Sluit je aan

Inloggen bij eo

Praat je mee? Als je bent ingelogd, kun je reacties plaatsen en gesprekken volgen.

Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.

Hulp nodig?

Check de veelgestelde vragen.

Bianca Groen Gallant.
© Jacqueline de Haas

Bianca Groen Gallant strijdt voor erkenning van het sla­ver­nij­ver­le­den

21 juni 2023 · 15:12

Update: 23 juni 2023 · 15:57

Dat passages uit de Bijbel waren gehaald zodat tot slaaf gemaakten zich niet op hun vrijheid konden beroepen, weet Bianca Groen Gallant nog maar zeven jaar. Ze ging naar eigen zeggen te luchtig om met het slavernijverleden, maar inmiddels strijdt ze voor erkenning ervan. “Ook met positieve bedoelingen kun je wit boven zwart zetten.”

Bianca Groen Gallant beleeft een druk jaar. Ze is adviseur ‘herdenken en vieren’ bij de EO, medeoprichter van de werkgroep Heilzame Verwerking Slavernijverleden, als diaken van de lutherse gemeente in Amsterdam lid van het moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) én coach voor mensen met autisme. Ze wil graag praten over haar persoonlijke link met het thema slavernijverleden, maar heeft er ook een dag van ruim acht uur vergaderen op zitten. Ze spreekt daarom graag af in haar ruime appartement in Dordrecht. Met teenslippers aan neemt ze plaats op de bank.

Moeite om over het slavernijverleden te praten heeft ze niet, vertelt de goedlachse Bianca. Vroeger wel. Ze stond er niet bij stil of schoof het aan de kant. Maar haar kijk op de zaak veranderde. “Ik kom van ver wat dit onderwerp betreft”, vertelt ze. “Daardoor kan ik mensen die moeite hebben met deze geschiedenis heel goed begrijpen.”

Toen

Ze kan er nog steeds om huilen, vertelt ze, met als bewijs dat haar ogen tijdens het vertellen spontaan waterig worden. Ze doelt op het moment dat ze in een kerk in Londen tussen allemaal mensen van kleur stond. Velen om haar heen uitten zich met verdriet over hun eigen verleden – dat van hun tot slaaf gemaakte voorouders en de doorwerking hiervan. Voor het eerst besefte ze: deze mensen, daar ben ik er één van. Dat gevoel was haar tot dan toe onbekend.

We moesten ons 'wit' gedragen

Welkom gevoeld

Als nuchtere, jonge vrouw uit Paramaribo voelde Bianca zich daarvoor nooit ‘zwart’. Ze voelde zich juist welkom toen ze emigreerde naar Nederland. Na de pabo was er werk voor haar in het onderwijs. Ze besloot dat áls ze gediscrimineerd werd, ze dat van zich af zou laten glijden. Een slachtofferrol past haar niet: “Ik kan altijd wel denken dat ik word gediscrimineerd.”

Je dacht vroeger helemaal niet na over zwart en wit?
“Nee, in mijn jeugd niet. Waar sommige mensen van kleur met hun ouders spraken over hun huidskleur en eventuele moeilijkheden, deed ik dat thuis niet. In Suriname was het sowieso minder een thema. De enige momenten dat huidskleur echt benoemd werd, was wanneer ik ruzie had met mijn oudere zus of broer. Dan zeiden ze: ‘Jij bent helemaal niet ons zusje, want jij bent zwart.’ Ik was namelijk de donkerste in mijn gezin.”

Het werd in ieder geval niet benoemd door je ouders?
“Nee, maar indirect was het wel aanwezig. We moesten ons bijvoorbeeld ‘wit’ gedragen. Als we als kind een Surinaams scheldwoord zeiden, keurde mijn vader dat af en noemde hij het ‘vernegerd’ gedrag. Ook mochten we van hem nooit met onze handen eten. Dat was voor arme, zwarte mensen, zei hij. Terwijl met de handen eten van sommige gerechten heel gewoon is in de Surinaamse cultuur. Als mijn vader niet thuis was, maakte mijn moeder vaak een traditioneel Surinaams gerecht. Dan aten we bijvoorbeeld moksi alesi, een eenpans rijstgerecht met bijvoorbeeld groenten, vlees en vis. Dat vonden wij als kinderen heerlijk. En het allermooiste: we mochten het met onze handen opeten. Dat soort maaltijden herinner ik me als één groot feest.”

Wie is Bianca Groen Gallant?

Bianca Groen Gallant (57) is onder andere voorzitter van de diaconie van de Evangelisch-Lutherse Gemeente Amsterdam en lid van het moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland. Ze werd in 1965 geboren in Paramaribo. Ze studeerde daar aan de pabo. Op haar 19e emigreerde ze naar Nederland. Inmiddels woont ze al jaren met haar man in Dordrecht. Tijdens haar werk als diaken werd ze zich bewust van het leed dat werd veroorzaakt door het koloniale en slavernijverleden, wat ook haar voorouders van drie generaties terug trof. Sindsdien zet Bianca zich in voor de erkenning van het slavernijverleden binnen de kerk.

Lees hier meer informatie over het herdenkingsjaar slavernijverleden.

Werd je afkomst meer een thema toen je in Nederland kwam?
“Ik kwam sinds mijn 4e regelmatig in Nederland vanwege mijn vaders werk. Mijn ouders hadden altijd al een band met dit land. Mijn zus ging hier op een gegeven moment studeren. Op mijn 19e besloot ik zelf hierheen te verhuizen met mijn toenmalige vriend. Vanaf dat moment ben ik hier weleens gediscrimineerd. Een vrouw begon bijvoorbeeld tegen mij te schreeuwen, omdat ik volgens haar te veel ruimte innam in de lift. Ik stond daar met mijn twee kleine kindjes en mijn fiets. Mijn zoon zat voorop, mijn dochter achterop. ‘Het zijn ook altijd jullie zwarten die in de weg lopen’, riep de vrouw woest. Daar schrok ik van. Toch heb ik me nooit écht gediscrimineerd gevoeld. Ik had zoiets van: als ik me daar druk om ga maken, kan ik me altijd wel een slachtoffer voelen. Die laconieke houding heb ik heel lang gehad.”

Na verloop van tijd ging je strijden voor erkenning van het slavernijverleden. Wanneer kwam de omslag?
“Als kerkenraad van de lutherse gemeente in Amsterdam kregen we de vraag wie er als afgevaardigde naar Engeland wilde voor een conferentie over het thema slavernijverleden. In eerste instantie werd er gedacht aan een predikant. Degene die werd gevraagd – een witte vrouw – wilde niet, omdat ze geen persoonlijke link had met het onderwerp. Toen werd er naar mij gekeken. Ik dacht alleen maar: ik heb er ook niets mee, het verschil is alleen dat ik een kleurtje heb. Maar ik besloot uiteindelijk toch te gaan.”

‘Dit zijn mijn mensen, en ons is iets verschrikkelijks aangedaan’

Omslagmoment

Voorafgaand aan de conferentie heb ik mij verdiept in het koloniaal verleden van Nederland. Daardoor ontstond een licht besef van: dit is ook onderdeel van mijn persoonlijke geschiedenis. Maar het kwam pas écht binnen toen we daar waren. In een dienst vertelden jonge, zwarte mensen over de strijd die ze dagelijks moesten leveren om hun dromen te bereiken. Aan het einde zongen we klaagliederen uit de tijd van de slavernij. Ik zag ineens al die mensen van kleur om me heen staan, zij voelden het verdriet van onze voorouders wél. Ik hoorde ze rouwen en dacht ineens: ik ben één van hen. Hun verdriet kwam zo binnen, het werd ook mijn verdriet. Toen besefte ik: dit zijn mijn mensen, en ons is iets verschrikkelijks aangedaan. Dat gevoel is nooit meer weggegaan.”

Voelde dat moment als een roeping?
“Ja, ik was nota bene afgevaardigde van de kerk. Als diaken had ik een goede positie en ik voelde dat ik met een doel bij die conferentie was. Er kwam in mij een heel sterk gevoel naar boven van: hier moet ik iets mee. Enerzijds voelde ik het verdriet van ‘mijn’ mensen om het grote leed dat zichtbaar werd. Aan de andere kant had ik een schuldgevoel en bekroop me de gedachte: hoe kan ik hier nou altijd zo makkelijk over hebben gedaan? Het voelde alsof ik mijn tot slaaf gemaakte voorouders heel lang tekort had gedaan door dat onderdeel van mijn eigen geschiedenis weg te stoppen.”

In jouw rol wijs je vaak op de verantwoordelijkheid van de kerk. Waarom?
“Veel kerken hebben in het verleden bijgedragen aan het tot stand komen en in stand houden van slavernij. Een dominee kreeg bij aankomst in Suriname letterlijk tot slaaf gemaakte mensen bij zijn predikantswoning. Ook werden passages over onderdrukking van anderen uit de Bijbel gehaald. Er werd alles op alles gezet om tot slaaf gemaakten zich niet vrij te laten voelen. Misbruik van de theologie heeft toen duidelijk bijgedragen aan wat er fout is gegaan. Daarom vind ik dat juist de kerk zich nu ook mag inzetten voor herstel.”

Bianca Groen Gallant
© Jacqueline de Haas

Nu

Hoewel Bianca nu actief werkt aan erkenning van het slavernijverleden, noemt ze zichzelf niet activistisch. Ze is soms wel jaloers op mensen die zich activistischer durven op te stellen, zoals politica Sylvana Simons en Akwasi, de directeur van Omroep Zwart. Zij pakt het zelf anders aan, op een manier die bij haar karakter past: mild, met oog voor verbinding, en misschien een tikje conflictvermijdend.

Boos voor het goede doel

Maar het vuur in haar brandt daarom niet minder. Ze stapt zelfs weleens over haar eigen ego heen en wordt dan ‘functioneel boos’, zoals ze het zelf noemt. Maar alleen voor het goede doel: erkenning van het verleden én voor haar nageslacht. Ook al had ze voor het laatste haar boze kant meer willen inzetten.

Wat is dat, functioneel boos zijn?
“Ik heb regelmatig dat ik iets over het slavernijverleden meerdere keren uitleg, maar me niet gehoord voel. Zo sprak ik met collega’s over de aandacht voor het slavernijverleden. Iemand wilde ook erkenning geven aan wat er in Indonesië is gebeurd. Natuurlijk vind ik dat ook belangrijk, maar ik wilde dat de verhalen van tot slaaf gemaakten niet overschaduwd werden. Dat had ik al meerdere keren gezegd, maar het drong niet door. Toen schoot ik uit mijn slof en riep: ‘Zie je wel! Dit bedoel ik met koloniaal denken. Jullie witte mensen denken het nog altijd beter te weten.’ Daar had ik achteraf wel spijt van.”

‘Ik had meer voor mijn kinderen willen opkomen’

Maar je doet het dan toch, waarom?
“Omdat ik zie dat het op zo’n moment nodig is. Daarom sta ik er wel achter, ook al zeg ik het liever op een aardige manier. Ik zie dat racisme nog steeds bestaat door dat hardnekkige koloniale denken, soms van heel dichtbij. Mijn eigen kinderen hebben er bijvoorbeeld veel meer mee te maken gehad dan ik dacht. Mijn dochter mocht in eerste instantie niet naar het vwo, terwijl ik – met mijn achtergrond in het onderwijs – zeker wist dat ze het kon. Andere klasgenootjes mochten het wel, terwijl zij minder goede resultaten hadden. Uiteindelijk mocht het, omdat ik niet opgaf. En ze heeft het met twee vingers in haar neus gehaald.

Ook kwamen mijn kinderen allebei regelmatig thuis met verhalen dat zij zeker wisten dat zij niet gelijkwaardig werden behandeld door hun huidskleur. Door bijvoorbeeld een overblijfmoeder die kleinerende opmerkingen maakte. Of dat de juf hen dom noemde als ze een opdracht niet snel genoeg begrepen. Door mijn nuchtere houding had ik niet het gevoel dat dat discrimineren was. Nu weet ik dat dit soort dingen wel degelijk discriminerend kunnen zijn. Of iemand het nu bewust doet of niet.”

Heb je spijt van die houding?
“Ik had meer voor mijn kinderen willen opkomen. Zij zaten op een relatief witte school waar duidelijk onderscheid werd gemaakt op basis van hun afkomst. Nu zegt mijn onderbuikgevoel: hoe mijn kinderen werden behandeld zou best racisme geweest kunnen zijn. Zij verweten mij lange tijd dat ik hen toen niet geloofde. Dat doet mij als moeder veel verdriet.”

Straks

Wat kan de kerk doen om discriminatie tegen te gaan?
“Het zou mooi zijn als de kerk erkent dat er in het verleden heel veel is misgegaan, en dat het ook nog steeds gebeurt. We prediken altijd over naastenliefde, maar laten we dat dan ook in praktijk brengen. Neem bijvoorbeeld de PKN – die telt 1,7 miljoen leden. Als al die leden de verhalen horen van mensen die te maken hebben met alledaags racisme, en als zij zich vervolgens gaan inzetten om dit te voorkomen, verspreidt die naastenliefde zich steeds verder. Als we in de kerk op die manier bij onszelf beginnen, komen we al een heel eind.”

Ik heb goede hoop dat er daadwerkelijk iets verandert

Wat is daarvoor nodig?
“Het is voor zowel witte als zwarte mensen nodig om zich met het verleden te verzoenen. Daarvoor moet je weten wat er is gebeurd en wat daar de gevolgen nog van zijn. En dat vraagt gesprek met elkaar. Als je ruzie met iemand hebt, komt het ook nooit helemaal goed als je er niet over praat. Je kunt wel denken: het is allemaal zo lang geleden, maar wij mensen van kleur dragen het trauma van de generaties voor ons mee, net zoals het superioriteitsdenken er bij witte mensen onbewust ook nog in zit.”

Koloniaal beeld

“Ik weet zeker dat veel witte mensen zich niet bewust superieur gedragen,” vervolgt Bianca, “maar vaak zie ik dat het onbewust wel zo gaat. In mijn kerk sprak een witte predikant een zwarte vrijwilliger over iets wat moest gebeuren. In de Surinaamse en Antilliaanse cultuur was het gebruikelijk om weg te kijken als iemand met autoriteit je aanspreekt. Die vrouw boog haar hoofd, het oude patroon speelde op. De dominee begon op zijn beurt harder te praten en gebruikte eenvoudiger woorden, omdat hij het idee had dat de vrouw hem niet begreep. Onbewust straalden ze allebei iets uit van dat koloniale beeld.”

Er zijn vast ook mensen die denken: ik ben geen racist.
“Mijn man is een Nederlander met een witte huidskleur. Ook hij is er regelmatig van overtuigd dat hij geen racistische denkbeelden heeft. Maar toen we laatst in de ziekenhuislift stonden, zagen we een poster. Daarop stonden vier artsen, waarvan één met een zwarte huidskleur. Toen zei mijn man: ‘Knap hè, dat een zwarte arts de specialist is?’ Waarop ik zei: ‘Zwart en wit zijn nog niet gelijkwaardig, ook niet in jouw hoofd.’ Natuurlijk maakt dat mijn man geen racist, integendeel, hij bedoelde het positief. Maar het laat wel zien dat het nog steeds niet als vanzelfsprekend wordt gezien dat een zwart iemand een hoge positie bereikt. Het wordt pas gelijkwaardig als dat soort onbewuste dingen bewust worden.”

Gaat het ooit gebeuren, dat wit en zwart écht gelijkwaardig zijn?
“Toen premier Rutte in december 2022 namens de overheid excuses aanbood voor het slavernijverleden, ontroerde het mij. Ik dacht: dit kan de eerste stap zijn waardoor het beter gaat worden voor mijn kleinkinderen, waarvan de jongste 3 en 6 jaar waren. Inmiddels heb ik goede hoop dat er daadwerkelijk iets verandert. Ik zie het bij witte vrienden van mijn dochter, die veel meer in de werkelijkheid staan en zich stevig uitlaten over racisme en discriminatie. Dat laat voor mij zien dat er qua bewustzijn in ieder geval een verschuiving gaande is in de volgende generatie. Misschien willen mensen er niet in meegaan, maar ik blijf me er wel hard voor maken.”