EH-directeur ds. Anne van Olst: ‘Ik dacht dat ik de enige was met twijfels’
18 oktober 2023 · 13:36
Update: 18 oktober 2023 · 13:54
Als EH-directeur en predikant Anne van Olst aan zijn jeugd denkt, dan denkt hij aan het orgel waar hij jarenlang op speelde. In zijn woning staat tegenwoordig een piano. Die verandering heeft alles te maken met zijn eigen geloofsontwikkeling.
Hij heeft warme herinneringen aan dat orgel en aan de lessen die hij tien jaar lang volgde om het instrument te bespelen, vertelt Anne in zijn kantoor op de tweede verdieping van de Evangelische Hogeschool (EH) in Amersfoort. Sinds een jaar staat hij aan het roer van de EH als opvolger van Els van Dijk, die er 22 jaar directeur was. Anne ervaart in zijn huidige functie dezelfde roeping als voor het ambt van predikant: “Hier ben ik nog steeds dienaar van het Woord, niet alleen de bureaumanager. Ik wil vooral het Woord van God doorgeven aan jonge mensen.”
‘We zongen alles door elkaar’
Hiervoor preekte Anne zeven jaar lang in een Antwerpse gemeente. Deze gemeente is christelijk-gereformeerd, ook al prijkt er ‘Evangelisch Centrum Deurne’ op de gevel. Het centrum heeft een mengelmoes aan bezoekers: mensen met een katholieke achtergrond, reformatorische kerkgangers, maar ook bezoekers die helemaal niet zijn opgevoed met het geloof. “Daar ging het niet over welke Bijbelvertaling je las. Of je psalmen of ook andere liederen mocht zingen, was ook geen issue. We zongen alles door elkaar.”
In de kerk waar Anne opgroeide, was de liturgie rechtlijniger, met psalmen en de Statenvertaling. Het gezin Van Olst bezocht iedere zondag de Gereformeerde Gemeente in Kampen. Thuis konden er naast de psalmen ook andere christelijke liederen mee door. Vaak werden de liederen met hele gezin gezongen rondom het orgel, onder begeleiding van Anne.
Trouwe kerkgangers
Anne heeft fijne herinneringen aan zijn opvoeding. “Bij ons thuis hoorde het geloof er gewoon bij. Mijn ouders spraken het niet altijd uit, maar het was een houvast voor ze. Dat voelde ik als kind al.” Zijn ouders uitten dat vooral in hun vaste gewoonten: de Bijbel werd van kaft tot kaft gelezen, de kerk werd trouw bezocht. Vooral dat laatste was erg belangrijk. “‘Je laat je plek in de kerk nooit leeg’, was de ongeschreven regel.” Dat betekende twee keer per zondag de kerkdienst bijwonen en wekelijks naar de catechisatie en jeugdvereniging.
Voelde je je daar altijd prettig bij?
“Ja, ik dacht er zelf ook zo over. Ik was een vrij serieus jongetje en ging er nooit over in discussie, ook niet toen ik ging puberen. Een vriendje van school vroeg ooit: ‘Vind je het niet ontzettend saai om elke zondag twee keer naar de kerk te gaan?’ De gedachte alleen al vond ik goddeloos. Ik heb ongetwijfeld wel momenten gehad waarop ik wilde dat de dienst wat sneller zou gaan, maar dat gaf ik in ieder geval niet toe aan mezelf.”
Hoe merkte je nog meer dat het geloof belangrijk was voor je ouders?
“Mijn ouders hebben het geloof allebei heel erg aan mij voorgeleefd. Vooral één gebeurtenis maakte veel indruk. Toen ik een jaar of 12 was, bracht mijn vader bijbels naar plekken achter het IJzeren Gordijn. Naar Moldavië en Roemenië, bijvoorbeeld. Toen ben ik een keer mee geweest. Mijn vriend Jurjen ten Brinke en zijn vader waren er ook bij. We vonden het erg spannend en waren doordrongen van het feit dat het verboden was om de Bijbel daar te verspreiden.
Het risico om gepakt te worden bracht wel een diep besef met zich mee: de Bijbel is het allerbelangrijkste. Mijn eigen vader en de vader van Jurjen lieten door deze actie zien: gevaar of niet, iedereen moet het Woord horen.” Of Anne nu zelf zoiets ook zou doen met zijn kinderen? Hij twijfelt, maar zegt dan nuchter: “Ik denk het wel. Het was ook weer niet levensgevaarlijk, of zo.”
In één keer viel alle twijfel van me af
Uitverkoren
Hoe overtuigd Annes ouders ook van het bestaan van God waren, of zij zijn kinderen waren, was voor hen geen vanzelfsprekend gevolg. Annes moeder twijfelde lange tijd of ze bekeerd was en durfde daardoor niet aan het heilig avondmaal. Zijn vader was ‘vrijmoediger’ en nam wel deel, vertelt Anne. De houding van zijn moeder was typerend voor de gemeente waarin het gezin Van Olst kerkte. “Jezus werd in onze kerk heel erg aangeprezen, maar soms een beetje achter slot en grendel gestopt. Er werd verteld dat Hij niet per definitie naar jou toe kwam, waardoor je je moest afvragen of je wel uitverkoren was. Om een kind van Hem te zijn, was een speciaal bekeringsmoment noodzakelijk.”
Door die houding in de kerk raakte Anne zelf ook aan het twijfelen en vroeg hij zich af: mag ik wel een kind van God zijn? Op zijn 17e kreeg hij antwoord op die vraag, tijdens een evangelisatieweek van de Gereformeerde Gemeenten in Lelystad, die hij onder andere met jeugdvriend Jurjen bezocht. “De preek raakte me daar zó diep, ik weet zeker dat het de heilige Geest was. In één keer viel alle twijfel van me af.”
En je ouders, waren die er ook meteen zeker van?
“Ja, gelukkig wel. Mijn ouders twijfelden geen moment aan mijn bekering. Dat vond ik heel mooi. Ondanks de terughoudendheid in onze gemeente geloofden ze mij meteen. Ik kreeg alle support en ze waren net zo blij als ik.”
Vraagtekens
Dankzij zijn enthousiasme over God ging Anne theologie studeren aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn. Nog helemaal niet met het idee om predikant te worden. Aan het begin van de studie maakt Anne zijn eerste geloofscrisis mee. Hij worstelt met vragen als: wat als de Bijbel gewoon puur mensenwerk is? En wat als moslims toch gelijk hebben? “Thuis en in de kerk ging het eigenlijk nooit over die vragen. Of God überhaupt bestond was geen discussiepunt, Hij wás er gewoon. Daardoor dacht ik: ik ben de enige met twijfels.”
Hoe ging je om met je vragen?
“God heeft mij vastgehouden en mijn studie hielp daar uiteindelijk bij. Onder meer doordat ik de Bijbel tot in detail moest kennen. Als de hoogleraar vroeg hoe het Bijbelboek Jeremia in elkaar zat, moest ik bijvoorbeeld per hoofdstuk kunnen benoemen waar het over ging. Daardoor was ik enorm veel bezig met Gods Woord. Ik raakte in die periode zó onder de indruk van de liefde en grootheid van God. Daardoor verschoof mijn aandacht van mijn vraagtekens weer terug naar wie God is. Ik raakte opnieuw onder de indruk van zijn karakter en beloften.”
De overstap
Dat hij na zijn studie de overstap maakte naar de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) om er predikant te worden, had dan ook niets te maken met twijfels of nieuwe inzichten. Wél met het feit dat het in de Gereformeerde Gemeenten de bedoeling was dat iemand een heel duidelijke roeping had ervaren om predikant te worden. Bij Anne was er echter geen sprake van een ‘Paulusmoment’, wel van een duidelijk verlangen om voor te gaan in een gemeente. Dat verlangen was nóg meer naar voren gekomen in een bepaalde kerkdienst, maar dat was in zijn oude kerkverband niet voldoende.
Ook in de Gereformeerde Gemeenten raakt God mensen aan
Waarom niet?
“Aan de broeders van de ‘gergem’ kon ik het niet overbrengen. Of het de zenuwen waren, of dat ik zelf te veel aarzelde of dit precies de juiste weg was, ik weet het niet. Misschien moest het ook wel zo zijn. Ik heb het geprobeerd, maar werd niet doorgestuurd naar het curatorium dat mij moest toelaten. Later probeerde ik het bij de christelijk-gereformeerden, omdat ik vertrouwd was geraakt met het kerkverband door mijn studie (de TUA gaat uit van de CGK, red.). Daar werd ik aangenomen.”
Inmiddels zou hij nu sowieso niet op z’n plek zijn binnen de gergem, denkt hij. “Sommige mensen missen het geloof uit hun kindertijd. Ook al heb ik heel warme herinneringen aan mijn ouders en de kerk waarin ik ben opgegroeid, ik geloof nu meer dat God het zelf óók wil dat wij zijn kinderen zijn. Ik heb geen heimwee naar die terughoudendheid van vroeger. Het evangelie betekent voor mij niet meer afwachten of het ook voor mij is. Het is voor mij een uitgemaakte zaak: Jezus komt naar ons toe en Hij vraagt ons dat we erop vertrouwen dat God ook onze Vader wil zijn.”
Opwekking in Kampen
“Ik leer mijn kinderen bijvoorbeeld nu niet alleen te bidden voor vergeving, maar ook te danken voor het feit dat God hen wil aannemen als zijn kinderen. Ik wil zeker niet te kritisch zijn over de opvoeding die ik heb gehad. Juist uit ‘onze’ kerk zijn veel predikanten voortgekomen. Ik durf zelfs te zeggen dat er een kleine opwekking gaande was onder de jongeren in de kerk. Mijn jeugdvriend Jurjen werd voorganger in Amsterdam, zijn broer werd dominee, weer een ander ging de zending in. Daardoor weet ik: ook in de Gereformeerde Gemeenten raakt God mensen aan. Het leert mij dat in elke traditie rijkdom zit. Hoe strak de leer ook is, de liefde van Jezus breekt er altijd doorheen.”