Column: 'Na urenlange stilte doe ik bijna een dansje als de visboer langskomt'
26 maart 2022 · 17:56
Update: 15 november 2024 · 11:34
Gerrianne woont met haar gezin in Spanje, waar ze Nederlandse tienermeiden opvangt. Voor Eva schrijft ze wat haar bezig houdt en opvalt in het leven.
Zestig huizen staan er ongeveer in onze parochie. Als je de berg op rijdt, kom je na een minuut of twintig slingeren bij het groepje woningen dat de woonplaats omvat. En voor je drie keer met je ogen hebt geknipperd, ben je er weer door. Ik bedoel maar; een dorp kan je het niet noemen. Tussen zes en negen in de ochtend klinkt er hier een daar een autodeur en hoor je het geronk van de schoolbus die de kinderen ophaalt om hen naar school te brengen. Daarna wordt het stil. Heel erg stil.
‘Een leven in afzondering klinkt als een waar walhalla’
Vroeger kon ik ervan dromen dat ik kluizenaar zou zijn. Alleen in de natuur of in een heel oud klooster met een paar medezusters, die dan bij voorkeur ook nog een zwijggelofte hadden afgelegd. Langzaam stil worden vanbinnen. Tot je hoofd leeg en fris zou zijn als een grasvlakte in het voorjaar, en er alleen nog pure schoongewassen wijsheid te vinden was. Zolang ik me kan herinneren heb ik een haat-liefde verhouding met mijn neiging om overal binnen de kortste keren een sliertje gezellige mensen op te duiken waarmee ik vervolgens ook evenredig veel gezellige dingen wil doen. Als gevolg van dit patroon loop ik regelmatig over van de prikkels en verzuip ik soms in een volledig volgestouwde agenda en een chaotisch hoofd. Een leven in afzondering klinkt dan als een waar walhalla.
Nu heb ik het. De stilte. Een half uur wandelen zonder een levende ziel tegen te komen. In de tuin staan en soms helemaal niks, maar dan ook niks, horen. Boodschappen doen en bij de kassa in een rijtje staan van één mens. Naar het Friesland van Spanje verhuizen bleek de ultieme test voor het kluizenaarschap. Een soort voorportaal. En ik heb besloten het toch niet te doen. Dat klooster bedoel ik. Ik blijk minder goed in afzondering dan gedacht.
Op rustige dagen kalmeer ik, maar doe na urenlange stilte vervolgens bijna een dansje als de visboer langskomt. De herderin van hiernaast kan ik wel knuffelen als ze de berg af komt met haar blatende troepje en me in haar onvervalst Galicisch een groet toeroept. Om over bezoek uit Nederland maar niet te spreken; daar klamp ik me aan vast als een Veluwse bos-teek.
'Het voelen van nabijheid van andere levens blijkt crucialer dan gedacht’
Ik vrees dat ik de gave van volledige afzondering niet bezit. Jammer wel, van alle wijsheid die ik in dat klooster ging verwerven. De ruimte in mezelf die bestemd is voor die ander komt me voor als een holle kamer met lege wanden wanneer die niet wordt bewoond. Het voelen van de nabijheid van andere levens blijkt crucialer dan gedacht. Voor mij, maar dan misschien ook wel voor de ander.
Filosoof Levinas zei het al: ‘Het is in de ogen van de ander dat men zichzelf vindt.’ En dus zwaai ik schaamtelijk lang naar de chauffeur van de schoolbus en joel vrolijk terug naar de roepende schaapherder. De echo van onze groet blijft hangen tussen de bergwanden en vult de lucht met menselijkheid. Wat nou stilte.