Coach Jakob van Wielink: ‘Je kunt niet in je eentje rouwen’
30 mei 2024 · 08:53
Update: 30 mei 2024 · 15:18
Jakob van Wielink, coach en partner van de School voor Transitie, heeft goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws: we hebben met z’n allen een probleem. Het goede nieuws: met elkaar kunnen we het ook oplossen.
Jakob (49) is geen zwartkijker. Sterker nog, hij is een rasoptimist. Maar hij heeft zo zijn zorgen over onze maatschappij en de mensen die erin leven. Hij deelt ze op een lenteachtige dinsdagmorgen in ‘zijn’ School voor Transitie. Een trainingscentrum voor leiders, achter in de tuin van het Dominicanenklooster in het Gelderse Huissen.
‘Niet allemaal radicaal-rechts’
Nog voordat het interview goed en wel begonnen is, vertelt Jakob over een boek dat hij net heeft uitgelezen. “De Duitse schrijver Hermann Hesse schreef in het begin van de vorige eeuw Siddharta, dat gaat over ontdekken wie je bent in een weerbarstige wereld. Het boek laat indringend zien hoe ons denken voortdurend in de weg zit en hoe we over alles oordelen.”
Wie is Jakob van Wielink?
“We zijn zó geneigd stickers te plakken dat het onze samenleving ontwricht”, vervolgt Jakob. “Zo ben ik erg geschrokken op de dag na de Tweede Kamerverkiezingen afgelopen november, toen de PVV de grootste was geworden. De uitspraken die klonken over Wilders en zijn achterban, waren ontzettend veroordelend. Volgens mij realiseren we ons niet dat dit miljoenen mensen zijn zoals jij en ik. Mensen die werken, naar de kerk gaan, een gezin hebben. Mensen met verlangens, dromen, idealen en verdriet. Mensen die niet allemaal radicaal-rechts zijn. Het onvermogen de ander te zien en elkaar vragen te stellen, zit ons vreselijk in de weg.”
Wat zit het dan precies in de weg?
“Verbinding. Ontmoetingen van hart-tot-hart. Kijk, aan het eind van de dag is het niet zo boeiend of wij het eens zijn over politiek of geloofskwesties. Natuurlijk heb ik mijn overtuigingen. Ik ben diepgeworteld in de Katholieke Kerk. Maar dat vormt geen belemmering om jou vanuit mijn nieuwsgierigheid tegemoet te treden. Ik kan mijn eigen opvattingen daarbij goed behouden, daar hoef ik niets aan af te doen.
Als je weet wie je bent, hoef je niet bang te zijn
Alleen, en dat is cruciaal, dat lukt mij omdat ik weet wie ik ben. Ik weet waar ik vandaan kom en hoe ik in het leven sta. Weet je wanneer we wél bang zijn voor het onbekende? Als we niet goed weten wie we zelf zijn. Dan is oordelen veiliger dan interesse tonen.”
‘Steeds eenzamer’
Jezelf leren kennen: Jakob noemt het ‘de uitnodiging van het leven’. “Honderdduizenden mensen lopen rond met existentiële onzekerheid rond de vraag: wie ben ik? Dat is niet het probleem van een individu alleen. Het is een probleem van ons allemaal. Doordat we elkaar geen vragen meer stellen, voelen we ons steeds eenzamer. En in die eenzaamheid gaan we aan onze identiteit twijfelen. Wie ben ik als man, als vrouw, als ouder, als kind, als gelovige?” Het zijn geen vragen die je in je eentje op een donkere zolderkamer kunt beantwoorden. “Je identiteit krijgt vorm in de interactie met je medemens die fundamenteel geïnteresseerd is in wie je bent.”
Gepest
Op de School voor Transitie, die Jakob opzette en nu runt met twee partners en andere medewerkers, leert hij professionals alles over leiderschap. “De paradox van leiderschap is dat het begint met zelfleiderschap. Als je invloed wilt uitoefenen op anderen, moet je eerst jezelf kennen. Ik verwoord het nu natuurlijk scherper dan op mijn 16e, maar het is voor mij al van jongs af aan helder geweest dat het mijn taak is om nieuwsgierig te zijn naar mezelf en naar de wereld om mij heen. Ook – of júíst – als het leven dingen op je pad brengt waar je niet op zit te wachten. En dat is mij ook meer dan eens overkomen…”
Als kind werd je gepest.
“Dat begon toen ik een jaar of 7 was en duurde tot mijn 12e. Het is ontwrichtend geweest in mijn leven. School was voor mij deels overleven. Ik was vaak angstig en eenzaam. Terwijl ik een nieuwsgierig jongetje was, dat boeken las en veel interesses had. Aan die kant van mezelf wilde ik graag uiting geven, maar ik wist niet hoe.”
Een pijnlijke periode.
“Ja, al had dit ook een andere kant. Mijn ouders hielden van reizen. Ze namen mijn zus en mij mee naar plekken in Frankrijk, Spanje, Portugal. Hierdoor ontdekte ik al snel dat de wereld groter is dan Eersel, het Brabantse dorp waarin ik opgroeide. Dat besef hielp me. En vanaf het allereerste begin voelde ik mij aangetrokken tot het geloof. Of beter gezegd: tot Jezus.”
Zo jong al?
“Ik groeide op in een katholiek gezin en we gingen naar de kerk. Godzijdank. Een van de dingen waarvoor ik mijn ouders het meest dankbaar ben, is dat ze het besluit hebben genomen mij te laten dopen. Dat gebeurde in de paasnacht, in 1975, ruim een half jaar na mijn geboorte. Daarmee is de kiem gelegd voor mijn eigen geloof. Als je het hebt over goed nieuws, is dat voor mij de film Jesus Christ Superstar die ik op de basisschool bekeek. Toen ik die zag, wist ik: die Man wil ik volgen. Maar dat verhaal landde absoluut in een bedding die veel eerder al werd gevormd in de kerk.”
Heb je het God ooit kwalijk genomen dat je zo werd gepest?
“Op de middelbare school heb ik me emotioneel vaak geen raad geweten. Er zijn periodes geweest waarin ik ’s avonds bad: ‘God, als U het wil, vind ik het wel goed als ik morgen niet meer wakker word.’ Soms was ik teleurgesteld als ik mijn ogen weer opendeed. Ik dacht: God, als U zo veel van mij houdt en dit is mijn grootste verlangen, dan is het voor U toch een kleine moeite?
Terugkijkend heeft Hij mij in die wanhopige gebeden iets anders laten zien. Hij heeft mij laten ervaren dat je vanuit angst niet hoeft te vluchten in pijn en lijden. Het is niet erg om bang te zijn.”
Het is de worsteling die vertrouwen geeft
Verbinding. Het is een woord dat vaker valt in het gesprek en het speelt een centrale rol in het leven van Jakob. Op de middelbare school zijn er weinig volwassenen die hem voorleven hoe dat eruitziet, leven in verbinding. Maar een paar docenten zetten de inmiddels mondige en opstandige scholier op een ander spoor. “Ze zagen mij écht en lieten dat blijken door op het juiste moment een vraag te stellen. Zo knap. Doordat zij mij zagen, dacht ik: het kan ook anders. Waarna ik bijvoorbeeld in de leerlingenraad en daarna in de medezeggenschapsraad kwam.”
‘Door God vastgepakt’
Na zijn rechtenstudie gaat Jakob aan de slag als advocaat in familiezaken en docent internationaal recht. Via een mensenrechtenorganisatie raakt hij betrokken bij vredes- en gerechtigheidsprojecten in Oeganda, de Democratische Republiek Congo en op Atjeh. De wereld lag aan zijn voeten, een mooie internationale carrière glansde hem tegemoet. Maar dat pad is hij nooit opgegaan. “Ik ben door God vastgepakt – zo voelt dat – en terug naar huis gestuurd.”
Wat gebeurde er precies?
“Het was in Oeganda. Daar had een enorm etnisch conflict gewoed en in een rollenspel probeerde ik mensen van verschillende geloofsrichtingen met elkaar in gesprek te brengen. Een emotioneel proces. Op het moment dat ze met elkaar in gesprek gingen, werd ik geraakt. Het was alsof God mij beetpakte en zei: ‘Eerst je eigen huiswerk.’ Ik ben teruggevlogen naar huis en begon tijdens de vlucht al vragen te stellen. Hoe zit het eigenlijk met mijn eigen verwondingen? Toen ik landde, wist ik nog niet dat ik begonnen was aan een bijna tienjarige reis naar heling.”
Welke vragen stelde je jezelf?
“Waar ben ik gewond geraakt? Wat is de impact geweest op wie ik ben geworden? Hoe geef ik mijn relaties vorm? Hoe sta ik in gemeenschappen? Ik ben me gaan bekwamen op het vakgebied van coaching. Ik ben op alle mogelijke manieren met mezelf geconfronteerd. Het was een groot onderzoek naar mijzelf.”
Wat leverde dat onderzoek op?
“Een blik op mijn echte verwondingen. Dat de lollige jongen die ik zolang wilde zijn inmiddels een volwassen man was die nog steeds wilde laten zien dat hij het beste jongetje van de klas was. En dat die man niet doorhad dat dit patroon hem ervan weerhield om mee te spelen, om daadwerkelijk mee te doen. Ik ontdekte hoe belangrijk gemeenschap voor me is, en hoe groot mijn verlangen naar vriendschap.”
‘Soms erg pijnlijk’
Jakob leert te praten over het pesten dat zijn jeugd tekende. Met horten en stoten. “Met mijn ouders heb ik ongemakkelijke gesprekken gevoerd. Heel open, maar soms erg pijnlijk. Over dat het thuis soms ongemakkelijk was, dat ik me te weinig beschermd heb geweten. Daar kun je niks meer aan veranderen en toch is het belangrijk dat we onze harten naar elkaar geopend hebben. Mijn moeder is een paar maanden geleden overleden, maar ik ben blij dat we deze gesprekken gevoerd hebben. Dat heeft veel heling opgeleverd.”
Je vader was hoofd van de school waarop jij gepest werd.
“Dat maakte het voor hem ook ingewikkeld. Hij was toen nog jonger dan ik nu ben, dus hij zat nog midden in zijn eigen ontwikkeling. Hij wilde wel ingrijpen toen hij het zag, maar wist niet hoe, vertelde hij een paar jaar geleden. Door er met hem over te praten, gingen langzaam maar zeker de scherpe kanten ervan af. Inmiddels durf ik te zeggen dat mijn wonden van het pesten geheeld zijn. Er zijn soms triggers, maar ze belemmeren me niet meer.”
‘Tel ik mee?’
Jakob is getrouwd met Svetlana die een dochter heeft uit een eerdere relatie. Samen kregen ze geen kinderen, terwijl ze beiden dat verlangen wel hadden. Een ‘finale trigger’ noemt hij het, het besef dat hij nooit zelf vader zal worden. “Dat heeft mij doen vragen wie ik ben als man. Doe ik ertoe? Tel ik mee? Verdien ik een plek aan tafel met andere mannen die wel vader zijn? Daar kon ik rationeel wel antwoord op geven, maar in mijn hart was dat moeilijker.”
Hoe heb je dat antwoord gevonden?
“Door te rouwen. De pijn aan te kijken en niet te snel genoegen te nemen met het antwoord dat… dat God een ander plan heeft.”
Je aarzelt.
“Ja, want dat zeggen we veel te snel. Iets als: ‘Waar God een deur dichtdoet, gaat er een andere open.’ Het is waar, maar het wordt pas echt waar als het vlees kan worden, als het ín mij waar kan worden. Dat is de reis die je moet maken.”
Hoe gaat dat, zo’n reis?
“God laat zichzelf kennen door andere mensen. Door gemeenschap. In elk verhaal van heling of bekering hebben anderen een rol gespeeld. Het is een mens geweest die jou op het pad heeft gebracht van de Bijbel, bidden of het geloof ontdekken. Wij kunnen God en zijn mysterie alleen leren kennen dankzij mensen die het ons voordoen. Jij doorloopt je persoonlijke reis dankzij mensen die je vastpakken, een hand geven, een vraag stellen. Die je ergens mee naartoe nemen, in stilte met je zijn of je alleen durven laten. Het gebeurt steeds door mensen.”
We begonnen ermee dat we juist dit heel moeilijk vinden, er op zo’n manier zijn voor onze naasten. Is er een oplossing voor dit probleem?
“Kijk, ons brein gaat pijn uit de weg. Het houdt niet van ongemak en gedoe. Dus manoeuvreren we alles wat pijnlijk is naar de zijkant, uit het zicht. Maar het is geen Pasen zonder Goede Vrijdag. Daarom staat die dag elk jaar op de kalender: Goede Vrijdag nodigt ons uit om heel concreet stil te staan bij wat er in ons leven gewond is geraakt. Wat pijn doet en waar we geen antwoord op hebben. De opstanding kun je alleen bereiken door concreet te rouwen. Dat doe je in gemeenschap. Je kunt niet in je eentje rouwen, dat gaat gewoon niet. Delen is helen. We kunnen pas heel worden als we andere mensen ontmoeten.”
Vertrouwen
De plek om dat delen bij uitstek te kunnen oefenen, is de kerk, vindt Jakob. Maar hij ziet ook dat juist kerkelijke gemeenschappen hiertoe nauwelijks in staat zijn. “Met elkaar samen zijn en ervaren waar het schuurt en pijn doet. En dan stil zijn, zonder platte Bijbelcitaten of gebeden. In gebrokenheid aan tafel zitten. Als ik mijn wond aan jou kan laten zien, ontstaat er iets van vertrouwen bij jou. Waardoor jij je wond misschien ook aan mij kunt laten zien.”
Waarom lukt dat zo slecht in de kerk?
“Het begint bij leiderschap. Ik ontmoet veel kerkelijke leiders en vaak is hun grootste uitdaging om van het podium af te komen en naast mensen te gaan staan. Met hun eigen wonden. Dat doen ze te weinig, waardoor ze meer verwondingen in stand houden dan ze helpen helen met hun preken.”
Wat maakt het zo belangrijk om als voorganger je worsteling te laten zien?
“Het is het grootste geschenk dat je kunt geven. Dat geldt ook voor ouders: kinderen willen kunnen zien dat ze kwetsbaar zijn. Dat betekent niet dat ouders hun problemen bij de kinderen neerleggen. Maar als kinderen zien dat hun vader of moeder een mens is die worstelt, geeft dat ze vrijheid die reis zelf ook aan te gaan. Het is de worsteling die vertrouwen geeft, niet het ideaalplaatje.”
Ben je hoopvol dat we dit gaan leren?
“Dat is de vrucht van de heling die ik in mijn leven heb ervaren: ik ben een rasoptimist. Ik heb mijn zorgen, maar ik wil op mijn manier mijn roeping leven. Wat dat betekent? Dat gaat over weten wie je bent. Weten welke betekenisvolle doelen je nastreeft. Je roeping gaat niet primair over wat je doet maar over wie je bent. En als je dat weet, kan daar alleen maar goed nieuws uit voortvloeien.”