en zelfs vier jaar. In 2015 ziet het stel op de website van het adoptiebureau een dringende oproep voor adoptieouders van kinderen uit Nigeria. Omdat Ewald en Lianne met Slowakije maar niet verder komen, reageren ze op de vraag uit Nigeria. Lianne: “Toen ging het snel. Na vijf weken kregen we te horen dat er een meisje voor ons was, Imolè, en nog weer vijf weken later zaten we in het vliegtuig naar Nigeria. Imolè was vijftien maanden toen we haar voor het eerst ontmoetten.”
Politie en douane
“Achteraf gezien,” zegt Lianne, “was het God die ons naar Nigeria stuurde. Maar dat zagen wij op dat moment nog niet. We waren helemaal klaar met de alsmaar langer wordende wachtlijst in Slowakije, en dachten: als Nigeria sneller is, doen we dat.”
Het stel verblijft ruim drie maanden in Afrika, om alle officiële adoptiepapieren in orde te maken. Die laatste week maakt vooral Ewald een paar traumatische gebeurtenissen mee. Zo komt hij buiten zijn schuld in aanraking met de politie, wordt hij bestolen en intimideert de douane op de Nigeriaanse luchthaven hem zo, dat hij besluit: wij gaan nooit meer naar Nigeria.
Uitgebreide zoektocht
Eenmaal thuis en gesetteld in Delft begint het na een paar jaar weer te kriebelen. De twee willen hun gaven en talenten graag inzetten in dienst van de ander en Gods koninkrijk, het liefst in het buitenland. Na een uitgebreide zoektocht komen ze terecht bij Serving in Misson (SIM), waar ze op gesprek mogen komen. Ze geven aan dat ze openstaan voor elke bestemming ter wereld – behalve Nigeria. Niet lang daarna stuurt SIM hun een lijstje met twee landen waar zij het hardst nodig zijn: Thailand en – tot hun verbazing – Nigeria. Over dat tweede land zegt Ewald direct: ‘Dat gaat niet gebeuren.’ Bij Lianne valt er een kwartje. “Deze organisatie wíst waarom we niet naar Nigeria wilden, en tóch zetten ze het land op ons lijstje. Dat moest een bedoeling hebben. Imolè kwam immers ook uit dit land terwijl we daar zelf eerst helemaal niet voor gekozen hadden. Dus was dit misschien allang Gods plan?”
Twee weken bidden
Ewald en Lianne zijn het niet met elkaar eens en besluiten er twee weken voor te bidden, afzonderlijk van elkaar. Lianne: “Daarna vroegen we elkaar: ‘Wat is jouw keuze?’ Ik antwoordde: ‘Ik denk dat je gelijk hebt, het moet Thailand worden.’ Waarop Ewald zei: ‘Volgens mij heeft God mij gezegd dat het Nigeria moet worden.’
’s Avonds gaan we vaak met 35 graden slapen
Lianne glimlacht. “Ik denk dat God mij hielp niet overtuigd te zijn van mijn eigen gelijk. Mijn hart werd als het ware zachter gemaakt om open te staan voor Ewalds angst.” Ewald knikt. “Ik denk dat God wilde dat we zouden openstaan voor de mening van de ander. Maar toen was alsnog de vraag: welk land wordt het?”
Dramatische verbinding
Ze besluiten met de SIM-teams in beide landen te bellen om te kijken waar ze het beste op hun plek zijn. Lianne: “We belden eerst met Thailand en hadden een fantastisch gesprek. De vacature paste helemaal bij ons en we waren daar hard nodig. Toen het gesprek beëindigd was, wisten we allebei: het wordt Thailand.”
Omdat de belafspraak met Nigeria al gepland staat, willen ze deze niet afzeggen. Maar dit telefoongesprek verloopt verschrikkelijk chaotisch. De verbinding is dramatisch, er is constant ruis op de lijn en het gesprek gaat van de hak op de tak. Uiteindelijk beëindigen ze noodgedwongen het gesprek. Lianne: “We legden de hoorn neer, keken elkaar aan en zeiden desondanks allebei: ‘Volgens mij moeten we naar Nigeria.’”
Geweerschoten
Als Ewald en Lianne in 2019 voor een kennismakingsbezoek van tien dagen naar hun mogelijk nieuwe thuisland reizen, zijn ze voorbereid op het ergste. Maar vanaf dag één vallen alle zorgen van hen af en voelt het voor allebei als thuiskomen. In 2020 vertrekt het gezin Harmsen voor onbepaalde tijd naar Nigeria.
Vorig jaar zijn jullie verhuisd van het midden naar het noorden van het land. Als we de nieuwsberichten mogen geloven een niet ongevaarlijk gebied.
Ewald: “In theorie is het er inderdaad gevaarlijk. Sowieso is in het noorden 99 procent van de Nigerianen moslim, en in het deel waar wij wonen, geldt de sharia. Dat klinkt heel spannend, maar in Jos, waar we eerst woonden en waar de sharia niet geldt, is het eigenlijk veel spannender. Jos ligt op de grens tussen noord en zuid, dus tussen moslims en christenen. We hoorden regelmatig geweerschoten als deze twee groepen weer met elkaar aan het vechten waren. Tegelijkertijd wisten we, en weten we ook nu: wij zijn geen doelwit. Het is een strijd tussen twee verschillende bevolkingsgroepen.
Maar ook nu we in het noorden wonen, gaan we na zeven uur ’s avonds de straat niet meer op. Inmiddels zijn we daaraan gewend en kijken we er niet meer met Nederlandse ogen naar.”
Jullie wonen in Kano. Wat doen jullie daar precies?
Ewald: “Ons werk bestaat met name uit het geestelijk en praktisch ondersteunen van de lokale kerk. Daarnaast zorg ik ervoor dat zo veel mogelijk kantoorwerk van SIM geautomatiseerd wordt, en ben ik teamleider van alle zendelingen in Noord-Nigeria.”
Lianne: “Ik geef onder andere les aan de kinderen van Ethiopische zendelingen. Deze zendelingen, die onderdeel zijn van ons team, werken onder de Fulani. Dit volk is voor 99,7 procent moslim en heeft het evangelie hard nodig. Een klein deel van de stam is gewelddadig: ze branden dorpen plat en nemen deze in voor hun vee. Hoewel de overgrote meerderheid vredelievend is, zijn veel Nigerianen heel wantrouwend richting deze stam. Wij buitenlanders hebben dat wantrouwen niet en willen wel in contact komen met de Fulani.”
Ja is nee
“Waar we het meest aan moesten wennen? De manier waarop Nigerianen communiceren”, zegt Ewald. “Ze zeggen ja, maar bedoelen meestal nee. Dat maakt dat je ze vooral in het begin minder vertrouwt dan je een westerling vertrouwt. En ze communiceren heel indirect, via iemand anders. Dat bemoeilijkt de communicatie.”
Moeilijke slaper
Over de vraag wat de belangrijkste les is die ze de afgelopen jaren hebben geleerd, hoeven ze niet lang na te denken. Lianne: “Dat geestelijke strijd bestaat, en dat gebed zoveel meer kracht heeft dan Nederlanders beseffen. Om een voorbeeld te geven: na onze verhuizing naar Kano, vorig jaar, werd Jaron een heel moeilijke slaper. Een typisch Nederlandse gedachte is dan: dat hoort er gewoon bij, sommige kinderen slapen nu eenmaal slecht. We hebben van alles geprobeerd om dit op te lossen, we baden ervoor, maar niets hielp. Ondertussen gingen wij eraan onderdoor, want we sliepen zelf natuurlijk ook heel slecht. We gingen zelfs twijfelen aan onze missie.
Tot een zendingsvriendin zei: ‘Jullie zijn naar Kano verhuisd, het moslimdeel van Nigeria, omdat jullie het idee hebben dat God jullie daar roept. Maar er is er één die probeert je er weer vandaan te krijgen.’”
Lianne is even stil en slikt een paar tranen weg. Dan gaat ze verder: “‘Dus’, zei die vriendin, ‘bid niet “laat hem eens lekker slapen”, maar bid: “God, wij willen uw koninkrijk hier bouwen, maar het is duidelijk dat de satan dat niet wil. Red ons van deze aanval!”’ Dat hebben we gedaan en sindsdien slaapt Jaron weer goed.”
Ziek van malaria
Lianne geeft nog een voorbeeld van de geestelijke strijd die ze soms ervaren. Voordat ze weten dat ze van Jos naar Kano zullen verhuizen, krijgen Ewald en zij malaria, waar ze maar niet van afkomen. Wekenland bidden ze om genezing, doen ze diverse tests en slikken ze medicijnen, tot Ewald besluit: ‘Dit gaat niet, we moeten terug naar Nederland.’ Lianne: “Ik wist meteen: dit is niet goed. Ik ben gaan bidden: ‘God, er is iets anders aan de hand, help ons!’
Kort daarna vroeg iemand: ‘Hoe testen jullie eigenlijk op malaria?’ Er zijn namelijk sneltesten en bloedtesten. Wij deden de bloedtest, want die vertrouwden wij als westerling meer. Maar deze persoon zei: ‘Die bloedtesten moet je niet vertrouwen, want die worden beoordeeld door iemand die niet goed is opgeleid. Dus misschien héb je helemaal geen malaria en gaat je lichaam ondertussen kapot van alle medicijnen die je slikt.’ Direct daarop deden we een sneltest, waaruit bleek dat we inderdaad geen malaria hadden. We zijn meteen gestopt met alle medicatie en binnen twee weken waren we beter. Kort daarna kwam de vraag of we naar Kano wilden – en zijn we gegaan. Achteraf denk ik: dit was echt geestelijke strijd.”
Wat raakt je zo in deze ervaringen?
“Ik val mezelf hierin zo tegen. Ik ben nota bene zendingswerker, hoe kon ik dit over het hoofd hebben gezien! Dat je je zo kunt laten beetnemen door de satan. En dat hij zo listig gebruikmaakt van culturele verschillen; als westerlingen zijn we heel oplossingsgericht, terwijl onze Ethiopische collega’s bijvoorbeeld meteen gaan bidden. Dat deden wij ook wel, maar we baden verkeerd. En dat tot twee keer toe!”
Na een korte stilte: “Ik stelde me bij geestelijke strijd altijd iets voor wat veel duidelijker is, met duistere machten en krachten. Maar geestelijke strijd is soms helemáál niet duidelijk.”
Verrassing en verhoring
En dan is er nog die wens van dat grote, multiculturele gezin. Lange tijd was Imolè enig kind, maar twee jaar geleden werd broertje Jaron geboren, tot verrassing van Ewald en Lianne. “Imolè wilde heel graag een broertje of zusje”, legt Lianne uit. “Dat wilden wij ook graag, maar wij wisten intussen dat dit waarschijnlijk niet ging lukken. Ik heb na die buitenbaarmoederlijke zwangerschap nog een paar miskramen gehad en daarna ben ik niet meer zwanger geraakt. We stonden open voor een nieuw adoptiekindje, maar die eerste jaren in Nigeria hebben we ons vooral gefocust op het zendingswerk. We hadden Imolè al gewaarschuwd dat een tweede adoptiekindje waarschijnlijk nog lang ging duren, maar zij zei op een dag: ‘Ik ga bidden dat je zwanger wordt.’ Ik legde haar uit dat het heel goed was dat ze ervoor ging bidden, maar dat God niet altijd geeft wat wij willen.”
De volgende ochtend, ergens in maart, zegt Imolè opgetogen tegen haar moeder: ‘Ik heb ervoor gebeden en je wordt zwanger.’ Lianne: “Ik was blij dat ze er in elk geval niet maandenlang voor zou bidden, met alle teleurstelling van dien.
Toen we in augustus datzelfde jaar op verlof waren in Nederland, bleek ik inderdaad zwanger te zijn. Voor ons een grote verrassing, voor Imolè verhoring van haar gebed.”
Wanneer zou het werk in Nigeria er voor jullie op zitten?
Ewald: “Als we een andere roeping krijgen, omdat we op een andere plek harder nodig zijn dan hier. Maar voorlopig is dit onze missie. Daar worden we alleen maar in gesterkt. Want als iemand – de satan – zo zijn best doet om ons weg te krijgen, zitten we dus op een strategische plek. Zelfs al zien we zelf geen resultaat, blijkbaar zijn we van cruciaal belang en wil God ons daar hebben.”