Auteurscoach Beppie de Rooy: 'Ik moest mijn ijzersterke prestatiedrang temmen'
Beppie herstelde tweemaal van een burn-out
Sommige mensen hebben aanmoediging nodig om in beweging te komen, maar bij auteurscoach en Gouwenaar Beppie de Rooy (55) moet je juist op de rem trappen. Door haar enorme drive raakte ze twee keer burn-out. Nu zoekt ze naar meer rust in haar leven en geloof. “Ik moest leren niet iedere gedachte die ik had serieus te nemen.”
Langs het vredige water van de Goudse grachten fietst De Rooy zeer regelmatig naar de bibliotheek. Die is gevestigd in een omgetoverde, oude chocoladefabriek. Hier wordt geen kruimel chocola meer verwerkt, wel is er veel leesvoer. De Rooy ontmoet hier regelmatig de auteurs die ze begeleidt bij het schrijven van romans als Papieren Paradijs, Niets ontgaat ons en recent Het Rupsenhuis – en nu ontmoet ze Visie. De Rooy is vrij uniek in haar soort: ze is sinds 2016 zelfstandig acquirerend redacteur en auteurscoach. Gedurfd, als zzp’er werken in de boekenbranche, notabene in een tijd dat er steeds minder gelezen wordt. Maar deze manier van werken geeft De Rooy de vrijheid die ze nodig heeft.
Haar auteurs voelen zich vaak verbonden met het christelijk geloof, maar dat maakt hun boeken nog niet ‘christelijk’. Terwijl De Rooy een eerste slok neemt van haar cappuccino, vertelt ze dat ze een beetje gruwelt van de term ‘christelijke literatuur’. Sterker: ze vindt dat het niet eens bestaat.
Wat bedoel je daarmee?
De Rooy wijst naar haar cappuccino: “Dit is ook geen christelijke koffie. Of een christelijk roodfruit-taartje. En de kleding die jij aan hebt, is die christelijk? Wat betekent dat voorzetsel ‘christelijk’ nu eigenlijk in combinatie met literatuur? We moeten de kunstvorm die literatuur is, niet zo willen categoriseren, beetpakken, in een mal gieten. Dat doet het boek en de auteur geen recht.”
Je bent auteurscoach, wat houdt dat in?
De groenblauwe ogen van De Rooy sprankelen als ze vertelt: “Het schrijven van een boek is geen simpel proces. De auteur gaat zelf door iets diepers heen; moet bijvoorbeeld loskomen van bepaalde verwachtingen, zichzelf verkennen of een writersblock overwinnen. Ik begeleid hen door die processen heen.”
Als ik zelfs dít niet meer kan, ben ik echt compleet mislukt
Je bent erg gepassioneerd over je werk. Toch kreeg je een burn-out.
“Ik had geen rem. Mijn leven bestond uit: kijken hoe alles in mijn agenda paste. Diep vanbinnen wilde ik anders leven, maar dat gevoel kreeg niet genoeg aandacht. Want mijn werk maakte me gelukkig. Ja, toen voelde dat écht zo. Maar misschien heb ik mezelf voor de gek gehouden. Ik heb een aantal glossy’s uitgegeven zoals Calvijn en Antoine – met Antoine Bodar. Dat waren grote projecten, maar ik voelde daar niet zoveel bij. Ik was alweer bezig met het volgende ‘grootse’.”
Wat gebeurde er toen?
“Het werd te veel en ik kwam thuis te zitten. Om rust te vinden, gingen mijn man Cor en ik vol goede moed op weg naar ons vaste vakantiehuisje in Limburg om lekker in de natuur te kunnen zijn. Maar ik raakte onderweg daarnaartoe zo in paniek, dat ik bij aankomst meteen terug naar huis wilde. Cor had net de keukenkastjes daar ingeruimd, maar haalde geduldig alles weer leeg en we gingen weer. Op de terugweg dacht ik: als ik zelfs dít niet meer kan, gewoon in de natuur zijn, dan ben ik echt compleet mislukt. Zo belandde ik in een permanente staat van paniek. Niets voelde meer veilig of vertrouwd. Zelfs mijn eigen bed niet. Dat was heel eng.”
Wat heeft je destijds geholpen?
“Dat hulpverleners bij mij thuis op bezoek kwamen en alleen maar lieve dingen zeiden, gaf me houvast. Zoals de huisarts, die zei: ‘Ik ga je helpen, het komt goed.’ Ze gaf me oxazepam en een doorverwijzing naar de ggz. Daar heb ik acceptatietherapie gekregen, dat hielp me om te stoppen met eindeloos analyseren van wie ik ben en waarom en hoe alles komt. Ik leerde te leven bij de dag en niet elke gedachte die ik heb serieus te nemen.” Beppie lacht: “Ik had vijftig therapiegesprekken nodig voor ik dat een beetje onder de knie had.”
Het is tijd voor een bezoekje aan de Sint-Jan, die maar een paar straten van de bibliotheek verwijderd is. We stappen op de fiets. Terwijl we langs de grachten fietsen die om de Sint-Jan kronkelen, wappert om het stuur van Beppies fiets een bloemenkrans vrolijk in de wind.
Ten strengste verboden
De Sint-Jan vindt ze het mooiste van Gouda, de gebrandschilderde glas-in-loodramen worden internationaal geroemd. “Ik vind de sfeer in de kerk zo heerlijk. Vooral toen er in coronatijd bijna niemand in de kerk mocht zijn. Dan kwam ik er ‘s avonds, als het donker was. Die beschermende muren om me heen. En die bijzondere binnenwereld zo helemaal gescheiden van het rumoerige leven buiten. Echt een plek die gemaakt is om God te ervaren. Dat idee alleen al vind ik om stil van te worden.”
Ik leef het liefst zonder te denken in hokjes
Je bent opgegroeid in een reformatorische omgeving. Hoe heb je dat ervaren?
“Reformatorisch wordt vaak geassocieerd met negatief, streng, zwart, donker. Kortom: een ongelukkige jeugd. Ik heb juist een heel gelukkige jeugd gehad. We gingen naar de Gereformeerde Gemeente in Nederland, maar mijn ouders namen dat wettische niet over. Ik zat als kind ook niet op een reformatorische school. Bij ons thuis was iedereen welkom. Het maakte niet uit hoe je eruitzag en of je gelovig was, je was altijd welkom.
Ik heb een heleboel zeer ernstige preken aangehoord. Ik hoorde ze wel, maar ik ben er niet echt bang of somber door geworden. Ik voelde me aangesproken als de predikant het had over Gods oneindige liefde, de grote barmhartigheid en – daar komt-ie – de rommelende ingewanden. Een heel oude uitdrukking voor Gods bewogenheid over de mensen. Dán werd ik wakker. Dát sprak me aan. Omdat ik zelf niet in een gezin opgroeide waarin geoordeeld en veroordeeld werd, bestond er geen haakje in mijn hoofd waarop die sombere boodschap bleef hangen.”
De Rooy verzucht dat ze weer zou willen geloven als een kind, zoals toen, zo ontvankelijk voor Gods liefde. Nu lukt het haar niet zo goed meer naar preken te luisteren. Al die woorden brengen haar vaak niet dichter bij God. Ze voelt zich daarom soms meer thuis in de katholieke traditie, met de vespers en de rituelen.
Schuurt dat niet met je geloofsopvoeding?
“Nee, mijn man Cor is katholiek opgevoed, dus voor mij komt het hier allemaal soms wel samen. Mijn moeder zei altijd, ondanks de verzuiling: ‘Katholieken kunnen natuurlijk ook in de hemel komen.’ Zo zonder oordeel leven, zonder bewijsdrang voor je eigen gelijk, betekent voor mij in de kern: durven de verbinding te leggen met iets wat anders is. Of met iemand die anders is. Dat hebben mijn ouders mij altijd als voorbeeld gegeven, daarom schuurt dit voor mij niet zo. Dit is ook hoe ik het liefste leef: zonder te denken in hokjes. In goed-fout. In categorieën. Ik heb ooit wel zo gedacht, in hokjes, op zoek naar ‘de waarheid’. Daar ben ik best wel ongelukkig van geworden. Omdat het voor mij juist de route was om God kwijt te raken.”
Rationaliseren aangeleerd
“Waar dat begonnen is? Heel raar om te zeggen: dat kwam toen ik voor het eerst echt in een reformatorisch circuit terechtkwam, namelijk de reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi in Utrecht. Daar kwam ik allemaal studenten tegen die precies wisten hoe de dogmatiek in elkaar stak. Brakel en Schortinghuis, de viervoudige staat. Specifieke namen en begrippen binnen de reformatorisch-bevindelijke cultuur. Toen dacht ik ineens: hier moet ik me in gaan verdiepen. Zo heb ik mezelf het rationaliseren aangeleerd.”
Nu ben je wars van hokjesdenken en rationaliseren. Hoe ben je daar los van gekomen?
“Het is nog elke dag een worsteling, hoor. Ik denk dat Herman Finkers een van de eersten was bij wie ik weer herkenning vond. Hij zei eens: ‘Als ik het zelf niet meer snap, dan is het God.’ God zien als oneindig veel groter, krachtiger, machtiger, barmhartiger dan ik ooit kan bedenken, daar word ik blij van. Ik hoef Hem niet te begrijpen, dat verlangen heb ik niet.
Mijn burn-out heeft me geleerd meer ontspannen te leven, vanuit het idee dat je geleid wordt door Iemand. Ik vind het nu heel fijn om te bedenken dat Iemand anders het voor mij verzint, dat ik zelf niet meer constant die regie hoef te hebben. Door mijn eigen gedrag raakte ik burn-out, dus ik geloof nu dat God vast beter zal weten wat ik nodig heb dan ikzelf. Dat is voor mij genade.”
Tekst: Heleen Bastiaanse
Geschreven door
Heleen Bastiaanse