Navigatie overslaan
Sluit je aan

Gratis inloggen

Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.

Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.

Hulp nodig?

Check de veelgestelde vragen.

Dichter Koos Geerds.
© Jacqueline de Haas

Dichter Koos Geerds: ‘Ik kan letterlijk wakker liggen over een punt of een komma’

24 maart 2025 · 09:19

Update: 24 maart 2025 · 09:19

“Wat doe jij hier? Dit is een heidens huis”, kreeg dichter Koos Geerds te horen toen hij een uitgever zocht. Toch kon hij er terecht en dicht hij al tientallen jaren vrijmoedig over een God die hij niet begrijpt. “Die ruimhartigheid van Hem, o, mensen, onvoorstelbaar.”

Taal, dat is wat Koos Geerds (76) ademt. Als dichter, hij heeft veertien bundels op zijn naam. Maar om taal draait het net zo goed in zijn werk als hij mensen begeleidt, traint of coacht. Altijd puzzelt hij met woorden, begrippen en met de ruimte ertussen. Omringd door de boekenkasten, waar theologie, geschiedenis, filosofie en literatuur gebroederlijk naast elkaar staan, vertelt hij over de taal van zijn jeugd, de woorden die hem verder hielpen in het leven en over het zoeken naar woorden voor God.

Je groeide op in Friesland. Is Fries je moedertaal?

“Het is gek, maar zodra ik met de auto Friesland binnenrijd, begin ik Fries te spreken. Blijkbaar zit het Fries diep in mij, want ik droomde zelfs tot mijn 18e jaar in het Fries, terwijl ik vanaf mijn 5e buiten Friesland heb gewoond. Ik kijk ook regelmatig op de app van Omrop Fryslân om de taal bij te houden.”

De kip, de koe, het paard

“Ik was 5 jaar toen ik uit het Friese Ureterp naar Rouveen verhuisde. Mijn vader werd hoofdmeester in Rouveen, dus verhuisden we. Dat dorp naast Staphorst werd mijn jeugdland. Over het dorp schreef ik een bundel: Staphorst, want mijn uitgever vond dat bekender klinken dan Rouveen. Ik dichtte over het gemengd bedrijf: ‘Aardappels, knollen, graan, het varken en de kip, de koe, het paard.’ Zo was het toen ik kwam, maar nu wonen er nog nauwelijks boeren en zijn de boerenbedrijven die er nog zijn stukken groter geworden.”

Dichter Koos Geerds
© Jacqueline de Haas

Kreeg het geloof woorden in je jeugd?

“Geloof was een vanzelfsprekende aanwezigheid in ons gezin. Drie keer per dag ging de Bijbel open: ’s morgens een jeugdbijbel, ’s middags de kinder- of de kleuterbijbel en ’s avonds de Statenbijbel. Mijn vader las altijd voor. Dat kon hij heel goed. Hij was natuurlijk schoolmeester, dus een meesterverteller. We waren gereformeerd vrijgemaakt, en daar speelde natuurlijk het een en ander op kerkelijk gebied. Daar discussieerde mijn vader graag over.”

Heb je van hem het taalgevoel gekregen?

“Nee, dat komt van mijn moeder. Zij las graag en veel. Niet heel zware dingen, meer streekromans als die van Jos van Manen Pieters. Maar zij was het die mijn vader stimuleerde om een Friese bijbel te kopen en die voor te lezen, en zij las ons als kinderen graag voor, of vertelde verhalen.”

Koos Geerds

Tjongejonge, wat weet ik toch weinig

Je debuteerde na je 30e als dichter. Waarom duurde het tot dat moment?

“Mijn vader overleed in november 1979, en gevoelsmatig is dat het moment dat mijn dichterschap begon. Want nu was ik de oudste generatie, nu stond ik in de frontlinie, dus nu moest ik ervan maken wat ik kon. Dat gaf mij de aanzet om mijn eerste gedichten te schrijven.”

Hoe erg het was

“De liefde voor de poëzie was er al wel. Ik zat op een gereformeerde middelbare school, het huidige Gomarus College in Groningen. Mijn leraar Nederlands vond al die moderne poëzie maar niets, en om te illustreren hóé erg het wel niet was, schreef hij soms een modern gedicht op het bord. Marsman bijvoorbeeld. Wow, dacht ik dan. Dit is fantastisch. Dus uit school fietste ik gelijk naar de bibliotheek om het werk van zo’n dichter te halen. Lucebert, Marsman: er ging een wereld voor me open. Maar pas toen mijn vader overleed, werd het me ernst. Ik besefte dat dit meer was dan een hobby. Al het andere deed ik er maar bij, zelfs als ik daar mijn geld mee verdiende. Als ik met een stapel proefwerken aan mijn bureau zat, en er kwam prompt een gedicht naar boven, dan moesten de proefwerken wijken.”

Wie is Koos Geerds?

Dichter, loopbaanbegeleider en coach Koos Geerds (1948) is auteur van veertien dichtbundels, enkele kinderboeken en een novelle. Hij komt uit een gezin met negen kinderen, werd geboren in Ureterp, Friesland, en groeide op in Rouveen. Tot 2000 werkte hij in het onderwijs, sindsdien begeleidt hij mensen in hun loopbaan, met name managers en predikanten. In 2009 was hij als ‘Dichter bij Overijssel’ provinciedichter en verscheen zijn werk onder meer op de bussen. Geerds is getrouwd en heeft vijf kinderen en vijftien kleinkinderen.

Kun je me vertellen hoe zo’n gedicht ontstaat?

“Nee, dat kan ik je niet vertellen. Soms gaat het bijna vanzelf. Dan is het alsof er een enorme accu in mijn hoofd zit, waar een geweldige energie uit komt. Het ene gedicht roept het andere op, het is alsof ik mijn leven lang door kan schrijven. Alles in mijn omgeving ademt dan poëzie. Als mijn oog op een zin in de krant valt, zie ik een gedicht. Als ik een boektitel lees, kan ik daar iets mee. Een wandeling wordt vanzelf een regel. Totdat die batterij leeg is. Dan is er niks meer, en denk ik: wat ik nu opschrijf, is de grootste onzin. Alsof ik de accu weer op moet laden. Dan vergroot mijn wereld zich weer wat en ga ik me weer interesseren voor nieuwe dingen.”

Zijn je gedichten in één keer klaar?

“O nee, ik ben ontzettend kritisch op mezelf en kan oneindig schaven. Ik drijf mezelf soms haast tot waanzin. Jongen, denk ik dan, wat maakt het uit of daar een punt, een komma of een gedachtestreepje staat? Doe niet zo ingewikkeld. Maar daar kan ik toch letterlijk wakker van liggen. Ik loop mijn zinnen dan na, keer op keer, want er moet een bepaald ritme in zitten, een cadans, het moet ademen.”

Een ouwe zeepiraat

“Sommige gedichten worden je toegeworpen. Het literaire tijdschrift Maatstaf van De Arbeiderspers, mijn uitgever, wilde een keer een themanummer over ‘de elementen’ uitgeven. Dat wist ik, maar daar deed ik niets mee. Het was in het najaar, het had gevroren en ik fietste zoals iedere dag naar mijn werk op de middelbare school, over de stuw bij Dalfsen. Er lag rijp op het gras en er hing damp boven de rivier en ineens dacht ik: ja. Dit is Gods element. Water. Het stoomt, het dampt, het bevriest, het leeft. Dus ben ik gaan zitten en heb het gedicht ‘Gods Element’ eruit geramd.

Koos Geerds

Diep in zijn hart is God een ouwe zeepiraat

Dat gedicht leverde de nodige boze brieven in het Nederlands Dagblad op, want die had het opgepikt. Hoe kan ik zo over God schrijven? Hoe kan ik God betrekken bij het zaad en het vrijen, of bij het vocht uit het slachthuis? En met name de slotregel vond men lastig: ‘Diep in zijn hart is God een ouwe zeepiraat.’ Of dat nou echt niet anders kon, vroeg men me. Daar heb ik me het hoofd over gebroken. Tja, was mijn conclusie, volgens mij klopt het toch echt wat hier staat. Ik houd me open voor verbetering, maar dit lijkt me de beste slotzin. En tot nu toe heb ik nooit een betere ontvangen.”

‘Schitterend, toch?’

“Die kritiek kwam vooral uit de wat steviger gelovige hoek. Mensen die meer met God worstelen, ervaren er juist ruimte in. Sterker nog, na het lezen van ‘Gods Element’ zei een niet-gelovige: ‘Als dit God is, wil ik ’m wel een kans geven.’ Schitterend, toch?”

Je bent een uitgesproken christelijke dichter bij een algemene, literaire uitgever. Waarom?

“In de christelijke pers las ik dat je als belijdend christen nooit een plekje zou kunnen krijgen bij een literaire uitgeverij. Die zouden je dan niet willen vanwege je geloof. Nou, dat zullen we dan nog weleens zien, zeiden Lenze Bouwers en ik. Hij belandde bij Querido, ik bij De Arbeiderspers. Ik ging langs bij directeur Theo Sontrop, kettingrokend achter zijn bureau. ‘Wat doe jij hier?’ vroeg hij, ‘dit is een heidens huis.’ Ik antwoordde: ‘Nou meneer, u hebt al zo veel schrijvers die van de kerk zijn weggegaan, misschien is het weleens leuk om een onversneden calvinist in huis te hebben.’ Hij blies een heel grote rookwolk uit, en van achter die wolk sprak hij: ‘Oké.’ ‘Maar’, zei ik, ‘ik stel één voorwaarde: ik mag schrijven wat ik wil.’ ‘Dat spreekt vanzelf.’ En zo was het. In het vervolg kon ik nog geen vijf minuten bij hem zijn, of we hadden diepe discussies over het geloof. Altijd.”

Dichter Koos Geerds
© Jacqueline de Haas

Schrijf jij ‘christelijke’ gedichten?

“De combinatie literatuur en christelijk ligt gek genoeg best gevoelig in Nederland. Alsof je niet literair of poëtisch over je geloof kunt schrijven. Dan zijn het óf ‘gewoon’ gedichten, of ‘christelijke’ gedichten. Maar ik kan helemaal niets met die compartimenten. Ik snap ze zelfs niet. Oprecht niet. Ik ben christen, dus alles wat ik zeg, schrijf of doe wordt daardoor gestempeld. Het is zoals Lucebert, die zelf niet gelovig was, treffend schreef: ‘Geloven is de ruimte van het volledig leven.’ Het is de lucht die ik adem, de woorden die ik schrijf, het is wie ik ben. Het omvat me. Dus natuurlijk vormt dat ook mijn poëzie.”

Geen grote broek

“Daarbij moet ik niet proberen het mysterie van God in woorden te vatten. Dat kan ik niet. God openbaart zich, voor zover wij dat kunnen bevatten. Maar we moeten niet denken dat we Hem daarmee ook begrijpen. Ik ben diep geïntrigeerd door de boeken Prediker en Job. Gisteravond nog las ik Job. God zegt daarin uiteindelijk zoiets als: als jouw vertrouwen in Mij afhangt van jouw begrip van Mij, wordt het nooit iets. Dan kun je het schudden, want Ik ben niet te begrijpen. Maar kun je Mij vertrouwen zonder Me te snappen? En dan trekt God alles uit de kast. Waar was je, toen het heelal werd geschapen? Nergens natuurlijk. Ik bestond helemaal niet. Wij als mensheid bestonden niet. Wat weten we nu? Daarom lijkt het me ook verstandig als we geen grote broek aandoen bij het praten over evolutie of schepping. God is de Schepper, maar weten wij veel waarvan Hij zich bedient? Als dat evolutie is, prima toch? Waar bemoei ik me mee, als ik dat op een rijtje wil krijgen?”

Kost dat vertrouwen op God je moeite?

“Ik twijfel aan van alles, maar niet aan God. Nee. Nooit. Ik kan zomaar ergens fietsen, genieten en dan denken: God’s world. Dat is het voor mij. Dat is die ‘ruimte van het volledig leven’. Hij is er. Overal. En tegelijkertijd blijft Hij een mysterie, niet te vangen, onbegrijpelijk. Ook de Bijbel weet Hem niet te vangen, maar ja, op de een of andere manier moeten we Hem een beetje leren kennen, dus laat Hij zich een beetje zien in taal.”

Nieuwe Lamborghini

“Dat Hij met ons op weg gaat en het telkens weer probeert, daar kan ik me eindeloos over verwonderen. Knallen we weer tegen een muur aan, gaat Hij toch weer verder. Ongelooflijk toch? Ik had allang gezegd: het wordt nooit wat met die klojo’s. We verpesten de boel grondig, verzieken deze prachtige wereld, vernielen de mensheid, maar Hij blijft. Hij is net de vader die zijn kind, dat nooit rijles heeft gehad, de sleutel van zijn nieuwe Lamborghini geeft en zegt: nou gaan we rijden. Die ruimhartigheid van Hem, o, mensen, onvoorstelbaar. Hoe houdt Hij het uit?”

De bedrijfsarts tegen Koos Geerds

Meneer Geerds, ik weet het al. U bent ongeneeslijk creatief

Je hebt het lesgeven verruild voor coaching. Waarom?

“Als decaan ontdekte ik al hoe leuk het is om met mensen op te lopen en ze te adviseren. Zo leuk, dat ik docent werd bij een schriftelijke cursus schrijven. In die tijd zat ik ook nog in een commissie voor onderwijsvernieuwing. Dat was begin jaren negentig, nogal een tijd van onderwijsvernieuwing. Experiment hier, probeersel daar, het hele onderwijs ging op de schop. Heerlijk. Maar toen dat een beetje voorbij was en ik mezelf op mijn kamertje vond, uitkijkend op het platte dak van de school, dacht ik: vanaf nu moet ik op de toko passen. Dat gaf een beklemmend gevoel! Zozeer, dat ik naar de bedrijfsarts ging. Die luisterde twee minuten, onderbrak me en zei: ‘Meneer Geerds, ik weet het al. U bent ongeneeslijk creatief. Wegwezen daar.’ Dus ik ben direct naar school gegaan en heb meegedeeld dat ik wegging, zonder een idee te hebben wat ik hierna zou doen. Zo in het diepe gesprongen. Vanaf toen begeleid ik mensen op de tocht door hun leven.”

Met name predikanten.

“Die hebben natuurlijk een razend ingewikkeld vak, ze moeten op zo veel borden schaken. Er zijn maar weinig mensen écht goed in simultaan schaken. Het zijn een soort burgemeesters, maar dan met een beroerd salaris. Dus als zo’n predikant op de stoel zit waar jij nu zit, ga ik vragen stellen. Onder de duidelijke voorwaarde dat waar hij vastloopt zíjn probleem ligt. Het ligt op zíjn bord, niet op het mijne.

Koos Geerds

Ik twijfel aan van alles, maar niet aan God

Dat is meteen ook het probleem van veel predikanten: die voelen zich te verantwoordelijk. Dan hebben ze geleerd dat ze tijdens een pastoraal gesprek de ander op z’n minst een beetje omhoog moeten helpen. Ik zeg dan: ‘Wow! Zware last! Dus je kunt niet naar een gemeentelid toe gaan, gewoon oprechte interesse tonen, een gesprek hebben en na een tijdje weer weggaan? Je móét iets bijdragen? Dan heb je een hoop op je nek.’”

Je bent zelf de pensioengerechtigde leeftijd al even gepasseerd.

“Daar ga ik zelf over, hè!”

Dat blijkt, want je bent nog volop bezig.

“En ik hoop het nog even te blijven doen ook. Als je iets met je hart doet en je hart doet het nog, kun je net zo goed door blijven gaan. Al heb ik het niet meer al te druk hoor.”

Nog één keer terug naar de taal. Welke zinnen draag je bij je?

“Ik heb geen ijzersterk geheugen wat tekst betreft, maar dichter J.C. Bloem schreef zulke prachtige gedichten, daar koester ik bepaalde zinnen van. Zo beschrijft hij een moment waarop hij bij een overleden vriend staat. Hij schrijft dan: “En voor altijd is dit mij bijgebleven: Hoe zeer veel stiller dood dan slapen is; dat het een daag’lijks wonder is, te leven, en elk ontwaken een herrijzenis.” Dat zijn fantastische woorden, en zo is het precies.”

    Deel dit artikel:

    Meest gelezen

    Lees ook