Sluit je aan

Inloggen bij eo

Praat je mee? Als je bent ingelogd, kun je reacties plaatsen en gesprekken volgen.

Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.

Hulp nodig?

Check de veelgestelde vragen.

Uitgelichte afbeelding

Een veel gezongen psalm, Psalm 118

26 februari 2018 · 07:59Visie

Update: 15 november 2024 · 10:11

Vandaag is het de tweede lijdenszondag. Dit jaar wil ik op elke lijdenszondag een psalm bespreken. Want psalmen spelen in het leven van Jezus Christus een heel belangrijke rol. Met name in de lijdenstijd.

Toen Jezus aan het kruis hing en bijna stierf, citeerde Hij vooral psalmen. Maar ook op andere momenten zijn de psalmen voor Jezus van grote betekenis geweest. In de evangeliën staan 35 psalmcitaten. Daarvan komen er 16 van Jezus Zelf! In het evangelie van Matteüs wordt verteld dat Jezus met Zijn discipelen na de paasmaaltijd op weg ging naar Getsemane, nadat ze ‘de lofzang’ hadden gezongen (Matteüs 26:30). We weten wat die lofzang was. Het is namelijk een eeuwenoude traditie om die avond tijdens de pesachmaaltijd Psalm 113 t/m Psalm 118 te zingen: het zogenaamde ‘hallel’. Na het zingen van Psalm 118 begon dus voor Jezus het diepste lijden. De manier, waarop hij vertrok, is opvallend: zingend op weg naar het kruis. Psalm 118 komt trouwens die laatste dagen van Jezus’ leven meerdere keren ter sprake. Het lijkt wel of die psalm steeds door Zijn hoofd speelde. ‘Ik zal niet sterven maar leven en de daden van de HERE verkondigen.’

De achtergrond

Maar eerst de achtergrond van Psalm 118.Het is moeilijk vast te stellen door wie en wanneer deze psalm gedicht is. Volgens sommige commentaren is Psalm 118 geschreven bij de wederopbouw van Jeruzalem, na de ballingschap in Babel, bij de voltooiing van de muur. De mensen waren verlost door Gods machtige hand, en konden nu de stad, en vooral de tempel, opnieuw in gebruik nemen. Maar hoe dan ook: het is een feestlied geweest. In beurtzang gezongen in de tempel. Neem bij het lezen van deze psalm de tempel in gedachten. Er heeft zich een groep pelgrims voor de tempelpoort opgesteld. Bij de ingang staat de hogepriester. Achter hem bevindt zich een priesterkoor. De pelgrims vragen toegang tot de tempel om God te aanbidden. De hogepriester begint nu met een oproep om God te prijzen. In de eerste plaats is die oproep bestemd voor Israël, het volk van God. Daarna wordt het huis van Aäron genoemd. Dat zijn de priesters. Ten slotte richt de hogepriester zich tot hen die de HERE vrezen. Iedereen wordt opgeroepen om Gods Naam te loven en te prijzen.

Psalm 118 is een beurtzang.

Opvallend is hoe vaak de Naam van God, ‘Jahweh’, in het lied voorkomt: 28 keer, waarvan 6 keer in de verkorte vorm ‘Jah’. Psalm 118 is een beurtzang. Priesters en pelgrims zingen elkaar toe: Gods liefde duurt in eeuwigheid. Hoor, gejubel om de overwinning in de tenten van de rechtvaardigen: de rechterhand van de HEER doet machtige daden, de rechterhand van de HEER verheft mij, de rechterhand van de HEER doet machtige daden. Ik zal niet sterven, maar leven en de daden van de HEER verhalen: de HEER heeft mij gestraft, maar mij niet prijsgegeven aan de dood. (Psalm 118:15-18)
Die psalm heeft Jezus dus gezongen. Een feestlied op weg naar het kruis. ‘Ik zal niet sterven, maar leven.’ Om stil van te worden.

De hoeksteen

Een paar dagen vóór dat laatste avondmaal had Jezus Psalm 118 ook al genoemd. Toen vertelde Hij de gelijkenis over de eigenaar van een wijngaard. Hij had zijn wijngaard verpacht, maar kreeg vervolgens zijn pacht niet van de pachters, ook na herhaalde aanmaningen. Ten slotte stuurt de man zijn zoon naar de wijngaard. Want de man dacht: Voor mijn zoon zullen de boeren wel respect hebben. Maar toen de boeren de zoon zagen, zeiden ze tegen elkaar: ‘Kijk, daar komt de zoon. Hij zal al het bezit van zijn vader krijgen. Kom op, we slaan hem dood! Dan is de wijngaard van ons’. Ze grepen hem vast, sleepten hem de wijngaard uit en sloegen hem dood. Jezus stelde toen de vraag: ‘Wat zal de eigenaar doen met die boeren?’ En toen antwoordden de schriftgeleerden: ‘Hij zal die misdadigers op een vreselijke manier doden’. Jezus had daarop geantwoord met het citaat uit Psalm 118: ‘Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen: De steen die de bouwers afkeurden, is de hoeksteen geworden’. ‘Wie over die steen struikelt zal gebroken worden, en iedereen op wie die steen valt zal worden verpletterd.’ De schriftgeleerden werden woedend. Ze begrepen dat Jezus hen bedoelde (Matteüs 21:33-46). In Jesaja 28:16 vond ik een belangrijk woord. Daar staat dat God zei: ‘Ik leg in Sion een fundament met een uitgelezen grondsteen, een kostbare hoeksteen. Wie zijn vertrouwen daarop grondvest, hoeft geen andere toevlucht te zoeken’.

 

Hosanna

Dit woord van God werd dus uitgesproken in de spannende tijd vóór de ballingschap. De politiek leiders van Jeruzalem waren naarstig op zoek naar bondgenoten tegen Assyrië, de grootmacht in die tijd, die het ene na het andere land aan zich onderwierp. De leiders klopten overal aan, behalve bij God. Ze rekenden niet meer op de machtige beloften van God. Beloften die nog steeds golden. Plannen van God, die stonden als een huis. Met als hoeksteen de belofte van de komst van de Messias. Jesaja riep Israël opnieuw op om op God te vertrouwen en niet in paniek te raken. God is uw fundament. De Messias uw hoeksteen. Maar het was toen tevergeefs. Door de psalm te citeren, zegt Jezus: Dit gebeurt nu weer. Door Hem te verwerpen, verwierpen de leiders de hoeksteen van het gebouw van al Gods beloften. Maar Hij profeteerde ook dat God toch door zou gaan met Zijn plan. ‘De steen door hen veracht, zou door God zelf als hoeksteen worden gelegd.’  Er is nog een opvallend moment in die laatste dagen van Jezus, waarop Psalm 118 genoemd werd. Ditmaal niet door Jezus, maar door de mensen. Toen Jezus op Palmzondag, zittend op een ezel Jeruzalem binnenreed, en de scharen takken van de bomen haalden en op de weg legden, riepen de mensen ‘Hosanna’ (Matteüs 21:9).  ‘Hosanna’ betekent ‘alle eer aan God’. De mensen scandeerden Psalm 118:26. ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hemel!’ (Matteüs 21:9).

Wee u

Niet alleen Jezus heeft de laatste dagen aan Psalm 118 gedacht, maar de schare dus ook. De mensen dachten bij de intocht echter niet aan lijden. Verre van dat. Eerder aan glorie. Overwinning. Voor hen was Psalm 118 bij uitstek een lied voor feestelijke gelegenheden, zoals Pesach, maar ook het Loofhuttenfeest. Ik kom deze psalm nog een keer tegen. Een paar dagen vóór Zijn dood heeft Jezus nog een heftig gesprek met de schriftgeleerden. Meerdere keren begint Jezus met de woorden: ‘Wee u’. Hij eindigt met deze ontroerende woorden: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, ... hoe vaak heb ik uw kinderen niet onder mijn hoede willen nemen, zoals een kip haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels. Maar u hebt het niet gewild. Kijk, uw huis blijft onbewoond achter’ (Matteüs 23:37,38). Het allerlaatste wat Hij tegen hen zegt, is opnieuw een citaat uit Psalm 118: 'Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie Me niet meer zien, tot de tijd dat je zult zeggen: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer”’ (Matteüs 23:39 en Lucas 13:35). Opnieuw een gedenkwaardig moment. Het afscheid van de schriftgeleerden. Jezus kondigt Zijn vertrek aan, waarover Hij zegt dat het samenhangt met het vertrek van God uit de tempel, en de verwoesting van tempel en stad. Profetische woorden om nooit te vergeten. Uitgesproken met een totaal ander perspectief. Het volk ziet de overwinning komen, maar Jezus vreest het oordeel dat over Zijn volk zal worden voltrokken.

Beroemd en geliefd

Maar vergeet ook dit niet: voor de Here Jezus blijft er ook perspectief. Opnieuw ontleent Hij die slotwoorden aan Psalm 118: Er is hoop! De oordeelstijd voor het volk zal duren tot het ogenblik, waarop zij tegen Hem zeggen: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Here’. Hier zinspeelt Jezus op Zijn wederkomst; dan zullen zij Hem als hun Messias verwelkomen met deze woorden uit Psalm 118. Al met al is Psalm 118 een beroemde en geliefde psalm. Deze psalm heeft het geloofsleven van talloze christenen beïnvloed. Het was bijvoorbeeld de lievelingspsalm van Maarten Luther. Het is bekend dat hij op de muur van zijn kamer in Coburg vers 17 geschreven had: ‘Ik zal niet sterven maar leven en de daden des Heren verkondigen’. Over Psalm 118 zegt hij: ‘Dit is mijn psalm. Ik heb hem lief omdat hij zich heel dikwijls voor mij verdienstelijk gemaakt heeft en mij hielp in talloze gevaren, waarbij keizers, koningen, wijzen en verstandigen of heiligen mij niet hadden kunnen redden’. Een wetenschapper telde in het Nieuwe Testament maar liefst 63 verwijzingen naar deze psalm. Dat is een beetje overdreven, maar de eerste christenen brachten wel veel teksten uit deze psalm in verband met Christus.

Deel dit artikel: