Ayfer Koç: ‘Als kind werd ik weleens met stenen bekogeld’
9 december 2020 · 08:00
Update: 21 november 2024 · 07:37
“Ik wil iets teruggeven aan de samenleving,” zegt Ayfer Koç, CDA-raadslid in Enschede. Als 9-jarige vluchteling zat ze acht maanden ondergedoken in een remonstrantse kerk in het Achterhoekse Lochem. De barmhartigheid van de kerkelijke vrijwilligers blijft haar altijd bij.
In de zomer van 2020 dook Ayfer Koç (49) een paar keer op in de media door de strijd om het CDA-lijsttrekkerschap tussen Hugo de Jonge en haar man – Pieter Omtzigt. Ayfer hielp Pieter met campagnevoeren. Ze stond naast hem op het podium toen de winst nipt naar Hugo de Jonge ging. Ondanks het verlies kijkt ze er met voldoening op terug. “Het was ook een heel mooie periode,” vertelt ze met een twinkeling in haar ogen. “Pieter kwam in tweeënhalve week zo ver. Er barstte een energie los in de partij – en ook bij Pieter.”
De vrouw van Pieter Omtzigt
In Nederland mag ze dan een beetje bekendstaan als de vrouw van Pieter, in haar woonplaats Enschede kennen ze Ayfer vooral als CDA-raadslid. Haar geloof is daarbij een belangrijke inspiratiebron: “Het feit dat ik bij het CDA zit, is echt om de C,” legt ze uit. Jezus vormt haar grote voorbeeld: “Niet oordelen, opkomen voor de kwetsbaren, jezelf opofferen voor anderen: zo wil ik ook in het leven staan. Ik wil Hem navolgen in Zijn dienend leiderschap. Juist daarom gaat mijn aandacht uit naar groepen als laaggeletterden, mensen in armoede en – heel verrassend misschien – de lhbti-gemeenschap, die óók vaak in een bepaalde hoek wordt weggezet.”
Gediscrimineerd
Dat die christelijke waarden niet vanzelfsprekend zijn, ervaarde ze al als jong meisje in haar geboorteplaats Mardin: een oud Turks stadje, gebouwd op de rotsen van een vulkaan. Met haar familie maakte ze deel uit van een Syrisch-orthodoxe gemeenschap. “Toen ik opgroeide, werden we steeds meer gediscrimineerd,” herinnert ze zich. “Het was heel dubbel: we hadden een mooi huis, mijn vader was een succesvol ondernemer. Tegelijk werd onze vrijheid steeds verder ingeperkt. Zo mochten we geen functies als burgemeester, politieman of rechter bekleden. Als kind werd ik samen met andere christelijke kinderen weleens met stenen bekogeld of uitgescholden. Een minderheid waren we, en we leefden altijd met een bepaalde angst."
Ik was toch maar een vluchteling?
"Steeds meer christenen vertrokken. Sommigen naar de grote steden om in de massa te verdwijnen, anderen naar het buitenland. Ook mijn ouders wilden hun kinderen een goede toekomst geven en daarom besloten ze in 1979 naar Nederland te vluchten. Eerst mijn moeder, twee zussen en broertje. Mijn vader had nog een aantal winkels in Turkije en mijn ouders wilden eerst zeker weten of er in Nederland een toekomst voor ons lag. Toen mijn moeder daar een jaar later vertrouwen in had, volgden mijn vader, mijn zus en ik.”
Welke vroegste geloofsherinnering heb je aan je kindertijd in Mardin?
“De Bijbellessen die we elke zaterdag volgden in de kerk. We leerden allerlei psalmen uit ons hoofd, die we ook op zondag zongen. Wat ik me ook heel goed herinner, is het samenzijn. Op de grote christelijke feestdagen – Kerst, Pasen en de voor de protestanten onbekende Mariaopstanding – gingen we met de hele familie naar een klooster. Daar logeerden we dan met meerdere gezinnen. Geloof was niet alleen ‘met God bezig zijn’, maar ook echt met de gemeenschap. Als kind ervaarde ik dat als een warm bad.”
‘Iedereen is vertrokken’
Ayfer pakt haar smartphone erbij en zoekt een foto. “Kijk, dit is Mardin. Mooi hè? Het staat op de lijst van het Unesco Werelderfgoed.” Ze wijst naar de hoger op de berg gelegen zandkleurige huizen: “Hier zie je het oude gedeelte, daar woonden wij. Mijn opa en oma hadden een prachtig huis met een kelder en drie verdiepingen. Daar woonden dan ook meerdere gezinnen in.”
Wat is er nog over van de christelijke gemeenschap in Mardin?
“Ik ben er in 2009 pas weer geweest. In mijn kindertijd waren er nog veel christelijke ondernemers, maar daar zie je nu niets meer van. Iedereen is vertrokken. Ik herkende het gewoon niet meer. Ontzettend triest, ook omdat Mardin vroeger een christelijke stad was, zeker begin vorige eeuw. Die oude cultuur is in een paar jaar tijd weggevaagd. En vergeet niet: in dát gebied ontstond het christelijk geloof. Toch zie ik ook hoopvolle ontwikkelingen. Een deel van de christelijke vluchtelingen die nu in Europa wonen, heeft een tweede huis gekocht in dit gebied. Met name ouderen gaan in de zomer terug naar Mardin. En de kloosters en kerken zijn opgeknapt, gefinancierd door de mensen in de diaspora.”
Na jullie vlucht naar Nederland moesten jullie hier onderduiken. Waarom was dat?
“Mijn moeder was ingetrokken bij mijn oom in Hengelo, maar had nog geen verblijfsstatus. Dat betekende dat we met het hele gezin – mijn ouders en vijf kinderen – nog in afwachting waren of we in Nederland mochten blijven. Geen idee of dat terecht was, maar we vreesden dat we opgepakt zouden worden en uitgezet naar Turkije. Daarom doken we met meerdere Syrisch-orthodoxe gezinnen onder bij een remonstrantse kerk in Lochem. De eerste drie maanden kwamen we niet naar buiten. De Raad van Kerken heeft enorme druk uitgeoefend op de minister van toen om asiel te verlenen aan christen-Turken – zoals ze ons toen noemden. Die term vond niet iedereen even leuk. Niet elke christen uit Turkije wil ‘Turk’ genoemd worden. Hoe dan wel? Of Syrisch-orthodox, of Suryoye – zoals ik mezelf het liefst noem.”
Hier in Twente noemen we die naastenliefde noaberschap
Wat weet je nog van die tijd dat je ondergedoken zat?
“Ik herinner me het als een mooie tijd. Gek is dat, hè? Vrijwilligers vermaakten ons de hele dag en kookten voor ons. En elke ochtend haalde de juffrouw ons met de auto op voor school. Dat vond ik zó bijzonder. Ik was toch maar een vluchteling? Toch stonden al die mensen belangeloos voor ons klaar. Dat is zo’n rijkdom in Nederland, ik kende dat gewoon niet.” Ze glimlacht: “Hier in Twente noemen we die naastenliefde noaberschap – letterlijk ‘nabuurschap’. Een prachtige christelijke waarde, die in de Nederlandse cultuur verankerd zit.”
Tussen twee culturen
“In 1981 kregen we een eigen plek voor ons gezin: een zomerhuisje in Enschede,” vervolgt ze. “Maar het duurde nog tot 1985 voordat we een verblijfsstatus kregen. Voor mijn ouders waren dat loodzware jaren. We leefden in armoede, kregen heimwee, voelden ons ontworteld. We misten onze familie. Mijn vader heeft zijn ouders nooit meer gezien, terwijl de familiebanden in onze cultuur zo ontzettend hecht waren.
Tegelijkertijd probeerden we iets in Nederland op te bouwen. Dat viel niet mee, zeker niet in mijn puberteit. Ik moest voortdurend tussen twee culturen leven. Wij hebben best een strenge cultuur, en dat leverde spanningen op met de vrije Nederlandse cultuur. Uiteindelijk trouwde ik als de eerste uit de Suryoye-gemeenschap met een Nederlander.” Ze lacht: “Een schande!” Dan weer serieus: “Een moeilijke periode was dat. Uiteindelijk maakte ik het wilsbesluit om beide culturen als een geschenk te zien. Dat nam de spanning weg en zo kon ik de rijkdom uit beide culturen omarmen.”
Hoe is je geloof nu anders dan dat van je ouders?
“Ik zeg altijd: ik had een oude vader in Turkije, en een nieuwe vader in Nederland. Ik weet nog dat hij in Turkije een keer naar onze klas kwam en dat ik me ontzettend trots voelde: een stoere, knappe zakenman. Zo keek de juf ook naar hem. In Nederland heeft hij het lef gehad om opnieuw voor zichzelf te starten, maar ik merkte aan alles dat hij niet meer mee kon komen. De taal beheerste hij niet, het zakendoen ging anders dan in Turkije. Waar mijn moeder haar rijexamen en A/B/C-zwemdiploma haalde en zich ontwikkelde, raakte mijn vader steeds verder achter. Dat heeft wel iets gedaan met zijn zelfbeeld. Hij stelde zich steeds passiever op, en verbloemde dat door te berusten in het lot dat God hem gaf. ‘Als God het wil,’ zei hij vaak. De laatste jaren had hij steeds minder contacten en leefde hij teruggetrokken. Vorig jaar is hij op 80-jarige leeftijd overleden.”
Betere resultaten
Ze zucht: “Dat het lot een groot deel van je leven bepaalt, daar geloof ik niet zo in. Al op de basisschool ontdekte ik dat mijn best doen betere resultaten opleverde. Nee, dat berustende van mijn ouders, zo sta ik niet in het leven. Daar hebben we dan ook heel wat discussies over gehad. ‘Je doet het sámen met God,’ wierp ik altijd tegen. ‘Je hebt zelf ook een rol.’ Mijn moeder is daar gelukkig wel enigszins in veranderd. Ze staat nu positiever in het leven.”
Wat was, achteraf gezien, het meest vormend in je geloofsopvoeding?
“Ik heb het geloof misschien nog wel meer meegekregen van de gemeenschap dan van mijn ouders. Die verbinding met anderen is zó belangrijk. Het individualisme van nu schiet veel te ver door. Daar gaan we het niet mee redden. Dat zie je het meest schrijnend terug bij de jeugd. Jongeren zoeken houvast en proberen de verbinding op andere manieren in te vullen. Maar social media of drugs vullen dat gat niet. Niet voor niets hebben we zo veel jongeren in de jeugdzorg.”
Bevoorrecht
En toch: Ayfer zou voor geen goud weer in Turkije willen wonen. “Nederland is een fantastisch land om te leven. Mijn ouders hebben de vlucht naar Nederland gewaagd om ons een betere toekomst te bieden. En ja: ik heb me kunnen ontwikkelen, ik heb gestudeerd, ik heb een leuke baan. Als ik bij mijn familie in Turkije langsga, zie ik hoe anders mijn leven had kunnen lopen. Al die vrouwen werken niet, want dat zien ze als een teken van armoede. De meesten hebben ontzettend veel geld en spenderen het overgrote deel van hun tijd en geld aan hun uiterlijk – botox, operaties – en vakanties. Dan denk ik: ik ben met totáál andere dingen bezig. Ik voel me bevoorrecht dat ik iets voor de samenleving kan betekenen.”
Beeld: Nathalie van der Straten