Ds. Arie van der Veer tobt – meer dan vroeger – over zijn behoud
2 juni 2021 · 12:56
Update: 15 november 2024 · 09:26
Het getob van zijn moeder echoot na in het leven van dominee Arie van der Veer. ‘Ben ik wel behouden?’ is een vraag die - meer dan vroeger - regelmatig bovenkomt. Wat hem helpt? “Zingen en preken maken.”
“Ik ben zingend grootgebracht,” zegt dominee Arie van der Veer (79). “We zongen altijd.” Hij zit samen met zijn vrouw Ees in de woonkamer van zijn appartement op de bovenste etage. Door het raam achter hem kijk je uit over het water, met daarachter een grote nieuwbouwwijk van Zwolle. De woningen schieten er als paddenstoelen uit de grond. Erboven een bewolkte lucht, waar af en toe de zon doorheen piept.
Vooral slaapliedjes
Van der Veer – geboren in 1942 – groeide de eerste jaren van zijn leven zonder vader op. Deze had zich vrijwillig aangemeld voor werk in Duitsland, waarmee hij een schamel loon verdiende. Als hij denkt aan die oorlogsjaren, buitelen de herinneringen over elkaar heen en heft hij het ene na het andere lied aan. “Het waren vooral slaapliedjes. Christelijk? Natúúrlijk!” Hij somt op: “‘Er gaat door alle landen, een trouwe kindervriend.’ En: ‘Ik ga slapen, ik ben moe.’ ‘Kent gij reeds de goede herder?’ Ze zitten allemaal geharnast in mijn hoofd.”
Mijn moeder heeft mij leren bidden, dat ontroert me nóg
Teksten boven het bed
In huize Van der Veer stond een harmonium, waar Aries moeder cijferakkoorden op speelde. “Moeder leerde mij vooral opgewekte liedjes, maar zelf zong ze allemaal van die bekommerde liederen. Zegt je dat wat? Die gaan erover dat je niet zeker bent van je geloof. ‘Gij die treurt, kom met uw lot aan de voet van het kruis.’ Dat was strijk-en-zet. Er hingen ook teksten boven haar bed als: ‘Neem tijd om te knielen, spreek dikwijls met God. Stort uit uwe zielen, Hij stuurt gans uw lot. Leer biddend geloven, waarheen Hij ook leidt, Uw Vader daarboven, Hij helpt op Zijn tijd.’”
Zelf leerde Van der Veer zijn eigen kinderen ook veel liedjes, waaronder de klassieker ‘Ik ga slapen, ik ben moe’. Al eigende zijn vrouw zich enige dichterlijke vrijheid toe, door de zin ‘Schoon mijn zonden vele zijn, maak om Jezus’ wil mij rein’, te veranderen in: ‘Al zijn mijn zonden nog zo klein, maak om Jezus’ wil mij rein.’ Glimlachend: “Zij vond dat je bij die kleintjes toch nog niet kon spreken van ‘veel zonden’.”
Scheurkalender
“Als je vraagt wat mij gevormd heeft,” vervolgt ds. Van der Veer, “dan zijn het die liederen. En de gebeden. Mijn moeder heeft mij leren bidden. Mooi is dat, toch? Dat ontroert me nóg. We hadden ook een scheurkalender met daarop voor elke dag een Bijbeltekst. Die las ze ’s ochtends altijd voor. En ik herinner me het radioprogramma Een woord voor de dag. Dat stond al aan als ik rond half acht opstond.” Hij veert overeind: “O ja! Mijn eerste psalm leerde ik van juffrouw De Bruine, in de eerste klas van de lagere school: ‘Zo zullen wij, de schapen Uwer weiden, in eeuwigheid Uw lof, Uw eer verbreiden. En zingen van geslachten tot geslachten. Uw trouw, Uw roem, Uw onverwinb’re krachten.’ Het laatste vers van Psalm 79. Kun je het je voorstellen, zo’n moeilijke psalm voor zo’n jong kind?”
Was er verschil in geloofsbeleving tussen uw vader en uw moeder?
“O, zeker, een groot verschil! Mijn moeder wist niet zeker of ze een kind van God was. Dus zij was altijd bezig met de vraag of ze behouden was of niet. Mijn vader was juist heel zeker van zijn geloof. Ik hoor mijn moeder nóg tegen mijn vader zeggen: ‘Jij kunt makkelijk praten. Maar het gaat niet zo eenvoudig.’ Het gekke is: mijn moeder stierf uiteindelijk in grote zekerheid, terwijl mijn vader alleen nog maar kon zeggen: ‘Ik ben een bedelaar aan de troon van Gods genade.’”
Als een preek hem te lang duurde, ging hij alvast een bakje koffie drinken
Alvast koffiedrinken
Dominee Van der Veer kreeg als kind zelf ook een tik mee van die geloofsonzekerheid van zijn moeder. Maar hij herinnert zich een preek van een predikant die voor een doorbraak in zijn persoonlijk geloof zorgde. “Ik was een jaar of 12 en het ging over de kamerling uit Ethiopië. ‘Niemand zag hem, toen hij in die deftige wagen zat en tobde met het evangelie van Jesaja,’ zei de dominee. ‘Maar God zag hem wel, Hij had hem op het oog.’ Toen vroeg ik mezelf af: heeft God mij ook op het oog? Het vormde de aanzet voor een heel persoonlijk geloof.”
Voelde u zich thuis in de kerk van uw jeugd, de Christelijke Gereformeerde Kerk in Vlaardingen?
“Ik was er erg actief. Door een uitwisselingsproject van de jeugd heb ik Ees leren kennen. Maar heel aansprekend vond ik de diensten niet; een preek in drie punten, met een tussenzang. Mijn vader was er koster, en als een preek hem te lang duurde, draaide hij soms het geluid zachter. Haha! Of hij ging alvast een bakje koffie drinken. We gingen altijd lopend naar de kerk, en op de terugweg stond soms halverwege de route het Leger des Heils te zingen. Nou, dan gingen wij erbij staan en zongen we mee.”
Eigenwijze ouderlingen
“Mijn moeder bezocht ’s middags overigens een heel behoudende kerk,” weet Van der Veer nog. “En mijn vader ging dan naar de Gereformeerde Kerk. Mijn ouders verwachtten wel dat ik ook ging, maar ze lagen er niet van wakker wélke kerk dat dan was.” Na de dienst werd er thuis onder de koffie regelmatig doorgepraat over de preek. “Niet altijd positief, overigens. Achteraf gezien was de kerk een soort bedrijf waar je aan meewerkte. Het was een deel van je leven. Ik kijk weleens naar Studio voetbal. Zoals zij daar over voetbal praten – net drie eigenwijze ouderlingen – zo spraken wij vroeger thuis over de kerk.”
Bij het ouder worden twijfel ik meer dan in mijn puberteit
Moeilijkste periode
Schoppen tegen het geloof heeft ds. Van der Veer nooit gedaan. Ook in zijn opvattingen is hij altijd heel gelijkmatig gebleven, zegt hij. “Ik denk dat ik nu bij het ouder worden meer twijfel dan in mijn puberteit. Al is twijfel niet het goede woord; de vrágen zijn groter geworden. En ik tob veel, nu we op leeftijd komen. Hoe zal het gaan straks? Ik vind ouder worden misschien wel een van de moeilijkste periodes uit het leven. Je blijft dezelfde niet, velen vallen weg. In Prediker 12 staat: ‘Gedenk je Schepper in de dagen van je jeugd – voordat de slechte dagen komen.’ Nou, in die slechte dagen zit ik nu. Ik denk vaak aan vroeger en aan de liedjes van toen; dan vlamt mijn hart weer op.”
Vrolijk orthodox
Zijn eigen geloofsopvoeding typeert Van der Veer als “blijmoedig”, zichzelf omschrijft hij nu als “vrolijk orthodox”. “We hebben onze kinderen niet heel anders opgevoed. We gingen twee keer per zondag naar de kerk, lazen uit de Bijbel, baden en zongen. En dat doen ze – gelukkig – allemaal nog steeds. Ik vond het wel moeilijk als de kinderen op zaterdagavond naar een voetbalwedstrijd gingen en dan tot diep in de nacht uitgingen. Maar ze zaten eigenlijk altijd op zondagochtend weer aan tafel om naar de kerk te gaan. De kleinkinderen gaan al een jaar niet meer naar de kerk. Daar maak ik me wel zorgen om, ja.”
Waar gaan die zorgen dan over?
“Over behouden worden en verloren gaan. Al zeg ik dat niet tegen hen. Ze hebben duizend en één preken van mij gehoord; ik ga niet elke keer vragen of die hun wat doen. Bovendien denk ik soms dat het sterven van onze zoon Peter meer impact heeft gehad dan al mijn preken. Verder wil ik er voor hen zijn en voor hen klaarstaan. Wat er ook met ze is.”
Bidt u voor hen?
“Ach ja, natúúrlijk.”
Wat zou u missen als u het geloof niet had?
“Hoop. Die stip aan de horizon. De komende jaren zullen er niet gemakkelijker op worden. Ik heb kanker, we worden ouder.”
Er rolt een traan over zijn wang. Geëmotioneerd: “Ik hoop dat het geloof dat mij altijd op de been heeft gehouden, mij de komende jaren niet zal ontnomen worden. Maar dat ik, al is het huilend en zingend, staande mag blijven. Het gekke is: die vraag van mijn moeder – ben ik wel behouden? – komt bij mij nu ook terug, als een soort echo uit het verleden. Mijn kinderen zullen erom lachen, en Ees zegt altijd: ‘Maak je niet druk.’ Maar ik tob daarover. Meer dan vroeger.” Glimlachend: “Onze dominee gaat weg. Daar ben ik blij om, want dan mag ik weer meer preken. Dat is mijn dagelijkse voeding en het steuntje in de rug waarmee God mij er steeds weer doorheen helpt.”
Beeld: Ruben Timman