Als je kind niet meer naar de kerk gaat
vandaag · 14:50
Update: vandaag · 15:10
Vraag in een willekeurige kerk wiens kind niet meer naar de kerk gaat, en de vingers zullen de lucht in schieten. De ontkerkelijking is groot en veel ouders zien het met lede ogen aan. Predikant Henk Fonteijn is de laatste die met de vinger wijst. “Ik probeer dat schuldgevoel bij iedereen uit z’n hoofd te praten.”
Dat het een gevoelig onderwerp is waar bijna niemand publiekelijk over wil praten, erkent Henk Fonteijn (1954), vader van vijf kinderen, meteen. “Maar dat zit ’m wat mij betreft vooral in het feit dat ik op geen enkele wijze iets kan zeggen over het geloof van iemand anders, ook niet van mijn kind. Ik kan constateren dat ze niet of weinig naar de kerk gaan. Maar dat is wat anders dan stellen dat ze niet meer geloven. Over hun binnenkant kan ik niet oordelen. Dat is ook de ervaring die ik heb als ik hier met andere ouders over spreek: als mensen vermoeden dat je iets veroordelends over hun kind zegt, schieten ze in de verdediging en zullen ze voor hun kind gaan staan. En terecht, wat mij betreft!”
Geen balletje trappen
Henk, auteur van het boek Als je kinderen niet meer gaan, groeide op in een buitenwijk van Rotterdam en ging elke zondag met zijn ouders naar de gereformeerde kerk. “Daar was geen discussie over, we gingen gewoon. Verzet heb ik niet gekend. Ik zal heus weleens geen zin hebben gehad, maar de kerkgang, bidden en Bijbellezen na het eten hoorden net zo bij het leven als naar school gaan. Mijn vader was amateurorganist en begeleidde af en toe de samenzang. Dan ging ik weleens twee keer per zondag en zat ik tijdens de dienst bij hem boven, bij het orgel. Het was een doorsnee gereformeerde kerk. Niet per se heel traditioneel, maar vanouds was voor ons de zondag duidelijk een andere dag dan de overige dagen van de week. We gingen dan bijvoorbeeld niet naar de dierentuin of naar een voetbalwedstrijd, en zelfs een balletje trappen deden we niet.
De zondag was bovendien een gezinsdag. We gingen de ene keer naar opa en oma van de ene kant, de andere keer naar oma van de andere kant. Ik heb daar goede herinneringen aan en ook de zondag als geheel voelde niet als een keurslijf. Ik ken veel mensen die jeugdtrauma’s hebben, juist door die zondagsbesteding, maar daar heb ik absoluut geen last van gehad.”
Stiekem naar het zwembad
Wat daarin meespeelde, beaamt Henk, was dat hij met veel anderen in dezelfde christelijke bubbel leefde. Al zijn vriendjes en neefjes en nichtjes hadden dezelfde levensstijl. “Ik hoefde me nooit ergens voor te verontschuldigen of dingen uit te leggen.”
Hij herinnert zich hoe hij op een zondag – hij was een jaar of 13 – met zijn neefje Paul stiekem naar het zwembad ging. “We kochten van ons zakgeld een toegangskaartje en gingen zwemmen. Maar eigenlijk heb ik daar helemaal niet van genoten, want mijn geweten speelde natuurlijk enorm op.”
Kort ziekbed
Henks geloof verdiepte zich rond zijn 18e, toen zijn vader na een kort ziekbed overleed. “Precies de leeftijd waarop kinderen vaak hun hakken in het zand zetten en hun eigen keuzes willen maken. Door de ziekte en het sterven van mijn vader was het meteen klaar met het puberale gedrag en vroeg ik mij juist af: wat betekent het geloof eigenlijk voor mij persoonlijk?”
Wat was voor jou doorslaggevend?
“Ik ontdekte de waarde van het geloof. Bij mijn ouders zag ik in die moeilijke tijd wat het voor hen betekende. Ze wisten dat mijn vader niet meer beter zou worden, maar ze wisten ook dat ze er niet alleen voor stonden. Ze durfden te vertrouwen op een geborgenheid bij God, zelfs door de dood heen. Hun vertrouwen heeft mij erg geholpen en ik denk dat dit een belangrijke bouwsteen is geweest voor mijn eigen geloof. Ik werd actief in een christelijke jeugdbeweging met een flinke dosis evangelische bevlogenheid. Daarmee bedoel ik: ik leerde heel persoonlijk met het geloof bezig te zijn en daar ook over te spreken. Dat gebeurde bij mij thuis voordien niet zo expliciet. Zoals je trouwens ook over andere intieme thema’s in die tijd niet veel sprak.”
Heb je het geloof in je eigen gezin anders vormgegeven, ondanks je goede herinneringen aan je eigen geloofsopvoeding?
“Ik denk dat mijn vrouw en ik meer geprobeerd hebben om het expliciet te maken. We probeerden het gesprek erover te voeren. Ik kan me niet zo goed herinneren of mijn ouders met ons uit de kinderbijbel lazen, maar dat hebben wij met onze vijf kinderen wel gedaan. De Kijkbijbel van Kees de Kort, de kinderbijbel van Karel Eykman; er zijn er diverse door onze handen gegaan. De liedjes van Elly en Rikkert draaiden bijna continu in de eetkeuken en ik heb alle vijf de kinderen minstens twee keer de boeken over Narnia voorgelezen. Dat leverde mooie gesprekken op.”
Geen dwang
Henk koos na zijn middelbareschooltijd aanvankelijk voor rechten, maar verruilde die studie na twee jaar voor theologie. Hij werd predikant in de toenmalige hervormde gemeente van het Betuwse Tricht. Dat was een andere kerk dan die uit zijn jeugd; er was veel meer aandacht en ruimte voor de kinderen. “Een hekel aan de kerk hebben onze kinderen in hun jonge jaren nooit gehad. Pas toen ze ouder werden, kwam de kerkgang ter discussie te staan. Maar al heel snel zeiden mijn vrouw en ik:
‘Als ze niet meer willen, gaan we ze niet dwingen. Het is hun keuze.’ Dwang is een begrip dat niet past bij geloven, hopen en liefhebben. Wij hadden hun meegegeven wat we konden en daar mochten zij zelf op hun wijze mee verder.”
Wringt die keuzevrijheid niet met je eigen overtuiging dat het leven mét God beter is dan zónder God?
“Mijn overtuiging is nou juist iets wat je niet door kunt geven. Je kunt vóórleven wat het geloof voor jou betekent – dat hebben we geprobeerd, zoals mijn ouders dat ook geprobeerd hebben. Je kunt de verhalen en rituelen meegeven. Maar geloof zelf is uiteindelijk niet overdraagbaar. Misschien leek dat vroeger anders, omdat kinderen veelal in het spoor van hun ouders gingen. ‘Natuurlijk’ werden kinderen gedoopt, ‘natuurlijk’ was je lid van de lokale kerk. Maar in onze tijd – met een veel groter accent op individuele vrijheid en individuele keuzes – gaan jongeren niet meer zo vanzelfsprekend in hetzelfde spoor verder. Ze groeien op in een totaal andere wereld, met open grenzen en een grote diversiteit aan mogelijkheden. Dat maakt het ingewikkelder, maar tegelijkertijd zullen keuzes bewuster gemaakt worden.”
Wanneer merkte je voor het eerst dat een van jullie kinderen afhaakte?
“Ik denk toen ik stopte met mijn gemeentewerk en legerpredikant werd. We verhuisden toen uit de pastorie naar een andere woonplaats en dat was voor onze middelste dochter, die toen een jaar of 14 was, een moeilijke stap. Zij was in onze oude gemeente heel betrokken, maar vond het lastig haar plek in onze nieuwe kerkelijke gemeente te vinden. Dat was voor haar een afhaakmoment. Bij de andere kinderen ging dat weer anders. Intussen zijn ze alle vijf allang volwassen. Antikerkelijk is er geen één, en zeker niet wars van het geloof, maar van actieve betrokkenheid bij een specifieke kerkgemeenschap is geen sprake.”
‘Zou ik zelf nog gaan?’
“Of ik dat moeilijk vind?” Henk aarzelt even. “Ja en nee. Ik vind het jammer omdat ik denk dat een geloofsgemeenschap veel kan betekenen. De kerk geeft je de kans om elke week weer bepaald te worden bij dingen waar je hoop aan kunt ontlenen. De kerk biedt je tal van mogelijkheden van mooie en verrijkende ontmoetingen en voor verdieping van je leven. Dat gun ik hun ook. Ik denk dat onze kinderen misschien meer moeite moeten doen om die ervaringen bij elkaar te sprokkelen. Tegelijkertijd heeft het niet zoveel zin om daarover te tobben. De tijd waarin we leven is gewoon totaal anders. Onze kinderen zeggen niet dat ze klaar zijn met geloven, maar die kerkgang op zondagmorgen past niet meer in hun leven. Ik zie met grote dankbaarheid dat ze wel alle waarden die wij als ouders vanuit ons christen-zijn hebben willen doorgeven, hooghouden in hun leven. Rechtvaardigheid, zorgzaamheid, omzien naar elkaar, trouw.
Ik vraag mezelf vaak af: zou ik zelf nog gaan, als ik nu die leeftijd had? Om eerlijk te zijn: ik denk het ook niet, en zeker niet standaard op zondagmorgen om tien uur!”
Wat maakt dan dat je nu nog in de kerk zit?
“Ik heb in mijn leven ontdekt hoe ongelooflijk waardevol de kerk is, op allerlei manieren. Je zit daar met een club krakkemikkigheid bij elkaar – want laten we eerlijk zijn: ook mijn geloof stelt niet altijd evenveel voor. Maar je wordt wel elke keer bepaald bij de meest fundamentele waarden van het leven. En die waarden probeer je met elkaar handen en voeten te geven. In alle onbeholpenheid, maar toch ook in oprechte zorg en aandacht voor elkaar. Daarbij zet je je met elkaar in voor een beter leefmilieu, sociale rechtvaardigheid, vrede, noem het maar op. Dat is weliswaar niet exclusief voorbehouden aan de kerk – een voetbalclub kan je ook veel bieden – maar ik zie in ieder geval dat het daar hooggehouden wordt. En om hoop te vinden in een wereld waarin mensen als Trump en Poetin aan de macht zijn, ga ik niet naar de voetbalclub.
Bovendien zie ik dat rituelen en symbolen nog altijd ongelooflijk veel betekenis hebben en óók mensen aanspreken die niet in de kerk thuis zijn. Dat merk ik bijvoorbeeld tijdens uitvaarten. Daar weet soms tachtig procent van de aanwezigen kerkelijk gezien van toeten noch blazen, maar mensen geven vaak blijk van ontroering en geraaktheid door wat er gezegd en gedaan wordt.”
Het grote verhaal gaat heus wel door
Heb je hoop voor de kerk van nu?
“Soms denk ik: misschien moet het maar gewoon gebeuren, die leegloop van de kerken. Helemaal naar het nulpunt. En dan zien wat voor nieuws er gaat ontstaan. Want weet je, het grote verhaal gaat heus wel door. Met en door ons, en als het moet ook ondanks ons.
Ik geloof dat het evangelie begonnen is bij de Opgestane, die gezegd heeft: Draag het uit in de hele wereld en Ik ben met jullie tot de voleinding daarvan. Dan komen er heus wel weer nieuwe wegen. Vuur kan een tijdje smeulen, maar het gaat ook wel weer oplaaien. Je leest nu bijvoorbeeld dat veel jongeren toetreden tot de Oosters-Orthodoxe Kerk. Dat zou ik nooit verzonnen hebben.”
Hoe kan het dat jij vrij ontspannen over dit thema praat, terwijl andere ouders hun knieën kapot bidden dat hun kinderen weer naar de kerk gaan en gaan geloven?
“Dat heeft voor een deel te maken met je eigen godsbeelden en geloofsopvattingen. Ik kan me voorstellen dat er ouders zijn die zich schuldig voelen. Dat heb ik absoluut niet en ik probeer dat schuldgevoel bij iedereen uit z’n hoofd te praten. Want ik denk dat we als ouders en als kerk echt ontzettend ons best hebben gedaan. Misschien wel meer dan vroeger, toen kerkgang voor velen nog zo vanzelfsprekend was. Dus nee, het is geen kwestie van schuld of onschuld. Áls er al sprake is van ‘schuld’, dan is het de verandering in de cultuur en de samenleving. En vergeet de invloed van de moderne media niet.”
Je zou kunnen denken: als een predikánt het al niet voor elkaar krijgt om zijn vijf kinderen bij de kerk te houden…
“Niets menselijks is mij vreemd. Ik denk natuurlijk ook weleens: wat hebben wij fout gedaan? Maar nee, het brengt mij eerder dichter bij al die anderen die dit ook meemaken. Waarbij ik dus op geen enkele manier met een beschuldigende of verwijtende vinger wil wijzen naar al die ouders – en ook niet naar de afgehaakte kinderen.”
Is het geloof of de kerkgang nog onderwerp van gesprek in je gezin?
“Niet per se heel expliciet, maar soms komt het wel aan de orde. En bij bepaalde gelegenheden zitten we weer met z’n allen in de kerk. Met Kerst of bij een uitvaart. Dan merk ik ook dat er echt geen afkeer of weerstand zit.”
Denk niet dat je een zendeling of evangelist moet zijn voor je kind
Zonder verborgen agenda
“Ga op z’n minst het gesprek aan”, antwoordt Henk op de vraag wat hij ouders aanraadt die bij hun kinderen weerstand tegen de kerkgang bemerken. “Waaróm willen ze niet? Wat staat hun tegen, waar lopen ze tegenaan? En denk vooral niet dat jij als ouder een zendeling of evangelist moet zijn voor je kind. Het enige antwoord dat je als ouders kunt geven, is liefhebben. Onvoorwaardelijk, zonder verborgen agenda. Ik moet denken aan de gelijkenis van de verloren zoon. Die vader staat elke dag met open armen te wachten, of zijn zoon nou thuiskomt of niet.
Daarbij is het cruciaal voor ouders om op een gegeven moment te accepteren dat kinderen hun eigen leven leiden en hun eigen keuzes maken. Dat doe je ook op andere vlakken. En zo wil je hen toch ook opvoeden: tot mensen met voldoende vertrouwen om op eigen benen te durven staan.
Bidden dat God hen weer terugbrengt bij het geloof, vind ik persoonlijk wat moeilijk. Want als het dan niet gebeurt, heb ik dan niet hard genoeg gebeden? Hier speelt natuurlijk ook mijn godsbeeld en Bijbelopvatting een rol. Daarin is geen plaats voor angst. Ik dank God liever voor hun bestaan en leg hun weg bij Hem neer: ‘Dit zijn mijn kinderen. Meer nog, het zijn uw kinderen! Ik hou van ze, hoeveel te meer zult U dat doen!’”
Wie is Henk Fonteijn?
Henk is getrouwd met Mirjam en vader van vijf kinderen.
Meest gelezen
- Valentijnsdag: 45 Bijbelteksten over liefde
'Wij hebben lief, omdat God ons eerst heeft liefgehad'
Valentijnsdag: 45 Bijbelteksten over liefde
- 'Jaren later stond ik oog in oog met de man die me misbruikte'
Het verhaal van Ina Groot in 'De Verandering'
'Jaren later stond ik oog in oog met de man die me misbruikte'
- Charlotte (32) kreeg een tweede kans door een stamceldonor: ‘Het kan ook jou overkomen’
Steeds meer stamceldonaties
Charlotte (32) kreeg een tweede kans door een stamceldonor: ‘Het kan ook jou overkomen’
Lees ook
- Petra gaf de zorg van haar verstandelijk beperkte zoon uit handen: ‘Ik heb verschrikkelijk gehuild’
Ze beseft nu pas hoe intensief het is geweest
Petra gaf de zorg van haar verstandelijk beperkte zoon uit handen: ‘Ik heb verschrikkelijk gehuild’
- 'De maakbare mens is dichterbij dan je denkt'
Tijs over 'geslachtsteleurstelling'
'De maakbare mens is dichterbij dan je denkt'
- Als je kind niet meer naar de kerk gaat
'Het enige antwoord is liefhebben’
Als je kind niet meer naar de kerk gaat