Column #45 van Wilfred: ‘Vliegvakanties? Mij niet gezien. Het is meestal niet zo dat je na een vliegtuigongeluk met de schrik vrijkomt’
9 augustus 2024 · 11:01
Update: 9 augustus 2024 · 11:19
Wilfred Hermans is getrouwd, vader van drie kinderen en freelancejournalist en tekstschrijver. Voor Eva schrijft hij over zijn wisselende successen als echtgenoot en vader.
Ik heb het niet zo op vliegen. Vliegvakanties? Mij niet gezien. Naast het vervuilende aspect heeft een ongeluk met een vliegtuig vaak zo’n definitief karakter. Het is meestal niet zo dat je na een vliegtuigongeluk met de schrik vrijkomt; de voorbumper uitdeuken en weer door. Nee. Áls er wat misgaat, vliegt het complete gevaarte in de fik of worden er enkel wat brokstukken teruggevonden in één of ander rotsachtig gebied. Van die hele situatie hoef ik niet per se deel uit te maken.
Nu zit ik met een dilemma. Goede vrienden van ons hebben serieuze trouwplannen én het zou hen fantastisch lijken als wij op de bruiloft hun familie zouden ontmoeten. Dat zou inderdaad fantastisch zijn, ware het niet dat het land in kwestie nou niet bepaald per auto te bereiken is. Blijft over: dat vermaledijde vliegtuig waarin ik nog niet dood gevonden wil worden.
Een andere vriend, een praktische gozer bij wie het glas altijd halfvol is, sprak me kalmerend toe. ‘Waar doe je moeilijk over? Je stapt in het vliegtuig, je stapt weer uit, je pakt een taxi, viert een mooi feest en daarna vlieg je weer naar huis. Wat kan er nou misgaan?’
Wat er mis kan gaan? Wat er mís kan gaan?! Ha, hou me tegen! Daar heb ik zo wel mijn ideeën over. Fasten your seatbelts!
Het begint al bij het pakken van de koffers. Hoe zat het ook alweer met de handbagage? Even wegen. De weegschaal is een oudje, zou het kloppen? We bellen aan bij de buren om hun weegschaal te gebruiken, maar ze zijn niet thuis. We wagen de gok.
Wat er mis kan gaan? Wat er mís kan gaan?! Ha, hou me tegen! Daar heb ik zo wel mijn ideeën over
Op naar Schiphol. We overwegen de auto, maar dan betaal je je blauw aan parkeerkosten op Schiphol. Daarom nemen we de trein. Die heeft vertraging, want hé, het is wél de NS. Bij het inchecken blijkt er ook nog iets mis te zijn met de OV-chipkaart van één van de kinderen; zodra de trein stopt, zoeken we koortsachtig een conducteur om te overleggen. Gelukkig, we mogen zo instappen.
Net op tijd arriveren we op Schiphol. Iedereen heeft inmiddels honger. Half rennend en struikelend zoeken we naar de lift om ook de kinderwagen, afgeladen met onze spulletjes, op de juiste verdieping te krijgen. Die lift blijkt uiteindelijk buiten werking. Dan maar met de roltrap. Abel durft er niet op te stappen, struikelt en valt achterover, een koffer valt over hem heen. Huilen.
Bij het inchecken blijkt onze handbagage anderhalve kilo te zwaar. Er moet iets uit; de kinderboekjes? Drinken? Het lunchpakket? Helse dilemma’s.
Eindelijk is het zover. We kunnen ons vliegtuig in. De kinderen vinden het geweldig. Zij beseffen niet dat haringen in een ton zeeën van ruimte hebben vergeleken met de vierkante meter die ík tot m’n beschikking heb. Vlak achter mij begint een baby te huilen. Uit pure overlevingsdrang zet ik mijn noice cancelling koptelefoon op, tot ongenoegen van mijn vrouw die meent dat ik me onttrek aan het gezinsgebeuren. Maar ik onttrek me nergens aan, ik wil gewoon niet dat babygehuil het laatste is wat ik hoor voordat ik neerstort. Sterven met een glimlach op mijn gezicht, dat is wat ik wil.
Slapen in een vliegtuig lukt me niet. De rest van het gezin slaapt wel, dus wie onttrekt zich nou eigenlijk? Na mijn derde krampaanval klinkt dan, toch nog onverwacht, een stem uit de cockpit. Fasten your seatbelts. Oh boy, gaat ‘ie ons vertellen dat we neerstorten? Nee, we naderen onze bestemming! Wie had dat gedacht, we made it! Zelfs na de landing is er geen schaafwond te bekennen. Ik sta op, stoot m’n hoofd en wacht in de rij om uit te stappen. Wat zei die vriend ook alweer? O ja, taxi, feestje en weer naar huis. Hoe moeilijk kan het zijn?