De kracht van liturgisch bloemschikken
5 maart 2024 · 12:53
Update: 5 maart 2024 · 13:10
De opgewekte Christien ontvangt me in een moderne lichte ruimte in Kloosterhoeve De Beug, de plek waar ze woont en werkt als beheerder. Deze omgebouwde zestiende-eeuwse boerderij ligt midden in de groene omgeving van Odijk. In de ruimte, die ook gebruikt wordt voor bijeenkomsten en vieringen, staan twee hoge, eikenhouten tafels en links is een werkplek waar allerlei materialen uitgestald liggen.
Nadat we een kop biologische thee hebben gedronken en Christien me heeft verteld hoe deze vorm van bloemschikken haar dichter bij een Bijbelverhaal brengt – waarover later meer – komt ze in actie. “Ben je bang voor vieze handen?” vraagt ze. Aarzelend schud ik van nee. Ze gooit kordaat een verpakte bonk rivierklei op de werktafel. “Wil jij deze klei uitpakken? En ga dan intussen eens met je gedachten naar Golgota.”
Wat verdwaasd staar ik naar het pak en trek het taaie plastic eraf, waarna de klei zich al snel over de huid van mijn vingers verspreidt. Daarna was ik mijn handen. Dat reinigingsritueel brengt zowaar enkele paasgedachten in me naar boven. Reiniging en zuivering.
Kunstacademie
“Had jij als kind altijd al iets met groen?” vraag ik aan Christien. “Altijd”, antwoordt ze. “Bij mijn ouders thuis hadden we een grote moestuin en een sloot met een plank erover, die naar de weilanden liep. Buiten spelen, vuurtjes maken, ik hield ervan. In mijn tienerjaren werkte ik in het tuincentrum. Na de middelbare school wilde ik naar de kunstacademie, maar dat vonden mijn ouders niet zo’n goed idee. Dus koos ik een ander creatief vak: bloemschikken en -binden.”
Christien hield ervan, maar het werk in de winkel beviel minder goed. “Het sociale stuk vind ik heel leuk, maar in de praktijk ben je de hele dag boeketten aan het draaien. Het grotere bloemstuk waar meer creativiteit voor vereist is – rouwwerk en bruidswerk – komt veel minder vaak voorbij. Ik besloot de pedagogische kant op te gaan. Een tijdlang heb ik bij een antroposofisch kinderdagverblijf gewerkt, en daarna heb ik een eigen dagopvang aan huis gerund. De manier waarop de antroposofen hun jaarfeesten vieren, heb ik altijd mooi gevonden. ‘Christien,’ zei een bevriende gelovige eens tegen me, ‘je moet jezelf de christelijke elementen van de antroposofie weer eigen maken. Ze hebben veel christelijke waarden en normen in stand gehouden.’
Daar had hij gelijk in. Bij het antroposofisch kinderdagverblijf vierde ik met Kerst de geboorte van Jezus, terwijl elders kerstmannen en sleeën van stal werden gehaald. Antroposofen leven dicht bij de natuur, zijn zich bewust van wat zich buiten afspeelt. Bij de overgang van de winter naar de lente wordt een tafereel gemaakt met wilgentakken met knoppen, katjes en witte elementen, waar veel symboliek in zit. Dat liturgische bloemschikken, dat heb ik ook een beetje meegenomen uit mijn pedagogische tijd.”
Geloofsgetuigenis
Haar eerste liturgische bloemstuk maakte ze tijdens haar opleiding tot bloemist. “Dat was gelijk mijn geloofsgetuigenis”, glimlacht ze. “We moesten iets maken voor Pasen. Ik dacht: ik ga geen gele bloemen en narcissen in eitjes doen. Pasen betekent voor mij Jezus’ lijden, zijn dood en opstanding. Toen heb ik gemaakt wat we vandaag ook gaan maken.”
Christien kneedt met handige bewegingen de rivierklei, die inmiddels in de vorm van een berg op tafel ligt. “Zeg het maar”, nodigt ze me uit. “Hoger? Of lager?” Ik heb geen idee. Ik moet denken aan een schilderworkshop die ik ooit volgde, en waarbij ik vooral heel goed keek hoe mijn buurvrouw het deed. “Wat weet je over Golgota?” helpt ze me.
“Ehm, nou, Golgota was niet zo hoog”, zeg ik, denkend aan een rondreis door Israël die ik twintig jaar geleden heb gemaakt. “Precies. Het moet dus echt een heuvel worden.” Ze duwt nog eens stevig de klei aan en vertelt intussen over het nuanceverschil tussen symbolisch en liturgisch bloemschikken. “Bij liturgie maken we gebruik van kleuren. Misschien heb je in de kerk weleens doeken zien hangen. In periodes dat er geen feesten gevierd worden, zijn die doeken groen. Paars is de kleur van boete en inkeer. Die kleur vind je in de kerk in de aanloop naar de grote feesten: Pasen en Kerst. Wit staat voor reinheid. Alle ‘hoge feesten’ zijn wit. Bij symbolisch kun je bijvoorbeeld denken aan bloembollen, die staan voor ontluikend leven. In dit bloemstuk komen liturgisch en symbolisch bij elkaar.”
Hoe langer je dit doet, hoe doorleefder het wordt
Christien vertelt over de groep vrouwen die zich in haar kerk, de katholieke Gerardus Majellakerk in Utrecht, bezighoudt met liturgisch en symbolisch bloemschikken. “Deze dames zijn al op leeftijd. Hun werk is… doorleefd. Hoe langer ze dit doen, hoe meer. Elke keer dat de vrouwen uit deze groep opnieuw Pasen vieren, verbinden ze zich ermee. En voegen ze elementen toe die er het jaar ervoor niet waren.”
Enthousiast katholiek
“Ik ben opgevoed in een orthodox milieu, een afsplitsing van de Nederlandse Hervormde Kerk”, vervolgt Christien. “Toen ontmoette ik Joël, mijn man. Op uitnodiging van vrienden bezochten we samen een paasdriedaagse in Nijmegen. Ik had in mijn leven al veel verschillende denominaties bezocht, maar dit was mijn eerste kennismaking met de Rooms-Katholieke Kerk. Het feest werd tot in detail gevierd: Witte Donderdag, het laatste avondmaal, de voetwassing, Jezus in Getsemane, de kruisweg op Goede Vrijdag, Stille Zaterdag, de paaswake en een uitbundig paasfeest. Ik beleefde het intens en dacht: hier houd ik van. De wierook die je ruikt bij het vieren van het avondmaal, de wekelijkse eucharistieviering, proeven, ruiken, het zingen en al die pracht in het huis van God, in plaats van die kale muren. Ik zei tegen Joël: ‘Hier wil ik voortaan heen.’ Nu zijn we al zo’n vijftien jaar katholiek. En enthousiast. Dit is mijn weg om dicht bij Jezus te leven.”
Lelie op het graf
In de hervormde gemeente waar Christien vandaan kwam, waren bloemen niet gebruikelijk. “Ik ontdekte tijdens mijn opleiding dat de lelie symbool is voor triomf en overwinning”, zegt ze. “Dus ik zei tegen mijn vader: ‘Dit lijkt me zo’n prachtige bloem voor op een graf. Hij geeft weer dat je in God gelooft en weet dat je naar Jezus gaat. Dat de dood overwonnen is.’ Hij antwoordde: ‘Goed Stien, als het ooit zover komt, mag jij een lelie op mijn graf leggen.’
Dat is de allergrootste erkenning van mijn werk geweest. Met alle gevolgen van dien, dat wel. Want tijdens zijn begrafenis waren sommige bezoekers geschokt door die ene bloem. Ik vind dat zo’n armoede. Als je in de Bijbel leest, het Woord van God, word je daardoor gevoed. Maar je beeld van God kan ook gevoed worden door de natuur. Of door iemand die een arm om je heen slaat of een lekkere pan soep kookt. Of door een beeld waar je naar kijkt. Dat laatste is denk ik de kracht van liturgisch bloemschikken. Het ondersteunt. Het draagt bij aan wat je viert.”
Weg naar binnen
Ze noemt nog een voorbeeld van de kracht van symbolen. “Vorig jaar stond achter in onze kerk een mand met stenen, een glazen vaas en stiften. Mensen konden hun voornemen op een steen schrijven: niet of minder snoepen, minder op de telefoon. Als je de week erna in de kerk kwam, had je een herinnering aan je voornemen.”
Ze zet een kruis in de klei, gemaakt van stevige wilgentakken. “Nu is het kruis nog leeg. In de aanloop naar Pasen hangen we er een paarse doek over, als verwijzing naar het kleed van Jezus en de lijkwade. Op paasochtend hangt er een witte doek overheen en versieren we het kruis met bloemen.”
Met grind legt Christien een kronkelige weg aan, die naar de heuvel Golgota met het kruis leidt. Ze vraagt me om ook wat stenen langs de weg te leggen, en omhoog, naar het kruis. “De weg omhoog is een moeilijke”, mijmert ze. “De weg naar binnen, de bezinningsweg naar het kruis, is vrijwel nooit recht. Ja,” knikt ze, “ik leg elke steen bewust neer. Elke steen die hier ligt, moet er ook echt liggen. Snap je wat ik bedoel? En over deze weg ga ik nu as strooien, een teken van rouw.”
'Als het ooit zover komt, mag jij een lelie op mijn graf leggen’
Stekelige takken
Ik zie hoe intuïtief Christien werkt. “Jij bent een echte beelddenker”, zeg ik. Ze lacht. “Ja, dat is wel een essentieel onderdeel van liturgisch bloemschikken.” Ze haalt een paar hyacintenbollen en verspreidt ze op een speelse manier over de klei. “Maak je vooraf een schets van je bloemstuk?” vraag ik.
“Ik heb wel een plan bedacht”, antwoordt ze. “Ik teken de grote lijnen uit, want als je op locatie werkt, moet je ook weten welke spullen en welke bloemen je nodig hebt. Maar ik werk ook intuïtief. Voorbereid én vrij. De basis van het werk is anders dan ‘gewoon’ een mooi bloemstuk maken. Het heeft te maken met je hart. Elke keer als ik Pasen vier,” vervolgt ze, “is het weer op een andere manier. Dat is die verdieping waarover ik het had. De weg van as had ik aan het begin van mijn bloemistenopleiding niet bedacht.”
Ze duwt wat stukken mos om de bloembollen en haalt een stekelige takkenbos tevoorschijn. “Dit gaat een pijnlijk klusje worden”, fronst ze. “De doornenkroon van Jezus. Het is de tak van een wijnbes, een kruising van een braam en een framboos. De vruchten zijn heerlijk zoet, maar de stekels zijn dramatisch.” Ze trekt handschoenen aan. “Dat iemand zoiets op Christus’ hoofd drukte, dat komt echt bij me binnen. Net als de eerste keer dat ik in de katholieke kerk bij zo’n viering kwam en Jezus aan het kruis zag hangen. En dat niet alleen, ook de manier waarop de mensen om me heen op het kruis reageerden. Ze liepen ernaartoe, kusten het, legden er bloemen bij neer. Dat gaat zo diep.”
Niet elegant
Ze rondt de doornenkroon af en legt hem op tafel, pakt nu een bos rode tulpen. “Ik had het liefst rode ranonkels gehad,” zegt ze, “als symbool voor de bloeddruppels, maar die waren er niet. Omwille van de kleuren heb ik nu deze rode tulpen gekozen. Ik steek ze door de krans en onderin doe ik een buisje met water, zodat ze langer houdbaar zijn. Ik heb van tevoren niet bedacht waar ik de krans zal plaatsen. Dat doe ik nu op gevoel. Net als de lijkwade. Die hang ik over het kruis, maar niet te elegant. Want het lijden wás niet elegant.”
Ze doet een stap terug van de tafel en bekijkt het eindresultaat. “Dit is het dan. Dit zou ook een plek kunnen zijn waar je een blocnote met briefjes bij legt. Een plek waar je voor je kunt laten bidden. Het is in elk geval een plaats van bezinning. Waar je kunt mediteren over wat niet goed ging in je leven, en waarvoor Hij heeft geleden. Zelfs is gestorven. En de dood heeft overwonnen. Daarachter”, ze wijst naar de lege ruimte achter het stuk, “gaat de weg verder. Want we weten dat Jezus overwinnaar is. Ja, daar komt een open graf, vol met bloemen.”