De verschijningen van Jezus, deel 2
15 april 2018 · 21:05
Update: gisteren · 07:40
Het is vandaag de tweede zondag na Pasen. De afgelopen keren zijn we dieper ingegaan op wat we lezen in de Bijbel over de opstanding van Jezus en de dagen erna. Vorige keer beschreef ik de eerste vier verschijningen van de Here Jezus Christus. Die vonden plaats op de dag van de opstanding. Deze keer bespreek ik de gebeurtenissen tijdens die avond en de dagen daarna.
De Heer verschijnt aan de discipelen zonder Tomas
Als we alle gegevens in chronologische volgorde zetten, verscheen de Here Jezus Christus die paasavond voor de vijfde keer aan Zijn volgelingen. Ditmaal aan Zijn discipelen. We weten niet, waarom de Here Jezus niet het eerst aan hen verscheen. Hij verscheen allereerst aan Maria van Magdala, nota bene een vrouw, daarna aan andere vrouwen, vervolgens alleen aan Petrus en toen aan de twee mannen, die teleurgesteld terugliepen naar hun dorpje Emmaüs. Het laat zich raden. Was het misschien om hun ongeloof? We waren vorige week gebleven bij die twee mannen uit Emmaüs. Jezus openbaarde Zich aan hen tijdens een maaltijd. Die twee konden uiteraard niet thuisblijven en liepen zo snel mogelijk terug naar Jeruzalem, naar de discipelen. Daar vertelden ze in geuren en kleuren wat ze hadden meegemaakt. Terwijl die twee aan het vertellen waren, verscheen ineens de Here Zelf in het midden van Zijn discipelen. Hij was er ‘zomaar’. Onaangekondigd. De gesloten deuren hielden Hem niet tegen. En dan die wonderbaarlijke groet: ‘Vrede zij u!’ Wat een vertroostende woorden. Maar wat is hun reactie? Zoals u weet, vertelde ik vorige week dat de discipelen het getuigenis van de vrouwen niet hadden geloofd. Ze vonden het kletspraat. Ze hadden ’s middags gehoord over de verschijning aan Petrus. Maar ook nu de Here Jezus Zelf in hun midden staat, zijn ze bang en menen ze een geest te zien (Lucas 24:37). Daar heeft Jezus volgens Marcus wel wat van gezegd.
Hij schrijft dat ‘Hij hun hun ongeloof en hardheid van hart verweet, omdat zij hen niet geloofd hadden die Hem gezien hadden, nadat Hij was opgestaan’ (Marcus 16:14).
Jezus is geduldig
Zij kunnen letterlijk hun ogen niet geloven. Maar ondanks dat verwijt komt Jezus hen vol geduld tegemoet en probeert hen te overtuigen: ‘Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet, dat Ik heb’ (Lucas 24:39). Hij toont hun Zijn handen en voeten. Johannes voegt er nog aan toe: ‘... en zijn zijde’ (Johannes 20:20). Van blijdschap kunnen ze het nog niet geloven. Ze vertrouwden hun ogen en oren niet, schrijft Lucas (Lucas 24:41). De Heer geeft hen dan nog een bewijs en eet voor hun ogen (zie ook Handelingen 10:41).
Vervolgens wijst de Here Jezus erop dat alles wat over Hem in de Schriften geschreven stond, vervuld moest worden en nu vervuld is. Hij opent niet alleen hun ogen (Lucas 24:31), maar ook hun verstand (Lucas 24:45). Na dit bijzondere voorrecht krijgen ze ook een bijzondere opdracht: ‘Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend’ (Marcus 16:15).
Het verslag van Johannes is heel bijzonder (Johannes 20:19-25). In deze zeven verzen vermeldt Johannes nog meer bijzonderheden die we niet vinden bij de andere evangelisten. Het lijkt wel Pasen en Pinksteren op één dag. ‘Ontvang de Heilige Geest’, sprak Jezus. Over een aantal dagen zou dit voor hen allemaal werkelijkheid zijn.
De Heer verschijnt aan de discipelen met Tomas
Bij de eerste verschijning aan de discipelen was Tomas er niet bij. Wanneer de discipelen hem er later over vertellen, gelooft hij hen niet en eist tastbaar bewijs. In onze traditie heeft deze discipel vervolgens de bijnaam ‘ongelovige Tomas’ gekregen. Ik vind dat niet helemaal terecht. De andere discipelen gingen ook pas in de opstanding geloven, toen ze Jezus met eigen ogen zagen. Ze hadden het getuigenis van de vrouwen afgedaan als ‘kletspraat’ (Lucas 24:11). Jezus geeft hun zelfs ongevraagd bewijs door onmiddellijk Zijn handen en zijde te laten zien. Bovendien had Hij in hun bijzijn iets gegeten. Tomas had dus iets heel belangrijks gemist. Op die paasavond had Jezus Zijn discipelen de grote opdracht gegeven om het evangelie van kruis en opstanding wereldwijd te verkondigen. Tomas hoorde bij hen. Hij was een van ‘de elf’. Al die mensen heeft Jezus persoonlijk bezocht en ontmoet om hen in staat te stellen, te overtuigen en bekwaam te maken voor deze geweldige opdracht.
De belijdenis van een twijfelaar
Nu Tomas er is, gebeurt dat ook met Tomas. Hij mag de littekens van Jezus betasten. Maar dat hoeft voor Tomas niet meer (Johannes 20:26-31). Tomas komt tot een geweldige uitspraak. Het is een mini-geloofsbelijdenis: ‘mijn Here en mijn God’. Jezus prijst hem gelukkig. Tomas is in dit evangelie de eerste die Jezus belijdt als God. Met dat getuigenis kunnen alle discipelen straks de wereld ingaan. Het fundament van de kerk is nu compleet. Dit zien van de apostelen zal wereldwijd leiden tot geloof.
De Heer verschijnt aan zeven discipelen
Meestal wisten de discipelen niet, waar en wanneer Jezus de volgende keer zou verschijnen. Dat was ook het geval, toen Jezus verscheen aan de oever van het meer van Galilea (Johannes 21:1-23). Petrus was met zes andere discipelen gaan vissen. Maar ze vingen niets. Toen was Hij daar weer. Ze herkenden Hem eerst niet. Maar toen de discipelen op advies van deze man hun net aan de andere zijde van het schip hadden uitgeworpen, begrepen ze dat Hij het was. Daar aan de oever van het meer vroeg Jezus in het bijzijn van de andere discipelen aan Petrus of hij echt van Hem hield. In de aanwezigheid van de anderen had hij eerder immers gezegd: ‘Misschien zal iedereen u afvallen, ik nooit!’ Het was heel anders gelopen. Voordat Petrus zijn werk als apostel kon beginnen, moest hij hersteld worden in de aanwezigheid van de andere discipelen. Daarna kon de Heer ook hem een nieuwe opdracht geven.
De Heer verschijnt aan meer dan vijfhonderd broeders
Vervolgens is de Heer niet in Jeruzalem, maar opnieuw in Galilea verschenen. Bij de berg, zegt Matteüs 28:16. De berg der zaligsprekingen? Het lijkt erop dat de Heer daar de zendingsopdracht alleen aan Zijn elf discipelen geeft (vers 16). Maar we mogen aannemen dat bij deze gelegenheid ook veel anderen aanwezig waren. Wellicht was dit zelfs de gelegenheid, waarbij Hij ‘aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk verschenen is’. Paulus schrijft daarover in zijn beroemde uiteenzetting over de betekenis van de opstanding van Jezus (1 Korintiërs 15:6). Mensen konden dus nog steeds navraag doen bij de personen die hier bij naam worden genoemd. Paulus nodigt de lezers van de brief er praktisch toe uit: ‘De meesten van de 500 leven nu nog…’ Met andere woorden: Je kunt ze nu nog opzoeken en aan de tand voelen. Hij zou deze namen niet genoemd hebben, als hij niet wist dat ze hem zouden steunen. Maar niemand heeft deze verschijningen ooit in twijfel kunnen trekken.
De Heer verschijnt aan Jakobus (1 Korintiërs 15:7)
De apostel Paulus zegt in 1 Korintiërs 15:7: ‘Daarna is Hij verschenen aan Jakobus ...’ Waarschijnlijk wordt hier de broer van Jezus mee bedoeld. Over het leven van deze Jakobus is in de Bijbel niet veel terug te vinden. In Johannes 7:3-6 wordt duidelijk dat de ‘broers’ van Jezus hem (nog) niet geloofden. Het (apocriefe) Evangelie van de Hebreeën vermeldt dat Jezus na Zijn verschijning aan Maria Magdalena en de leerlingen persoonlijk verscheen aan Jakobus. Jakobus kwam toen tot geloof in Jezus. Mogelijk verwijst Paulus naar deze gebeurtenis in 1 Korintiërs 15:7. Waarom Jezus speciaal aan hem verscheen, wordt niet verteld. Wel kan uit de Handelingen van de Apostelen worden opgemaakt dat Jakobus later een vooraanstaande rol speelde binnen de christengemeente van Jeruzalem. Tot slot komen we bij de laatste ons bekende en tiende verschijning.
De laatste verschijning van de Heer op de Olijfberg
De laatste verschijning staat in meer evangeliën, onder andere in Lucas. Bij de laatste ontmoeting nam de Here de discipelen mee naar de Olijfberg. Ze liepen nog een keer die bekende weg van Betanië, naar de Olijfberg (Lucas 24:50-53). Er volgt nog een laatste gesprek over het Koninkrijk van God. Dan neemt Jezus voorgoed afscheid en stijgt op naar de hemel. Het laatste wat de discipelen van Hem zien, zijn de uitgestrekte handen van de Heer. Als de Hogepriester, die hen zegent. Ze moeten nu de wereld in. Aan iedereen blijven vertellen dat Hij leeft. Totdat Hij terugkomt.